01 Kinderjaren en bekeriing

Op 26 November 1827, 160 jaar geleden,. keken twee gelukkige ouders, Robert en Eunice Harmon, naar hun pasgeboren tweeling. Want het was op deze dag dat.. Ellen Could Harmon en haar tweelingzuster Elizabeth. werden geboren. Hun ouders woonden in Gorham in de staat Maine, de meest N.W. staat van de Verenigde Staten.
Robert Harmon was een boer en trachtte zo…. .zijn gezin met acht kinderen te onderhouden. Hij en zijn vrouw waren trouwe leden van de gemeente der Methodisten en zij namen een actief aandeel in de bezigheden van hun kerk. Het feit dat zij afstamden van de eerste pioniers, die naar Amerika waren gekomen, verklaart hun ondernem ingsiust en door.zettings vermogen.

Robert en Eunice voedden hun kinderen op in het geloof en met veel toewijding
en zij beleefden dan ook de vreugde dat zij al hun acht kinderen bekeerd zagen en bijverzameld in de kudde van Christus. -Als Ellen en Elizabeth ongeveer zeven jaar oud zijn verhuist de familie- naar de hoofdstad. van de staat Maine, Portland. Robert Harmon vatte hier het beroep op van hoedenmaker. En zoals het de gewoonte was in die tijd van huisindustrie hielp het gehele gezin van twee jongens en zes meisjes mee aan het werk; het vlechten- van strohoeden, het, persen van vilthoeden en het modeleren. Ellen en Elizabeth gingen hier ook naar school. Ellen was een zonnig, levendig kind, vlug van verstand en kerngezond. Hierin zou echter onverwachts verandering komen.

Op negenjarige leeftijd vond er een ongeval plaats. Bij het teruggaan naar huis met haar zuster en een vriendinnetje gebeurde het, dat een meisje van dertien jaar haar in een vlaag van woede met een steen trof pal op de neus. Bedwelmd door de slag viel ze bewusteloos op de grond. Haastig droeg men Ellen een winkel binnen. Toen ze was bijgekomen bood iemand haar aan in zijn rijtuig, naar huis te brengen. Zich niet bewust van haar zwakheid sloeg ze dit aanbod af en besloot om naar huis te lopen. Ook de omstanders merkten niet hoe ernstig haar toestand was en men liet haar gaan. Ze had slechts enkele tientallen meters gelopen of ze werd duizelig en haar zuster en vriendinnetje moesten haar verder naar huis dragen. Ze lag drie weken bewusteloos. Haar vader was net op een lange zakenreis. Haar moeder droeg alleen de zorg. Buren en kennissen waren bang voor haar leven en dachten niet dat ze- nog zou herstellen.

Moeder Eunice hield zich aan haar geloof vast en een innerlijke overtuiging maakte zich van haar meester dat haar meisje zou genezen. Haar neus was gebroken en haar gelaatstrekken waren daardoor zo veranderd dat haar vader haar bij zijn terugkeer na enkele maanden eerst niet herkende als zijn eigen kleine Ellen. Het was in deze tijd dat ze begon te bidden of de Heere haar wilde voorbereiden op de dood. Als er christelijke vrienden op-. bezoek kwamen, hoorde Ellen dat, ze haar moeder vroegen of ze met haar had gesproken over het sterven. Dit bracht haar in beroering. Ze verlangde. ernaar, om : een christen te worden en ze bad ernstig om vergeving van haar zonden. Als gevolg daarvan, voelde ze dat ze rustig werd en kwam het verlangen bij haar op dat alle mensen hun zonden vergeven zouden hebben en Jezus zouden liefhebben, zoals zij Hem liefhad. Voorwaar, voor een meisje van ongeveer 10 jaar een bijzondere ervaring.

Wie had toen durven voorspellen, dat van haar gehele familie, van haar vrienden, ja, van al de pioniers der Adventbeweging, zij, het invalide kind, vermagerd, het zenuwstelsel kapot geslagen, niet in staat om te studeren, het langste zou leven, alle zwakheden te boven zou komen, moedig de krachten van fanatisme en ontbinding onder ogen zou zien, de bitterste tegenwerking en beschimping zou verdragen, de verdedigster zou worden van grote zedelijke hervormingen, één van de succesrijkste zielenwinners zou blijken te zijn, onsterfelijke boeken zou schrijven en ongeëvenaarde systemen van opvoeding, gezondheidsreformatie, kerkelijke organisatie en evangelisatie zou opbouwen en onderwijzen.

Niet tevergeefs zegt de apostel Paulus in 1 Cor. 1:27 “WAT VOOR DE WERELD DWAAS IS HEEFT GOD UITVERKOREN OM DE WIJZEN TE BESCHAMEN EN WAT VOOR DE WERELD ZWAK IS HEEFT GOD UITVERKOREN OM WAT STERK IS TE BESCHAMEN”. Ellen deed al spoedig de droevige ervaring op dat ons uiterlijk vorkomen een invloed heeft op de wijze waarop onze medemensen ons behandelen. Ook op school kon ze niet meer mee en was na een tijd gedwongen om de school weer te verlaten. Een tweede poging, enkele jaren later, om weer te gaan leren, liep eveneens uit op een mislukking. Zij schreef ruw en met veel fouten. de studie bezorgde haar zo’n inspanning dat zij vaak een duizeling kreeg bij het lezen of schrijven. Ook had zij een gemene hoest, een lichte mate van tuberculose, waar zij pas met haar twintigste jaar overheen kwam.

Toen zij de school voor de tweede maal moest verlaten was dat om nooit meer in een menselijke school terug te keren. Haar Leraar zou God zelf zijn. Zij zegt, dat het voor haar van nature eerzuchtig gemoed de hardste strijd van haar jeugd is geweest om toe te geven aan haar zwakheid en te besluiten dat ze haar hoop om verder te leren en te studeren moest opgeven. Een tijd lang kon ze zich met haar lot, dat ze haar leven lang invalide moest blijven, niet verzoenen en in haar hart verzette zij zich er tegen dat God in Zijn voorzienigheid dit leed had toegelaten. Ze sprak daarover echter met niemand, zelfs niet met haar moeder, van wie ze toch veel hield. De blijdschap in het geloof die zij zo jong reeds had leren kennen gedurende haar ziekte, week van haar en terwijl zij in de wereld geen vreugde meer zag, scheen ook de hemel voor haar te zijn toegesloten. De eerst volgende jaren waren jaren van inwendige strijd.

In Maart van het jaar 1840 bezocht William Miller de stad Portland op uitnodiging van de predikant van de zogenaamde “CHRISTIAN CHURCH” in de Cascostraat en hield daar een serie lezingen over de Wederkomst van Christus. De Harmon familie bezocht vanaf het begin deze lezingen, die een enorme opwekking teweeg brachten in de stad. De kerk was dag aan dag vol mensen, niet alleen uit Portland zelf, maar ook van heinde en ver uit de omgeving. De vergaderingen vertoonden geen enkel spoor van sensatie maar een geest van diepe ernst nam bezit van allen die kwamen luisteren. Ellen nu twaalf jaar oud, bezocht deze vergaderingen met haar familie en vrienden. Ook zij kwam diep onder de indruk van de prediking van “FATHER MILLER” als hij de vervulling der profetieën stap voor stap met zijn gehoor naging om hen zo te leiden tot het besef van de nabije Wederkomst van Christus. En steeds weer deed hij aan het eind van iedere lezing een krachtige oproep tot hen die nog niet bereid waren om zich te bekeren, opdat zij Jezus in vrede mochten ontmoeten.

Nadat Miller weer verder was gereisd, zocht de familie Harmon een blijvend contact met de andere Advent gelovigen, zonder zich echter af te scheiden van de gemeente der Methodisten. Het was ook niet de bedoeling van Miller en zijn medestanders om een aparte kerk van Adventgelovigen te stichten. Hun beweging was een waarlijk inerkerkelijke beweging op grond van de Bijbelse profetieën en waarheid.

Ook Ellen gaf gehoor aan de oproep om naar voren te komen bij het eind van de vergaderingen, maar desondanks vond zij geen rust. Er was in haar hart het gevoel dat zij het nooit waardig zou zijn een kind van God genoemd te worden. Een gebrek aan zelfvertrouwen en de gedachten dat niemand haar zou kunnen begrijpen, hielden haar er nu ervan terug met anderen, zoals haar moeder en haar oudere zuster Sarah, hierover te spreken. Iets van haar innerlijke strijd en wanhoop openbaarde ze aan haar broer Robert, twee jaar ouder dan zijzelf. Zijn belofte voor haar te bidden was in deze tijd van duisternis haar enige steun.

In de zomer van datzelfde jaar bezocht ze met haar ouders een tentenkamp van de Methodisten in Buxton. Een van de predikers sprak over de ervaring van koningin Esther en haar besluit om tot koning Ahasveros in te gaan met de woorden: “KOM IK OM, DAN KOM IK OM”. Hij riep de toehoorders op om zonder uitstel tot Jezus te gaan en dat Hij bereid was om de scepter der genade tot hen uit te strekken, evenals Ahasveros zijn gunst bekend maakte aan koningin Esther.
Alles wat de zondaar slechts moet doen is zijn hand in het geloof uitstrekken om de scepter der genade aan te raken. dat diegenen die dit uitstellen tot zij de Goddelijke gunst meer waardig zijn een vreselijke fout maken, want dat alleen Jezus ons van de zonde kan reinigen. Voor het eerst vond de jonge Ellen troost en werd haar de eenvoud van het geloof duidelijk. Met vele anderen ging ze aan het eind van de prediking naar voren en toen zij neerknielde was haar enige gebed, diep uit haar hart; “HELP MIJ JEZUS : RED MIJ OF IK VERGA!” Nog nooit tevoren had zij haar hulpeloze toestand zo intens gevoeld.

Terwijl zij neerknielde viel plotseling de last die zo lang op haar had gedrukt van haar af. Eerst raakte ze in de war en had het gevoel alsof ze geen recht had op deze vrede en dit geluk. Maar het scheen alsof Jezus zeer dichtbij was en de innerlijke zekerheid maakte zich van haar meester dat al haar zonden vergeven waren. Ze zegt zelf; “IK LEERDE MEER VAN HET GODDELIJKE KARAKTER VAN CHRISTUS IN DIE KORTE TIJD DAT IK NEERKNIELDE MET DE ANDEREN. OM TE BIDDEN DAN OOIT TEVOREN”. “Een van de moeders in Israël kwam ‘naar mij toe en zei; “Mijn beste kind heb je Jezus gevonden”? Ik stond op het punt van “ja” te antwoorden, toen zij uitriep; “Inderdaad heb je Hem gevonden; Zijn vrede is met je, ik zie het op je gezicht”.

Toen zij na de vergadering naar huis reed met haar ouders scheen alles veranderd. Gedurende de vergaderingen had het meestentijds geregend, maar nu scheen de zon helder en vrolijk. De aarde scheen haar toe te glimlachen onder de vrede Gods. De duisternis in haar hart was verdwenen. Zelfs al het verdriet van haar jonge leeftijd scheen haar nu toe een bewijs te zijn van Gods goedgunstige genade om haar te bewaren voor haar eigen eerzuchtigheid opdat ze haar hart zou richten op de blijvende hemelse dingen. Wij kunnen gerust zeggen, dat deze ervaring de doorslaggevende was in haar bekering. Ze was toen bijna dertien jaar. Niet lang daarna werd ze gedoopt door onderdompeling. Toen tertijd kon een doopkandidaat bij de gemeente der Methodisten zelf de wijze kiezen, waarop zij gedoopt wenste te worden. En hoewel verschillende zusters van de gemeente haar probeerde te overtuigen dat de doop door besprenging de juiste was, kon zij na ernstig gebed en onderzoek van de Bijbel niet tot een andere conclusie komen dan dat de doop door onderdompeling de ware Bijbelse doop is.

En zo daalde ze met nog elf anderen op een winderige dag van het jaar 1840 in het water van de Atlantische Oceaan om daar met Christus begraven te worden en opte staan tot een nieuw leven. Zelf schrijft zij van deze ervaring; “Toen ik oprees uit het water had ik vrijwel geen kracht meer, want de kracht des Heeren rustte op mij. Ik voelde dat ik voortaan niet meer tot deze wereld behoorde, maar dat ik uit het watergraf was opgestaan tot een nieuw leven”. Hoewel zij nu wel de vrede in Christus had gevonden, zouden de volgende jaren veel strijd brengen. De nu vier volgende jaren zijn voor haar leven beslissend geworden. In die tijd werd Ellen Gould Harmon, zonder zelf alles te kunnen begrijpen, door God zo geleid in haar ervaringen, dat ze werd voorbereid op de levenstaak die haar wachtte.