21 De Generale Conferentie

In oktober van dat zelfde jaar was er een bijeenkomst van de werkers in de Staat Michigan te Battle Creek. Zij organiseerden de Michigan conferentie, met Joseph Bates als voorzitter en Uriah Smith als secretaris. Dit was slechts een voorlopige organisatie en de samenstellende gemeenten werden officieel niet opgenomen in de conferentie tot de volgende vergadering, die plaats vond in de herfst van 1862; maar toch werd deze eerste bijeenkomst erkend als de stichtings – bijeenkomst van de Michigan conferentie en zo werd de Michigan conferentie de eerste afdelingsconferentie van onze kerk.

Het woord conferentie werd tot op die tijd alleen gebruikt voor een enkele bijeenkomst, maar van nu af aan zou dit woord ook de betekenis dragen van een georganiseerde gemeenschap van een aantal gemeenten. Deze dubbele betekenis van het woord “conferentie” kennen wij nu nog. Wij spreken over de Noord- of Zuid Nederlandse conferentie, maar ook over de conferentie in Utrecht of Amsterdam op die en die datum.
In andere Staten stagneerde echter het streven naar organisatie en in sommige Staten werd het zelfs openlijk tegengewerkt, zoals in New York, Pennsylvania, Ohio en anderen. Dit verdroot Ellen en James zeer, evenals andere leiders van het werk in Battle Creek. Speciaal in New York was de tegenstand groot. Ook hier liet Gods Geest zich niet onbetuigd en het volgende ernstige getuigenis van de Geest der Profetie uit die tijd vinden we in de “Getuigenissen deel 1 blz.270 e.v. : “3 augustus 1861 werd mij getoond dat sommigen hebben gevreesd dat onze gemeenten Babylon zouden worden indien zij zouden organiseren, maar diegenen in Centraal New York zijn volmaakt Babylon, verwarring, geworden.

En nu is het zo dat, tenzij de gemeenten zo georganiseerd worden dat zij de orde met kracht kunnen regelen en handhaven, zij niets hebben te hopen voor de toekomst; zij zullen noodgedwongen in stukken verstrooid worden.”

Voorafgaande lezingen hebben de elementen van onenigheid gevoed. Er is een geest van toekijken en beschuldigen gekoesterd, inplaats van een geest van opbouwen. Indien predikers van God eensgezind hun standpunt in zouden nemen en het met beslistheid zouden handhaven, zou er een verenigde invloed zijn onder Gods kudde.

Scheidsmuren zouden in stukken worden gebroken. Harten zouden ineenvloeien en zich verenigen gelijk waterdruppels. Dan zou er een kracht en sterkte zijn in de rijen der Sabbatvierders die alles overtreft, waarvan we tot nu toe getuige zijn geweest. De harten vin Gods dienaren worden bedroefd gemaakt als zij van
gemeente tot gemeente reizen, doordat zij daar de tegenwerkende invloed van andere broeders in het predikwerk ontmoeten. Deze en dergelijke ernstige getuigenissen bewerkte geleidelijk een ommekeer.

In september 1862, bijna een jaar nadat de voorlopige organisatie van een conferentie in Michigan was ter hand genomen, moest James White schrijven in de Review and Herald:
“Vrijwel alles wat gedaan is onder de Zevende Dags Adventisten met betrekking tot organisatie, is om het geschut, van diegenen die zich er tegen verzetten tot zwijgen te brengen en door harde strijd er in te slagen de “Uitgevers Maatschappij” te vormen. En daar is de zaak blijven hangen en we verkeren niet in zulk een goede toestand om met succes een algemene organisatie te bewerken als we tweeëneenhalf jaar geleden waren, toen het onderwerp voor het eerst te berde werd gebracht.”

In ditzelfde artikel wordt Michigan geprezen voor zijn vooruitstrevendheid op het gebied van organisatie en wordt vermeld dat het reeds vruchten daarvan plukt. De oproep van James White om tot organisatie te komen, droeg uiteindelijk vrucht, niet alleen onder predikers, maar ook onder leken die hun leiders berispten voor hun lafheid en traagheid en conferenties werden georganiseerd in TOWA, VERMONT, ILLINOIS / WISCONSIN, MINNESTOTA en ten slotte ook NEW YORK en OHIO.
Geen week na het verschijnen van bovenstaand artikel (30 Sept. 1862) kwamen de afgevaardigden van de Michigan conferentie weer bijeen te Monterey van 4 tot 6 oktober 1862 In het voorafgaande jaar waren vele gemeenten officieel georganiseerd en dit geschiedde doordat de leden van een gemeente de volgende belofte ondertekenden:

“Wij, ondergetekenden, verbinden ons bij deze tezamen als een gemeente, de naam aannemende van “Zevende Dags Adventisten”, ons verbindende de geboden Gods en het geloof van Jezus Christus te bewaren”. Men noemde deze handeling het “TEKENEN VAN HET VERBOND”.

Nu ging men over tot het vormen van een blijvende organisatie en de tijd zou tonen dat het voorbeeld hier gesteld een degelijk fundament zou blijken te zijn voor nakomende tijden. Het volgende werd besloten:

Tèn eerste: Om gemeenten op te nemen in de conferentie door stemming (bij deze gelegenheid werden 17 gemeenten die reeds waren gevormd in de Staat Michigan en één van Noord Indiana in de conferentie opgenomen.

Ten tweede: Werd er een regeling getroffen voor de inzegening van predikers en hun jaarlijkse machtiging door de conferentie.

Ten derde: Besloten de afgevaardigden de predikers een geregeld salaris te betalen, waarvan het bedrag ieder jaar werd vastgesteld door een commissie van Financieel beheer, terwijl rapporten van de werkers werden vereist.

Dit punt, hoewel voor ons heel normaal, ontmoette toentertijd veel kritiek. Sommige noemden het : “HANDEL DRIJVEN MET HET EVANGELIE”, anderen:
“HET MAKEN VAN HUURLNGEN”. Het was goed zo zeiden de tegenstanders om een collecte te houden voor een prediker, wiens gezin in nood was en gebrek, maar een salaris ook al was het slechts 5 euro`s per week was uit de boze.

Ten vierde: Besloot de Michigan conferentie: “Om de conferenties van de verschillende Staten uit te nodigen met ons samen te komen, door afvaardiging, in een generale conferentie, bij onze volgende jaarlijkse conferentie”. Dit was de door James, Ellen en andere leiders zolang gewenste stap.

De deur werd opengezet, om gelukkig niet weer gesloten te worden. De uitnodiging werd aanvaard. Het volgend jaar, 1863 van 20-23 Mei kwamen afgevaardigden bijeen uit Michigan, Iowa, Illinois -Wisconsin, Minnestota, New York en Ohio. De helft van de afgevaardigden kwam uit Michigan, omdat zij tegelijkertijd hun onderlinge conferentie hielden. Het was een harmonische, broederlijke bijeenkomst. Het getij was gekeerd.
Tenslotte had Gods Geest de overwinning bewerkt. Er was vastberadenheid in hun voornemen om eendrachtig het werk op te bouwen. een ieder voelde het belang van deze vergadering. Uriah Smith schreef achteraf in de Review and Herald van 26 mei 1863: “Denk aan al het goede dat geschreven is over iedere voorafgaande vergadering en pas het toe op deze”.
Dat alles zou waar zijn en nog meer dan dat. Wellicht werd geen vergadering waarover we ons voorheen hebben verheugd, gekenmerkt door zulk een eenheid van gevoelen en harmonie van inzicht.”

Het aantal afgevaardigden bedroeg 20. Hoe weinig in vergelijking met de 1215 afgevaardigden uit de gehele wereld op de Generale Conferenties van 1962, bijna 100 jaar later. Maar wie veracht de dag der kleine dingen. Het is het zaadje dat de kiem draagt voor de boom die de wereld met zijn takken omspant. De vergadering werd tot orde geroepen door de tijdelijke voorzitter, br. J.M. Aldrich van New York. Comité s werden aangewezen om constituties op te stellen voor de Generale Conferentie en de Staten conferenties, om predikers voor te dragen voor inzegening en om een uitvoerend bestuur voor te stellen. Een constitutie werd opgesteld en vervolgens stelde het comité voor benoemingen het volgende voor:

JAMES WHITE, president; URIAH SMITH, secretaries; E.S. WALKER, penningmeester.
Uitvoerend bestuur; JAMES WHITE, JONH BYINGTON, J.N. LOUGHBOROUGH, waaraan werden toegevoegd: J.N. ANDREWS en G.W. AMADON. Dit voorstel zou zeker zijn aanvaard als niet James White pertinent en zonder te wijken had geweigerd om president te worden van de pas opgerichte Generale Conferentie.
Beschuldigingen waren al verspreid dat hij, die zo zeer had geijverd voor organisatie van de gemeente, de ongekroonde koning wilde worden. Om elke beschuldiging van kracht te beroven weigerde hij hardnekkig om deze benoeming te aanvaarden. Tenslotte verkoos men br. John Byington in zijn plaats als eerste president van de Generale Conferentie der Zevende Dags Adventisten.
Eindelijk na 19 jaar nadat de derde engel boodschap zijn loop begon en 13 jaar nadat Ellen White voor het eerst door Gods Geest was voorgelicht over het grote belang van orde in Gods gemeente werd het doel bereikt: Een alles omvattende Organisatie van de laatste gemeente op aarde. De pioniers hebben gestreden en door Gods genade gewonnen. Jaar op jaar plukken wij in steeds rijkere mate de vruchten van hun werk. En ook hierin was het Gods Geest die de gemeente leidde, door het werktuig dat God Zich had verkoren, om het volk Gods te leren dat hun God een God van orde is.