02 Strijd en overwinning

In 1841, gedreven door een intens verlangen om verder te leren, liet Ellen zich inschrijven op een meisjes seminarie in Portland. Maar toen zij zich weer met ijver toelegde op de studie ging zij snel achteruit in gezondheid en was ze gedwongen de school te verlaten. Toch was ook dit de voorzienige leiding van Gods hand, want de omgang met ongelovige meisjes trok haar geest af van God en blijdschap maakte plaats voor gevoelens van ontmoediging. Deze gevoelens van ontmoediging bleven aanhouden en een innerlijke strijd woedde in het hart van de jonge christin.
Zij voelde zich niet voorbereid om haar Heiland te ontmoeten. In deze tijd kwam William Miller voor de tweede maal naar Portland en hield daar in Juni 1842 in de kerk in de Cascostraat weer een serie lezingen. Dit keer was de beroering in de stad nog veel groter dan de eerste maal.

De meeste kerken sloten hun deuren voor Miller en zijn boodschap. Door preken trachtte men van de kansels de zogenaamde dwalingen van deze prediker aan de kaak te stellen: maar het aantal bezoekers die de lezingen bezochten was nog groter dan de eerste maal. De vergaderingen waren buitengewoon rustig en werden met aandacht gevolgd. Velen kwamen tot bekering, andere beleefden een nieuwe toewijding aan God. Ook voor Ellen waren deze vergaderingen een steun. Zij geloofde dat Jezus spoedig zou komen en haar geest hield er zich voortdurend mee bezig hoe ze de heiligheid van hart kon verwerven. Hiernaar verlangde zij boven alles en de verzekering dat zij geheel was aangenomen door God.

Onder de Methodisten hoorde zij veel over heiligmaking, maar zij kon zich er geen bepaalde gedachten over vormen. Sommigen die beweerden dat zij de heiligmaking beleefden verloren hun lichamelijke kracht onder invloed van een sterke geestelijke opwinding. Ellen miste deze ervaring en verwonderde er zich ook over dat zij die beweerde geheiligd te zijn een bittere geest openbaarden als over Jezus spoedige Wederkomst werd gesproken.
De prediking van Jezus komst had velen tot bekering en reformatie gebracht en hoe konden zij die beweerden geheiligd te zijn, dan tegenstaan? Deze vraag en de vraag wat zijzelf moest doen om behouden te worden hielden het jonge meisje voortdurend bezig.

Nog een ander punt veroorzaakte grote onrust en duisternis in Ellens hart. Zij was onderwezen in het geloof van een eeuwig brandende hel. En als zij dacht aan de staat van de veroordeelde zondaar die eeuwig moet branden, zonder dat er ooit een einde aan komt, geraakte ze in diepe wanhoop. Zij zag zichzelf reeds in de vlammen voor eeuwig bezig te sterven en toch nooit het bewustzijn verliezend. De prediking van vele predikanten maakte dit nog erger. In haar gedachten gingen de genade en de liefde van God schuil achter Zijn gerechtigheid. De Hemelse Vader werd in haar geest een tiran inplaats van een tedere, liefhebbende Vriend van zondaren, die Zijn schepselen liefheeft met een onbegrensde liefde en hen wenst te redden voor Zijn Koninkrijk. Een bijna totale duisternis maakte zich van Ellen meester. Tot op deze tijd had zij nog nooit in het openbaar gebeden, zij zegt:


“Maar nu werd mij voorgehouden in de geest, dat ik God in het gebed moest zoeken op onze onderlinge bijeenkomsten”. Dat durfde zij echter niet te doen uit vrees dat zij onder het bidden in de war zou raken en niet meer in staat zou zijn om woorden te vinden. Maar deze plicht werd haar zo nadrukkelijk in de geest voorgehouden, dat wanneer zij persoonlijk tot God probeerde te bidden, dit slechts een spotten scheen te zijn met Hem, vanwege haar ongehoorzaamheid. Soms bad zij nachten lang, het gezicht voorover op de vloer. Maar er scheen geen verlichting te komen. In deze toestand van wanhoop kreeg ze een droom, die een diepe indruk maakte op haar geest. In haar droom zag ze een tempel waarheen vele mensen stroomden. Alleen zij die in de tempel hun toevlucht hadden genomen vóór het sluiten van de genade tijd konden behouden worden; allen die buiten bleven waren voor eeuwig verloren. Ellen was zelf onder degenen die de tempel binnen gingen. De tempel werd ondersteund door één reusachtige pilaar, waaraan een Lam was vastgebonden geheel verminkt en bebloed.

Allen die de tempel binnengingen moesten voor het Lam verschijnen om hun zonden te belijden. Voor het Lam zaten degenen die hun zonden hadden beleden, bekleed met witte gewaden en ze schenen zeer gelukkig. Toen Ellen vlak bij het lam was gekomen, klonk plotseling een trompet. Een fel licht verlichtte de gehele tempel. Vervolgéns was het aarde donker. Toen Ellen wakker werd scheen het haar toe dat zij verloren was. Niet lang daarna had zij een tweede droom. In deze droom zag ze zichzelf bezig erover na te denken dat ze, als Jezus op aarde was, naar Hem toe zou gaan, zich aan Zijn voeten zou werpen om Hem alles te vertellen. Terwijl zij nog zo zat te denken verscheen een hemelse boodschapper die haar uitnodigde hem te volgen naar Jezus. Ellen moest alles meenemen wat zij bezat. De gids leidde haar naar een steile en schijnbaar zwakke trap. Vele anderen waren ook bezig de trap te beklimmen en sommigen vielen omlaag. Eindelijk bereikte zij de top, waar zij voor een deur kwam te staan. Na haar weinige bezittingen te hebben neergelegd werd zij door haar begeleider door de deur gelaten. Plotseling stond ze voor Jezus.

Zij schrijft zelf van deze ervaring; “In dat schone gelaat kon men zich niet vergissen; die uitdrukking van goedheid en Majesteit kon aan geen ander toebehoren”. Toen Zijn blik op mij rustte, wist ik meteen dat Hij bekend was met iedere omstandigheid van mijn leven en met al mijn innerlijke gedachten en gevoelens. Haar naderende, legde Hij met een glimlach Zijn hand op haar hoofd en zei: “Vreest niet”. Zijn tegenwoordigheid wekte in haar een heilige eerbied en een onuitsprekelijke liefde. Deze droom schonk Ellen hoop en daardoor bemoedigd openbaarde ze tenslotte al haar zorgen en moeilijkheden aan haar moeder, die sympathie betoonde. en aanraadde met Elder Stockman, een predikant die ook vurig de Adventboodschap verkondigde, te gaan praten. Dit was één van de predikanten die niet lang daarna in 1843 door de Methodisten conferentie van Maine werd geschorst als predikant omdat hij de boodschap van Jezus spoedige Wederkomst verkondigde.

Voor hem, legde Ellen haar moeilijkheden open. Nadat hij haar rustig had aangehoord plaatste hij teder zijn hand op haar hoofd en zei met tranen in zijn ogen: “Ellen, je bent nog maar een kind en jouw ervaring is zeer ongewoon voor iemand van jouw leeftijd. Jezus is bezig jou voor te bereiden voor één of ander bijzonder werk. Vervolgens sprak hij met haar over Gods liefde voor Zijn dwalende kinderen en dat Hij ernaar verlangt allen tot Zich te trekken en dat Hij Zich niet verheugt in hun ondergang. Hij sprak uitvoerig met haar over de liefde van Christus en het verlossingsplan. Tenslotte bad hij met haar, haar verzekerend dat Jezus geen ernstige zoeker laat staan. Ellen verliet hem getroost en bemoedigd. Zij schrijft van deze ervaring; “Gedurende de weinige minuten waarin ik onderricht ontving van Elder Stockman, had ik meer kennis verkregen over het onderwerp van Gods liefde en medelijdende tederheid, dan van alle preken en toespraken waarnaar ik ooit had geluisterd.


Thuis gekomen bad zij opnieuw tot God. En weer werd haar voorgehouden te bidden in de onderlinge bijkomst. Diezelfde avond was er een bidstond. En inderdaad bad zij die avond! En Gods kracht rustte zo sterk op haar dat zij elk gevoel voor haar omgeving verloor. Een sterke verzekerdheid maakte zich van haar meester.
De volgende avond woonde zij een vergadering hij van de Adventgélovigen. Zij sprak over de liefde van Jezus die zij had ervaren en dit maakte een diepe indruk op de aanwezigen. Op een andere vergadering, niet lang daarna bracht haar getuigenis zo’n ontroering dat verschillende zondaren tot bekering kwamen. Van nu af voelde Ellen een sterke drang om haar jonge vrienden, van wie sommige al getrouwd waren, tot Christus te brengen. Ze belegde vergaderingen, sprak met hen, met en voor hen en spoorde hen aan hun leven aan Jezus te geven. Hoewel sommigen haar aanvankelijk uitlachten kwamen allen, op één na, tot bekering en zij beleefde de vreugde te zien dat zij zich overgaven aan de Heere. Een diepe innerlijke ovértuiging en de alles omvattende verwachting van Jezus spoedige Wederkomst dreef haar tot ernstig gebed en arbeid voor zielen. Haar strijd was tenslotte bekroond met overwinning.