6. Alles voor ons

Jezus gaf Zijn leven niet op vóór Hij voltooid had het werk waartoe Hij gekomen was. En Hij riep, terwijl Hij de laatste adem uitblies: “Het is volbracht.” Hiermee was Satan verslagen. Nu wist hij, dat zijn koninkrijk verloren was. Engelen verblijdden zich toen zij de woorden hoorden ‘Het is volbracht’. Het grote verlossingsplan, dat afhing van de dood van Jezus, was nu tot zover uitgevoerd. Er was vreugde in de hemelen, dat het nageslacht van Adam door een leven van gehoorzaamheid aan God, uiteindelijk zou kunnen worden verhoogd voor Gods troon. O, welk een liefde, welk een wonderbare liefde, die Gods Zoon tot de aarde bracht om Hem zonde te maken in plaats van ons, opdat wij met God verzoend zouden worden en verheven zouden worden tot een leven met Hem, in Zijn woningen, in heerlijkheid. En oh! Wat is de mens, dat zulk een prijs voor zijn verlossing moest worden betaald?

Wanneer mannen en vrouwen vollediger de groots­heid zullen verstaan van dit grote offer, dat de Majesteit des hemels bracht door in de plaats van de mens te sterven, dan zal door hen het verlossingsplan groot en heerlijk worden gemaakt. Dan zal de mens indachtig worden, wat er geschied is op Golgotha en er zullen heilige ontroeringen worden gewekt in het hart van de christen. Er zal dan een loflied uit de harten tot God en het Lam opstij­gen en dit zal als getuigenis van hun lippen komen. In harten, waar de gebeur­tenis­sen van Golgotha in verse herin­ne­ring bewaard blijven, kan hoog­moed noch zelfheerlij­king een plaats vinden. Deze wereld zal dan van geringe waarde worden geacht door hen, die in gedachten houden, welk een enorme prijs betaald is voor de ver­lossing van de mens.

Alle rijkdommen van de wereld zouden niet in staat zijn een verloren ziel te redden. Hoe zou men dan de liefde kunnen peilen, die Jezus voelde voor een verloren wereld, terwijl Hij aan het kruis hing, en leed voor de zonden van schuldige mensen? Deze liefde is onmetelijk en oneindig!

Christus openbaarde, dat Zijn liefde sterker was dan de dood. Zelfs toen Hij de moeilijkste strijd met de mach­ten der duisternis doorstond, werd Zijn liefde voor de zondaren, die zonder Hem verloren zouden gaan, nog groter. Hij leed omdat de Vader Zijn aangezicht verborg, zodat Hij uiteindelijk in deze bittere zielepijn uitriep: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt gij Mij verlaten.” Zijn arm bracht ver­lossing aan. De prijs was betaald om de verlossing van de mens te kopen, toen in deze laatste zielestrijd de gezegende woor­den werden uitgesproken, die door de gehele schepping schenen te weerklinken: “Het is volbracht.”

Velen die belijden christen te zijn, kunnen in geestdrift geraken voor wereldse ondernemingen. Steeds weer nieuwe opwin­dende genoegens hebben hun belangstelling, maar zij blijven koel of ijskoud waar het Gods zaak betreft. Maar hier is een onderwerp,’armzali­ge vormendienaar’, dat voldoende van belang is om daarvoor warm te lopen. Eeuwige belangen staan hier op het spel. De gebeurtenissen op Golgotha moeten de diepste emoties in beweging zetten. Als u over dit onderwerp enthousiasme openbaart, dan bent u te verontschuldigen. Jezus, Die zo voortreffelijk en schuldeloos was, moest een derge­lijke smarte­lijke dood ondergaan en het ganse gewicht van de zonden van de wereld moest Hij dragen. Werkelijk, daarin schieten onze gedach­ten en onze verbeeldingskracht, tekort, dat wij de lengte, de breed­te, de hoogte en de diepte van deze wonderbare lief­de zouden verstaan! De overdenking van de mateloze liefde van de Zaligmaker moet onze gedachten vervullen en in beslag nemen, moet de ziel beroeren en verzachten, moet de genegenheden verheffen en verfijnen, en het hele karakter volledig veranderen.

De apostel zegt: “Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.” (1 Kor. 2:2). En wij kunnen op Golgotha zien en evenzo uitroe­pen: “Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door Welke de wereld mij ge­kruisigd is, en ik der wereld.” (Gal.6:14).

Als wij bedenken voor welk een oneindige prijs onze verlossing is gekocht, wat zal dan het deel zijn van hen, die zulk een grote verlossing veronachtzamen! Wat zal de straf zijn van hen, die belijden navolgers van Christus te zijn en zich toch niet buigen in nederige gehoorzaamheid voor de aanspraken van hun Verlosser en die het kruis niet opnemen als eenvoudige discipelen van Christus?

Sommigen hebben een zeer bekrompen opvatting over de verzoe­ning. Zij menen, dat Jezus slechts een gering deel droeg van de straf die Gods wet eiste! Zij veronderstellen, dat Zijn dierbare Zoon, toen Hij de toorn van God ondervond, in al Zijn smartelijk lijden de bewijzen ontving van de liefde en het welbehagen van Zijn Vader en dat de poorten van het graf voor Zijn aangezicht verlicht waren met een blijde hoop. Dit is een grote misleiding. De ergste benauwdheid van Christus bestond in het besef van de toorn van Zijn Vader. Om deze oorzaak was Zijn geestelijke doodsstrijd zo aangrijpend, dat een mens zich hier slechts een zwakke voorstelling van kan maken.

De beschrijving van de vernedering en het offer van onze goddelijke Heer ontroert de ziel niet meer en treft het hart niet en wekt geen diepere belangstelling dan men heeft bij het lezen van het leven der martelaren, die stierven voor Jezus. Velen hebben de dood moeten doorstaan na langdurige martelin­gen. Anderen zijn gekruisigd. Waarin verschilt nu de dood van Gods dierbare Zoon van al dezen? Het is waar, dat Hij aan het kruis een zeer wrede dood stierf, maar anderen, die om Zijns Naams wil stierven, hebben evenzo geleden, wat betreft de lichamelijke smart en de marteling. Waarom was dan het lijden van Jezus vreselijker, dan dat van anderen die hun leven gaven voor Hem? Indien het lijden van Christus alleen bestond in lichamelijke pijn, zou Zijn dood niet smartelijker zijn geweest dan van sommige martelaren.

Maar de lichamelijke pijn was slechts een klein deel van de doodsstrijd van Gods dierbare Zoon. De zonden van de wereld waren op Hem, evenals het gevoel van de toorn van de Vader, toen Hij de straf onderging die ligt op het overtreden van de wet. Dat was het waarom zijn goddelijke ziel zo terneer druk­te. Het was het verbergen van het aangezicht van de Vader, een gevoel dat Zijn eigen dierbare Vader Hem verlaten had, dat bracht Hem tot wanhoop. De scheiding die de zonde aanbrengt werd volledig en scherp gevoeld door de onschuldige, lijdende Man van Golgotha. Hij werd verdrukt door de machten der duis­ternis. Hij had geen enkele lichtstraal die zijn toekomst verlichtte. Hij streed tegen de macht van Satan. Satan verklaar­de dat Christus nu in zijn handen was, en dat hij sterker was dan de Zoon van God, en dat God Zijn Zoon afgestaan had en dat Hij nu niet meer delen kon in de gunst van God, net zo min als hijzelf. Als de gunst van God nog steeds zijn deel was, waarom moest Hij dan sterven? God zou Hem kunnen redden van de dood.

Christus gaf niet in het minst toe aan de martelende vijand, zelfs niet in zijn diepste angst. Legioenen van engelen waren rondom de Zoon van God, en toch werd het de heilige engelen niet toegestaan om uit hun gelederen te gaan om de strijd aan te binden met de vreselijke vijand. Hemelse engelen werd niet toegestaan om de angstige geest van de Zoon van God te onder­steunen. Het was in dit vreselijke uur, toen het gelaat van de Vader verborgen was, toen legioenen van boze engelen Hem omgaven, toen de zonde van de wereld op Hem was, dat de woor­den Hem over de lippen geperst werden: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”

Wij moeten een dieper, een breder, en een verhevener inzicht ontvangen in het leven, het lijden en de dood van Gods gelief­de Zoon. Als de verzoening op de juiste wijze zal worden verstaan, zal men zich bewust worden van welk een oneindige waarde de verlossing van de mensenziel is! In vergelijking met de waarde van het eeuwige leven verzinkt alles in het niet. Maar hoezeer worden de raadgevingen van deze liefdevolle Heiland door velen verzaakt! De harten hebben zich aan de wereld gewijd. Zelfzuchtige belangen hebben de deur gesloten voor de Zoon van God. Vele mensen hebben hun harten gevuld met huiche­larij, hoogmoed, zelfzucht en begeer­te naar winst, afgunst, boosheid en hartstocht, zodat Christus daar geen plaats kan vin­den.

Hij was oneindig, maar is om “onzentwille arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.” (2 Kor.8:9). Hij was bekleed met licht en heer­lijkheid en omgeven door hemelse engelen, die wachtten op Zijn bevelen, om die uit te voeren. Toch heeft Hij onze natuur aangenomen, om te verkeren onder zondige mensen. “Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden.” (1 Joh.3:1). Hier is een liefde getoond, die in woorden niet kan worden uitgedrukt. Onze ziel moet met leven bezield worden, zij moet worden verheven en zij moet in geestdrift worden opgenomen, door de liefde van de Vader en van de Zoon te beschouwen. “En een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die rei­nige zichzelf, gelijk Hij rein is.” (1 Joh.3:3). De volgelingen van Christus moeten hier op aarde leren in eniger mate deze godde­lijke liefde te weerspiegelen, als voorbereiding om verenigd met alle verlosten te zeggen: “Hem, Die op de troon zit en het Lam, zij de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht, tot in alle eeuwigheid.”