34 Het spiritisme

Het werk van de heilige engelen dat in de Bijbel wordt beschreven, is een voortreffelijke waarheid die elke volgeling van Christus hoop geeft. Maar de bijbelse leer over dit onderwerp is verduisterd en vervormd door de dwalingen van de populaire theologie. De leer van de natuurlijke onsterfelijkheid der ziel, die in feite aan de heidense wijsbegeerte is ontleend en tijdens de duisternis van de grote afval in de christelijke geloofsleer is opgenomen, heeft de duidelijke waarheid van de Bijbel dat de doden niets weten gewoon verdrongen. Zeer velen geloven nu dat de geesten van de doden „de dienende geesten" zijn „die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven."

Ze geloven dit ondanks de verklaringen van de Bijbel, die zegt dat de engelen al bestonden en betrokken waren bij de geschiedenis der mensheid voordat er zelfs maar één mens gestorven was.

De leer dat de mens na de dood een bewust leven leidt en vooral het geloof dat de geesten van de doden terugkeren om de levenden te dienen, heeft de weg bereid voor het moderne spiritisme. Als de doden in de tegenwoordigheid van God en van de heilige engelen worden toegelaten en oneindig meer weten dan vroeger toen ze nog op aarde waren, waarom zouden ze dan niet naar de aarde kunnen terugkeren om de levenden te onderrichten? Als de geesten van de doden rondom hun vrienden op aarde zweven, zoals de populaire theologen beweren, waarom zouden ze dan niet met hen in contact mogen treden om hen te waarschuwen voor het kwaad of om hen te troosten in hun verdriet? Hoe kunnen zij die geloven in een bewustzijn na de dood iets verwerpen dat ze beschouwen als goddelijk licht dat wordt meegedeeld door verheerlijkte geesten? Satan kan dit communicatiemiddel, dat als heilig wordt beschouwd, gebruiken om zijn doelstellingen te verwezenlijken. De gevallen engelen die hem op zijn wenken bedienen, verschijnen als boodschappers uit de geestenwereld. Terwijl hij zogenaamd de levenden in contact brengt met de doden, oefent de vorst van het kwaad een betoverende invloed uit op hun geest.
Satan kan de gedaante van hun gestorven vrienden voor de mensen doen verschijnen. De vervalsing is volmaakt: de bekende trekken, de woorden en de stem worden buitengewoon nauwkeurig nagebootst. Velen vinden troost in de verzekering dat hun geliefden de hemelse gelukzaligheid smaken en volgen „dwaalgeesten en leringen van boze geesten," zonder dat zij zich van enig gevaar bewust zijn.

Wanneer Satan hen heeft overtuigd dat de doden inderdaad terugkeren om met hen te spreken, laat hij ook andere mensen verschijnen die onvoorbereid in het graf zijn gedaald. Die beweren dan dat ze gelukkig zijn in de hemel en dat ze er zelfs hoge functies bekleden. Zo wordt de dwaling dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen rechtvaardigen en goddelozen op grote schaal verspreid. De zogenaamde bezoekers uit de geestenwereld geven soms raad en waarschuwingen die juist blijken te zijn.
Wanneer de mensen hen beginnen te vertrouwen, gaan ze over tot het verkondigen van leerstellingen die het geloof in de Bijbel helemaal ondermijnen. Terwijl ze de indruk wekken dat ze echt belangstelling hebben voor het welzijn van hun vrienden op aarde, suggereren ze de gevaarlijkste dwalingen. Het feit dat ze enkele dingen zeggen die waar zijn, en soms ook de toekomst kunnen voorspellen, geeft aan hun woorden een schijn van betrouwbaarheid. Zo nemen talloze mensen hun dwalingen zeer gemakkelijk aan en beschouwen die als vanzelfsprekend, alsof het hier ging om de heiligste waarheden van de Bijbel. Gods wet wordt aan de kant gezet, de Geest der genade wordt versmaad en het bloed van het verbond wordt als iets onheiligs beschouwd. De geesten loochenen de godheid van Christus en plaatsen zichzelf op dezelfde hoogte als de Schepper. Zo zet de grote opstandeling zijn strijd tegen God, die in de hemel begon en al bijna zesduizend jaar op aarde wordt gevoerd, voort in een andere vorm.

Velen beschouwen spiritistische verschijnselen als bedrog of als een handigheid van het medium Het is inderdaad waar dat bedrog vaak doorgaat voor een echte verschijning. Toch zijn er ook onmiskenbare uitingen van bovennatuurlijke kracht geweest.
Het geheimzinnig geklop uit de begintijd van het moderne spiritisme was niet het resultaat van menselijke handigheid of sluwheid, maar was wel degelijk het werk van boze geesten die daardoor één van de meest rampzalige misleidingen hebben ingevoerd. Velen zullen in de valstrik lopen omdat ze denken dat het spiritisme slechts menselijk bedrog is. Wanneer ze verschijnselen zullen zien die ze wél als bovennatuurlijk moeten beschouwen, zullen ze zich laten misleiden en die aanvaarden als de grote kracht Gods.

Deze mensen houden geen rekening met de uitspraken van de Schrift over de wonderen die Satan en zijn medewerkers hebben gedaan. Door satanische kracht konden de tovenaars van Farao het werk van God nabootsen. Paulus zegt dat vóór de wederkomst van Christus er weer zulke uitingen van satanische kracht zullen zijn. De wederkomst van Christus zal worden voorafgegaan door „de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid." (2 Tessalonicenzen 2:9,10). De apostel Johannes zegt in zijn beschrijving van de duivelse kracht die zich in de eindtijd zal openbaren: „En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel doet nederdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. En het verleidt hen, die op de aarde wonen, wegens de tekenen, die hem gegeven zijn te doen." (Openbaring 13:13,14). In deze tekst wordt niet alleen bedrog voorzegd. De mensen worden misleid door de wonderen waartoe de medewerkers van Satan inderdaad in staat zijn en niet door de dingen waartoe ze in staat beweren te zijn.

De vorst van de duisternis, die zijn intelligentie al zó lang gebruikt om te misleiden, past zijn verleidingen met grote handigheid aan voor mensen uit alle klassen en in alle omstandigheden. Aan ontwikkelde en beschaafde mensen biedt hij het spiritisme aan in zijn verfijnde, intellectuele vorm en slaagt er op die manier in velen in zijn val te lokken. De apostel Jacobus zegt over de wijsheid van het spiritisme: zij is „niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels." (Jacobus 3:15).

De aartsbedrieger houdt dit echter verborgen wanneer het hem past. Hij die in de woestijn der verzoeking aan Christus kon verschijnen, bekleed met de glans van de hemelse serafs, komt tot de mensen in de meest aantrekkelijke gedaante: als een engel des lichts. Hij maakt zich aantrekkelijk voor het verstand door zijn verheven onderwerpen; hij werkt op de verbeelding door de zinnen in verrukking te brengen; hij doet een beroep op de gevoelens door zijn welsprekende uiteenzettingen over de liefde. Hij prikkelt de verbeelding tot een hoge vlucht en brengt de mensen ertoe zich zó op hun eigen wijsheid te beroemen dat ze God in hun hart verachten. Dit machtige wezen, dat de Verlosser der wereld naar een zeer hoge berg kon brengen en al de koninkrijken van de aarde en hun heerlijkheid aan Christus' ogen kon laten voorbijgaan, zal de mensen zijn verleidingen voorspiegelen op een wijze die de zinnen van allen die niet door Gods kracht worden beschermd in verwarring zal brengen.

Satan misleidt de mensen in onze tijd precies zoals hij Eva in de hof van Eden heeft verleid: door vleierij, door hun verlangen naar verboden kennis te prikkelen, door hen aan te zetten tot zelfverheerlijking. Door deze zonden is hij zelf gevallen en hij wil de ondergang van de mens op dezelfde manier bereiken: „Gij zult als God zijn, kennende goed en kwaad," had hij gezegd. (Genesis 3:5). Het spiritisme leert dat „de mens het schepsel van de vooruitgang is; de mens moet vanaf zijn geboorte tot in alle eeuwigheid opgroeien tot de Godheid." „Iedere geest moet zichzelf oordelen, en geen ander."

„Het oordeel zal rechtvaardig zijn omdat men over zichzelf oordeelt... De troon is binnen in u." Een spiritistisch leider zei eens toen zijn geestelijk bewustzijn" begon te ontwaken: „Mijn medemensen waren allen niet-gevallen halfgoden." Een andere beweert: „Elk goed en volmaakt wezen is Christus."

Zo heeft Satan in plaats van de gerechtigheid en volmaaktheid van de oneindige God - het ware voorwerp van aanbidding - en in plaats van de volmaakte rechtvaardigheid van zijn wet - de ware maatstaf voor hetgeen de mens kan bereiken - de zondige, dwalende natuur van de mens gesteld als het enige voorwerp van aanbidding, de enige grond voor het oordeel en de enige maatstaf voor het karakter. Dit is vooruitgang, maar niet naar boven, wèl naar beneden.

Het is een wet van het geestelijk en intellectueel leven dat wij door aanschouwen worden veranderd. De geest past zich geleidelijk aan aan de voorwerpen waarop hij zich concentreert. De geest wordt zoals datgene wat hij liefheeft en waarvoor hij eerbied heeft. De mens zal nooit uitstijgen boven zijn eigen maatstaf van reinheid, goedheid of waarheid. Wanneer het eigen-ik het hoogste ideaal is, zal hij nooit iets hogers bereiken, maar steeds dieper wegzinken. Alleen Gods genade kan de mens verheffen. Als de mens aan zichzelf wordt overgelaten, zal hij onvermijdelijk bergafwaarts gaan.

De losbandigen, de genotzoekers en de zinnelijke naturen leren het spiritisme in een minder subtiele gedaante kennen dan de mensen die beschaafder zijn en op een hoger intellectueel peil staan. In zijn grovere vormen vinden ze datgene wat meer in overeenstemming is met hun neigingen. Satan bestudeert alles wat wijst op de zwakheid van de menselijke natuur, hij let op de zonden waartoe elk mens afzonderlijk geneigd is en zorgt er dan voor dat er meer dan genoeg kansen zijn om deze neiging tot het kwaad te bevredigen. Hij verleidt de mensen tot onmatigheid in dingen die op zichzelf wel geoorloofd zijn.

Door hun gebrek aan zelfbeheersing verzwakken ze echter hun lichamelijke, verstandelijke en zedelijke krachten. Duizenden heeft hij al in het verderf gestort en doet dat nog altijd omdat ze zelf toegeven aan hun hartstochten en op die manier hun eigen wezen verdierlijken. Om de kroon op zijn werk te zetten, verkondigt hij door bemiddeling van de geesten „dat ware kennis de mens boven elke wet stelt," „dat wat er is, goed is;" „dat God niet veroordeelt" en „dat alle zonden die zijn bedreven, onschuldig zijn." Wanneer de mensen er op deze manier toe gebracht worden te geloven dat hun begeerte de hoogste wet is, dat vrijheid gelijk staat met losbandigheid en dat de mens alleen aan zichzelf rekenschap moet afleggen, hoeven we ons er niet over te verwonderen dat verdorvenheid en zedenbederf overal welig tieren.

Ontelbare mensen nemen gretig de leer aan die hun toestaat de ingevingen van hun zinnelijk hart te volgen. De begeerten krijgen vrij spel omdat de teugels van de zelfbeheersing worden losgelaten. De verstandelijke en geestelijke vermogens worden onderworpen aan hun dierlijke neigingen en Satan sleept triomfantelijk duizenden mensen die zich volgelingen van Christus noemen in zijn net.

Maar niemand hoeft zich te laten misleiden door de bedrieglijke beweringen van het spiritisme. God heeft de wereld genoeg licht geschonken om de valstrik te kunnen ontdekken. Zoals reeds is aangetoond, is de theorie die ten
grondslag ligt aan het spiritisme in strijd met de duidelijke uitspraken van de Bijbel. De Bijbel zegt dat de doden niets weten, dat hun nagedachtenis is vergeten. Ze hebben geen deel aan iets dat onder de zon geschiedt en ze weten niets van de vreugde of het verdriet van hen die ze op aarde zo lief hadden.

Bovendien heeft God elk zogenaamd contact met de geesten van overledenen uitdrukkelijk verboden. In de dagen van de Hebreeën was er een groep mensen die net zoals de spiritisten van vandaag beweerden dat ze in contact konden treden met de doden. Maar de Bijbel zegt dat „de waarzeggende geesten," zoals deze bezoekers uit andere werelden worden genoemd, „geesten van duivelen" zijn. (Zie Numeri 25:1-3; Psalm 106:28; 1 Korintiërs 10:20; Openbaring 16:14).

God had de omgang met waarzeggende geesten een gruwel genoemd. Wie zich eraan schuldig maakte werd met de dood gestraft. (Leviticus 19:31; 20:27). In onze tijd wordt zelfs het woord „hekserij" met minachting uitgesproken. De bewering dat mensen contact kunnen hebben met boze geesten wordt als een fabel uit de donkere Middeleeuwen beschouwd. Maar het spiritisme dat honderdduizenden, ja zelfs miljoenen bekeerlingen maakt, dat doorgedrongen is in wetenschappelijke kringen, dat de kerken is binnengeslopen, dat aanvaard is in regeringskringen en zelfs in de paleizen van koningen - dit reusachtige bedrog is slechts een herleving in een nieuwe gedaante, van de vroeger veroordeelde en verboden zwarte kunst.

Als er geen ander bewijs was voor de ware aard van het spiritisme, zou het voor de christen al voldoende moeten zijn als hij wist dat de geesten geen onderscheid maken tussen rechtvaardigheid en zonde, tussen de edelste en zuiverste apostelen van Christus en de meest verdorven dienaren van Satan. Door zijn bewering dat de diepst gezonken mensen in de hemel zijn en daar hoge posities bekleden, verkondigt Satan aan de wereld: „Het doet er niet toe hoe verdorven je bent; het maakt niets uit of je gelooft of niet gelooft in God en de Bijbel. Leef er maar op los, zoals je zelf wil, je komt toch in de hemel." In feite verkondigen de spiritisten: „Ieder die kwaad doet, is goed in de ogen des HEREN en aan hen heeft Hij een welgevallen; waar is anders de God van het recht?" (Maleachi 2:17). Gods Woord zegt: „Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis." (Jesaja 5:20).

Deze misleidende geesten doen zich voor als apostelen, maar ze laten hen alles wat ze hier op aarde onder inspiratie van de Heilige Geest hebben geschreven, gewoon tegenspreken. Ze loochenen de goddelijke oorsprong van de Bijbel en ondermijnen op die manier het fundament van de hoop van de christen en doven het licht dat de weg naar de hemel aanwijst. Satan leert de wereld dat de Bijbel het resultaat is van menselijke verbeelding, een boek dat alleen goed genoeg is voor de mensheid in een lager ontwikkelingsstadium, dat nu niet ernstig moet worden genomen en gerust opzij kan worden gezet omdat het verouderd is. Hij zorgt dan wel voor spiritistische verschijnselen ter vervanging van Gods Woord. Dit is een techniek die hij volledig beheerst. Door dit middel kan hij de wereld laten geloven wat hij wil. Het Boek dat hem en zijn volgelingen zal veroordelen, plaatst hij op de achtergrond, precies waar hij het hebben wil. De Verlosser der wereld verlaagt hij tot een gewoon mens. Zoals de Romeinse soldaten, die de wacht hielden bij het graf van Jezus de leugen verspreidden die de priesters en oudsten hun in de mond hadden gelegd om de opstanding van Christus te loochenen, doen ook zij die in spiritistische verschijnselen geloven alsof er niets wonderbaarlijks is geweest in het leven van Jezus. Nadat zij op die manier geprobeerd hebben om Christus naar de achtergrond te verschuiven, vestigen ze de aandacht op hun eigen wonderen en beweren ze dat hun wonderen die van Christus verre overtreffen.

Het is een feit dat het spiritisme op dit ogenblik een gedaanteverwisseling ondergaat: het heeft een christelijk kleedje aangedaan en verbergt tegelijkertijd enkele van zijn meest verwerpelijke kenmerken. De mensen hebben echter al jaren zijn uitspraken en uitingen in gehoorzalen en in de pers kunnen horen en zien waardoor zij zijn ware aard goed kennen. Men kan zijn leer niet ontkennen of verbergen.
In zijn huidige vorm kan het spiritisme niet méér aanspraak op verdraagzaamheid maken dan vroeger en het is in feite gevaarlijker omdat de misleiding geraffineerder is. Terwijl het vroeger Christus en de Bijbel verwierp, beweert het nu allebei te aanvaarden. Maar de Bijbel wordt uitgelegd op een manier die in de smaak valt bij de niet-wedergeboren mens, terwijl zijn ernstige en belangrijke waarheden inhoudsloos gemaakt worden. Men noemt de liefde belangrijkste eigenschap van God, maar ze wordt gedegradeerd tot sentimentalisme, dat weinig onderscheid maakt tussen goed en kwaad. Gods rechtvaardigheid, zijn afkeer van de zonde en de eisen van zijn heilige wet worden gewoon niet genoemd. Men leert de mensen de Tien Geboden als een dode letter beschouwen. Aantrekkelijke, betoverende fabeltjes leggen beslag op de zinnen en zetten de mensen ertoe aan de Bijbel te verwerpen als de bron van hun geloof. Christus wordt net als vroeger niet aanvaard, maar Satan heeft de mensen zó verblind dat ze het bedrog niet eens meer merken.

Er zijn maar weinig mensen die zich rekenschap geven van de misleidende kracht van het spiritisme en van het gevaar dat men loopt wanneer men onder zijn invloed komt. Velen houden zich ermee bezig om hun nieuwsgierigheid te bevredigen. Ze geloven er niet echt in en ze zouden huiveren als het tot hen doordrong dat ze zich eigenlijk aan de macht van de geesten overgeven. Maar ze wagen zich op verboden terrein en de machtige verdelger oefent zonder dat zij het willen zijn macht over hen uit. Als ze er eenmaal toe gebracht zijn hun geest aan zijn leiding te onderwerpen, houdt hij hen gevangen. Zij kunnen zich onmogelijk uit eigen kracht losmaken uit de betovering. Alleen de kracht van God, die wordt geschonken in antwoord op een oprecht gebed, kan deze verstrikte zielen bevrijden.
Allen die toegeven aan zondige karaktertrekken of opzettelijk een bepaalde zonde koesteren, lokken de verleiding van Satan uit. Zij maken zich los van God en van de beschermende zorg van zijn engelen. Wanneer de boze met zijn verleidingen komt, zijn ze weerloos en worden ze een gemakkelijke prooi. Zij die zich op deze manier onder zijn heerschappij stellen, beseffen niet wat er met hen zal gebeuren. Wanneer de verleider hun nederlaag heeft bewerkt, zal hij ze gebruiken om op hun beurt anderen in het verderf te storten.

De profeet Jesaja zegt: „En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen - zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden (vragen)? Tot de wet en tot de getuigenis? Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad" (Jesaja 8:19,20). Als de mensen de waarheid over de natuur van de mens en de toestand van de doden, die zo duidelijk in de Bijbel worden uiteengezet, hadden aanvaard, zouden zij in de uitspraken en verschijningen van het spiritisme het werk van Satan, met al zijn krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen hebben gezien. Maar de mensen willen de vrijheid die het vleselijke hart zo dierbaar is niet prijsgeven en ze willen geen eind maken aan de zonde die zij zo graag koesteren en daarom sluiten ze hun ogen voor het licht, en leven verder zonder acht te slaan op de waarschuwingen, terwijl Satan hen in zijn netten verstrikt en zij zijn prooi worden. „Omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden (...) daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven." (2 Tessalonicenzen 2:10,11).

Wie zich tegen het spiritisme verzet, bestrijdt niet alleen de mensen, maar ook Satan en zijn engelen. Hij strijdt „tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in hemelse gewesten." Satan zal geen duimbreed wijken, tenzij hij wordt teruggedreven door de kracht van hemelse boodschappers. Gods volk moet hem net zoals Jezus tegemoet kunnen treden met de woorden: „Er staat geschreven." Satan kan nu net zoals in de dagen van Christus de Bijbel aanhalen en hij zal de Schrift verdraaien om zijn misleidingen kracht bij te zetten. Wie in deze gevaarlijke tijd stand wil houden, moet zelf begrijpen wat de Bijbel zegt.

Velen zullen worden geconfronteerd met geesten van duivelen die in de gedaante van overleden familieleden of vrienden verschijnen en de gevaarlijkste ketterijen verkondigen. Deze geesten zullen onze gevoelens van medeleven aanspreken en wonderen verrichten om hun beweringen geloofwaardiger te maken. Wij moeten klaar staan om ze te bestrijden met de bijbelse waarheid dat de doden niets weten en dat de verschijningen dus geesten van duivelen zijn.

Wij staan vlak voor „de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen." (Openbaring 3:10). Wie niet stevig staat in het geloof en daarvoor niet steunt op het Woord van God zal worden misleid en overwonnen.

Satan werkt met „allerlei verlokkende ongerechtigheid" om de mensen in zijn macht te krijgen en zijn misleidingen zullen hoe langer hoe meer toenemen. Hij kan zijn doel echter alleen bereiken als de mensen ingaan op zijn verzoekingen. Zij die oprecht zoeken naar de waarheid en ernaar streven hun leven door gehoorzaamheid te reinigen en hun uiterste best doen om zich voor te bereiden op de strijd, zullen in de God der waarheid een sterke verdediging vinden. „Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren," (vers 10), luidt de belofte van Christus. God zou eerder iedere engel uit de hemel zenden om zijn volk te beschermen dan dat Hij zou toelaten dat één mens die op Hem vertrouwt door Satan wordt overwonnen.

De profeet Jesaja beschrijft de vreselijke misleiding waarvan de goddelozen het slachtoffer zullen worden. Ze zullen zich veilig wanen voor de oordelen Gods en zeggen: „Wij hebben een verbond met de dood gesloten en met het dodenrijk een verdrag gemaakt; wanneer de voortstormende gesel doortrekt, zal hij ons niet bereiken, want wij hebben leugen tot onze schuilplaats gesteld en in bedrog ons verborgen." (Jesaja 28:15). Tot deze groep behoren zij die zich in hun hardnekkige onboetvaardigheid troosten met de verzekering dat de zondaren niet zullen worden gestraft, dat alle mensen, hoe verdorven ze ook zijn, in de hemel zullen komen om zoals Gods engelen te worden. Zij die de waarheid verwerpen die God heeft geschonken om de rechtvaardigen in de tijd der benauwdheid te beschermen en in plaats daarvan de leugens van Satan, dat wil zeggen de misleidende beloften van het spiritisme, aannemen, zijn volop bezig een verbond met de dood te sluiten en een verdrag met het dodenrijk te maken.

De blindheid van onze medemensen is gewoon onvoorstelbaar. Duizenden verwerpen het Woord van God omdat ze er zogenaamd niet in kunnen geloven, maar ze nemen de misleidingen van Satan wel vol vertrouwen aan. Twijfelaars en spotters hekelen de mensen die ijveren voor het geloof van de profeten en apostelen, en drijven de spot met de plechtige verklaringen van de Bijbel over Christus, het verlossingsplan en de vergelding die zal komen over hen die de waarheid verwerpen. Ze doen alsof ze erg veel medelijden hebben met de mensen die z6 bekrompen, simplistisch en bijgelovig zijn dat ze de eisen van God erkennen en de geboden van zijn wet gehoorzamen. Ze leggen zoveel zelfverzekerdheid aan de dag en doen alsof ze inderdaad een verbond met de dood hebben gesloten en met het dodenrijk een verdrag hebben gemaakt - alsof ze een onneembare en ondoordringbare verschansing tussen zichzelf en de wraak van God hadden opgeworpen. Niets kan ze vrees inboezemen. Ze hebben zich z6 volkomen aan de verleider overgegeven, ze zijn zó nauw met hem verbonden en ze zijn zó sterk doordrongen van zijn geest, dat ze niet in staat zijn en ook niet geneigd zijn zich uit zijn strikken los te maken.

Satan heeft zich lang voorbereid op zijn laatste poging om de wereld te misleiden. Het fundament van zijn werk werd gelegd toen hij Eva in de hof van Eden verzekerde: „Gij zult geenszins sterven." „Ten dage, dat gij daarvan eet, zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God zijn, kennende goed en kwaad." (Genesis 3:4,5). Geleidelijk heeft hij de weg gebaand voor zijn meesterstuk der verleiding: het spiritisme. Hij heeft zijn plannen nog niet helemaal uitgevoerd, maar dat zal wel gebeuren wanneer zijn tijd bijna helemaal voorbij is. De profeet heeft gezegd:„En ik zag (...) drie onreine geesten komen, als kikvorsen... het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God." (Openbaring 16:13,14). De gehele wereld zal meegesleept worden in de gelederen van deze misleiding, maar zij die bewaard worden door de kracht van God en door het geloof in zijn Woord zullen ontkomen. De mensen laten zich snel in slaap sussen door een gevoel van zekerheid. Dit zal hun noodlottig worden en ze zullen pas uit hun slaap wakker schrikken wanneer Gods gramschap wordt uitgestort.

God heeft gezegd: „En Ik zal het recht tot meetsnoer maken en de gerechtigheid tot paslood; en de hagel zal de leugenschuilplaats wegvagen en het water zal de toevlucht wegspoelen. Dan zal uw verbond met de dood uitgewist worden en uw verdrag met het dodenrijk zal geen stand houden; wanneer de voortstormende gesel doortrekken zal, dan zult gij daardoor vertrapt worden." (Jesaja 28:17,18).