29 Voor tijd en eeuwigheid

In het dertiende hoofdstuk van Jeremia in het 20 ste vers vinden we een vraag die de meeste Adventisten wel bekend is, een vraag die een beroep doet op ons verantwoordelijkheidsgevoel en die wij onszelf steeds opnieuw moeten stellen.
Het is een vraag die in het bijzonder spreekt tot elke Adventist die enige verantwoording draagt voor kinderen en jonge mensen en wil dat niet zeggen tot alle ouders, alle leraren, alle jeugdleiders, alle predikanten ja, eigenlijk alle leden? Het is een vraag, die God ons zal stellen in het laatste oordeel. De vraag luidt: “WAAR IS DE KUDDE U GEGEVEN UW PRACHTIG KLEINVEE”?

De pioniers beseften het belang van die vraag. Zij voelden dat ze niet alleen het evangelie aan de wereld moesten verkondigen, maar dat zij de jeugd moesten leiden tot Christus.

Reeds in 1852 begon James White met de publicatie van een blad voor de jeugd. Dit blad bestaat nog steeds en verschijnt onder dezelfde titel die James eraan gaf: “THE YOUTH INSTRUCTOR” (de jeugdgids). Zie hierover de lezing “Van een klein begin tot een bundel van licht”, bl 29. In die zelfde tijd werd de Sabbatschool opgericht ten dienste van de jeugd. Al vrij spoedig bleek echter dat de gehele gemeente hieraan deelnam. Zeer vroeg vinden we ook reeds in de getuigenissen van de Geest der Profetie dat het belang van een goede opvoeding van de jeugd en de verantwoordelijkheid van de ouders wordt beklemtoond. Reeds in het eerste gepubliceerde getuigenis (1855) handelt één stuk over “ OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID”. Schatk.deel. 1 blz. 24-26.
Wie zal de verantwoordelijkheid van ouders en van hen die over de jeugd zijn gesteld als leraars en herders meten? Wie anders kan dit doen dan Hij die de mens geschapen heeft?

Iedere ziel is kostbaar in Gods oog en wel in het bijzonder de jongere leden van onze menselijke familie. De ware opvoeding houdt zich dan ook niet alleen bezig met het tijdelijke, maar bovenal met het eeuwige, dat wat blijft. In het prachtige boek “EDUCATION” (Ontwikkeling opvoeding) schrijft Ellen White het volgende:

“Onze ideeen van opvoeding zijn te bekrompen en te laag bij de grond. Er is behoefte aan een ruimer inzicht, een hoger doel. Ware opvoeding betekend meer dan een voorbereiding voor dit leven. Het heeft te doen met het gehele wezen en met de gehele periode van bestaan, die voor de mens bereikbaar is. Het is de harmonische ontwikkeling van de lichamelijke, verstandelijke en geestelijke krachten. Het bereidt de leerling voor op de vreugde van dienst in deze wereld en voor de hogere vreugde van een meer omvattende dienst in de toekomende wereld.Ed.bl.13

Kortom een waarachtige opvoeding is voor tijd en eeuwigheid! Het is gegrondvest op de liefde Gods, zoals die zich heeft geopenbaard in Jezus Christus. Zoals Ellen White zegt: “In de hoogste zin zijn het werk van opvoeding en het werk van verlossing één, want zowel in opvoeding als in verlossing, kan niemand een ander fundament leggen, dan er ligt, n.l. Jezus Christus: 1 Cor. 3: 11 (Educ.bL30) Elke waarachtige opvoeding is gegrondvest op Jezus Christus. Dat alleen heeft een eeuwige blijvende waarde!