Was Ellen White, Gods Boodschapster?

Ik krijg wel eens stukjes doorgestuurd, die geschreven zijn door mensen die het blijkbaar tot hun levenswerk maken om onze kerk zwart te maken. Deze, vaak voormalige Adventisten, hebben het vooral gemunt op de profetische aanspraken van Ellen White. Zij vinden in haar geschriften bewijs, zeggen ze, dat onze kerk satanisch is en een sekte, omdat we een valse profeet achternalopen.

Misschien sturen mensen mij die stukjes door als stille hint, omdat ze vinden dat mijn geestelijke vermogens het laatste jaar een U-bocht hebben genomen.
Misschien zijn er mensen die door al dat negativisme, aan het twijfelen worden gebracht en, denkende dat ik veel weet, mijn kijk op de zaak willen weten.
Ik weet het niet.
Ik kan u echter verzekeren dat er niets mis is met mijn bovenkamer en dat ik mezelf niet als een Ellen White-kenner beschouw (die zitten bij het EGW-Estate), maar toch geef ik u ongevraagd mijn analyse.

Ik zal u vertellen waarom ik niet onder de indruk ben van dergelijke polemieken – ja, want het gaat altijd slechts over woorden - , als u tenminste verder wilt lezen.

Ik heb ongeveer een maand geleden een zeer verhelderende serie preken beluisterd, die mij de ogen en het verstand nog meer geopend heeft en ik zou u willen aanraden die ook te beluisteren.
Het was een opwekkingsweekend in de gemeente van Loma Linda University en de onderwerpen waren in volgorde:
http://www.audioverse.org/displayrecording/979/IvorMyers-ThePavementAndTheProposal (vrijdagavond, 16 mei);
http://www.audioverse.org/displayrecording/980/IvorMyers-AmazingGraceAndTheLoudCry (sabbatmorgen, 17 mei);
http://www.audioverse.org/displayrecording/981/IvorMyers-theCrossAndTheThreeAngelsMessages (sabbatavond, 17 mei ).

In dit verband raad ik u vooral de eerste aan: The Pavement and The Proposal.

Satan heeft alles wat God heeft gedaan, omgekeerd en schijnbaar in zijn voordeel omgebogen. Uiteindelijk komt in al satans misleidingen God als de kwaaie peer naar voren en als hij dat gedaan heeft met de Messias, de Verlosser, die ons heil brengt, dan moet het ons niet verbazen als hij dat doet met Gods dienstknechten, wie dat ook mogen zijn. En vergist u zich niet: iedereen die voor God wil staan, komt aan de beurt, want ons geloof wordt elke dag op velerlei manieren op de proef gesteld. Zet dus uw voet stevig op de Rots, om niet om te vallen!

Toen ik deze drie preken had beluisterd, ben ik aan een lang uitgesteld voornemen begonnen om een kort artikel te schrijven over hoe ik het bijzondere aan de Adventkerk ervaar en over de rol van Ellen White. We hebben zulk een unieke en krachtige boodschap voor een verloren wereld dat het mij letterlijk pijn doet te moeten aanzien hoe we het verkwanselen aan beuzelarijen, egotripperij, compromissen en onderlinge krachtpatserij.

Binnen een dag had ik dit artikel af. De laatste tijd zet ik mijn epistels eerst een paar dagen in de wacht om ze “te laten betijen” en God te vragen om meer inzicht over dingen die ik misschien zou hebben gemist of die ik anders moet verwoorden. Bij het nalezen haal ik er dan vaak de scherpe kantjes uit en voeg ik nieuwe gedachten toe.

Twee dagen nadat ik het artikel in mijn Drafts folder opsloeg, ontving ik een link met de digitale versie van de monumentale biografie over Ellen White van Dr. Herbert Edgar Douglass, (schrijver van het zeer verhelderend boekje Truth Matters – An analysis of the Purpose Driven Life Movement) getiteld: Messenger of the Lord – The Prophetic Ministry of Ellen G. White (Pacific Press, 1998).
Ik ben nu een maand later nog maar op pagina 105, omdat ik het telkens weg moet leggen om wat ik gelezen heb mentaal te verwerken.
Ik ben compleet overweldigd door het feit dat de officiële visie van de kerk over Ellen White een bevestiging is van hoe ik altijd al tegen haar rol in de kerk heb aangekeken. Het is voor mij als kijken in een spiegel. Absoluut een bevestiging voor mij hoe God mensen die zoeken naar meer inzicht, altijd laat vinden.
Ik kan u dit boek van harte aanbevelen, als u eerstehands informatie wil over Ellen White. (zie link onderaan het artikel).

Ik vind het buitengewoon jammer dat veel leden in onze kerk deze rijkdom moeten missen, omdat ze hun oor te luisteren leggen bij zogenoemde wijzen, die het geloofsvolk voorhouden dat het profetisch woord niets toe te voegen heeft en juist de kerk schaadt. Zulke mensen spreken naar mijn mening in lijn met de waarschuwing in 2 Petrus 2.

In het stukje dat ik laatst doorgemaild kreeg, zag de schrijver het als een enorm groot teken dat Ellen White God betitelde als de Grote Architect en het Alziend Oog, want dat zouden vrijmetselaarswoorden zijn.
Ach ja. Ik weet een ding: omdat vrijmoedige sprekers binnen onze kerk openlijk wijzen op de gevaren van New Age-invloeden, die inderdaad regelrecht uit de Vrijmetselarij (= satanisme!) komen, slaat men keihard terug. Wat hadden we anders verwacht?

Ellen White heeft woorden gebruikt die de lezers in haar tijd begrepen. Elke profeet in de Bijbel heeft ook het taalgebruik van zijn tijd gebruikt bij het weergeven van de boodschappen van God. Nu achteraf kun je allerlei verbanden leggen, diepzinnige interpretaties geven en (taal)fouten vinden, maar ik denk dat als we eerlijk zijn en door God geleid worden, we achter het “onwelvoeglijk taalgebruik” de inhoud van de boodschap zullen zien schijnen (vergelijk 2Petrus 3:16). En we zullen erkennen dat de boodschap, los van de gebruikte woorden en de betekenis die wij er nu aan geven, niet in strijd is met de Bijbel. Want de Bijbel is altijd de toetssteen en niet de taalfouten of het rare taalgebruik van de spreker. Het is goed om die taalaspecten te herkennen en ze ergens op te slaan.

Ik vind bijvoorbeeld ook sprinkhanen met vier poten in de Bijbel (Leviticus 11:21), terwijl de laatste keer dat ik controleerde, ze er zes hadden. Big deal. Profeten waren gewone mensen, in dienst van God en geen biologen of taalwetenschappers. Ze schreven naar de gebruiken en de kennis en het taalgebruik van hun tijd.
Ik kan daarom volkomen beamen wat Herbert Douglass schrijft: “God communiceerde Zijn boodschappen niet door ze te dicteren, maar door handelingen en woorden die mannen en vrouwen konden begrijpen. De profeten die God rechtstreeks tot zich hoorden spreken, brachten deze boodschappen over door ze aan het gedachteproces van hun dagen te onderwerpen, en door het taalgebruik en de analogieën te gebruiken die hun tijdgenoten konden begrijpen.” (p. 16)

Onze kerk gelooft niet woordinspiratie, maar in schrijverinspiratie. De enige woorden in de Bijbel waarvan wij zeker zijn dat God de auteur is, zijn de tien geboden (Exodus 20), het schrift op de wand in de nacht dat het Babylonische rijk viel (Daniël 5:5) en de onbekende woorden die Jezus schreef in het zand van de tempelvloer toen men de “overspelige vrouw” bij Hem aanklaagde (Johannes 8:6).
De rest van de bijbel is aan Gods menselijke boodschappers getoond in dromen, visioenen, e.d. en zij mochten het met eigen woorden opschrijven of laten opschrijven.

We moeten niet vergeten dat satan heel graag wil dat onze kerk vooral het profetisch woord wegdoet. Want als we dat doen, dan valt een van de twee peilers onder ons kerkgebouw weg - 'zij, die het geloof van Jezus hebben ... de Geest der profetie...' (Openbaring 14:12; 19:10)

Satan zou heel graag willen dat wij en de mensen die wij willen bereiken, huiverig gemaakt worden voor profetische gaven, want dan komt er geen geestelijke opwekking meer voordat Jezus Christus terugkomt en kan hij zoveel meer kinderen van God meesleuren in zijn val. Wij hebben het vertrouwen dat die geestelijk opwekking zal komen, want het is ons door God beloofd in Joël 2:28,29: 'Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten.'

Waarnà zal dit geschieden?
Na een oproep tot gemeentegebed, persoonlijke verootmoediging en bekering!
“Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bijeen. Vergadert het volk, heiligt de gemeente, roept de ouden bijeen, vergadert de kinderen en de zuigelingen; de bruidegom trede uit zijn kamer en de bruid uit haar bruidsvertrek. Laat de priesters, de dienaren des Heren tussen de voorhal en het altaar wenen en zeggen: Spaar, Here, uw volk en geef uw erfdeel niet prijs aan de smaad, zodat de heidenen met hen zouden spotten. Waarom zou men onder de volken zeggen: Waar is hun God?” (vs 15-17) Zie ook 2Kronieken 7:14.

Kortom, iedereen beseft dat er een verandering moet komen en dat de eerste stap daartoe is, gebed. En het opmerkelijke is dat de leiders van de gemeente samen met het voetvolk zich in verootmoediging neerbuigen tot God. Iedereen beseft dat hij of zij op een verkeerde weg is beland en Gods hulp heel hard nodig heeft.
Want inderdaad, waarom zouden de mensen zeggen dat onze boodschap er niet toe doet, dat onze God er niet toe doet?

Bereid u er dus op voor!
Als uw gemeente echt naar de heerlijkheid van God zoekt, dan zullen leden van uw gemeente, groot en klein, jong en oud, arm en rijk, statushebbers en statuslozen, gezichten zien en dromen dromen! Ze zijn nu misschien net zo onaanzienlijk in uw ogen als Samuel was in de ogen van Chofni en Pinechas, maar ze zullen toch een boodschap van God hebben. Zullen we ze (h)erkennen of zullen we ze kruisigen. Zullen we ruimte maken voor God om door te breken in ons mistig verstand (1Petrus 4:7) of zullen we zo gevangen zitten in onszelf dat Gods spreken aan ons voorbijgaat? Zullen we vechten tegen God of ons verenigen tegen de vijand van God en mensen?

Maar de gemeente houdt niet van bidden, omdat dat ons met de neus op het feit drukt dat we elkaar moeten vergeven om zelf vergeving te ontvangen en we hebben liever dat de andere de eerste stap zet. We beseffen dat we veranderingen moeten aanbrengen in onze leefwijze, dat we bekering nodig hebben en zonden moeten nalaten. Dat we klein zijn tegenover een Grote, Almachtige God. We willen God als Vriend, maar niet als Rechter.
Bidden kan heel confronterend zijn. We vinden daarom al die oproepen maar hoogst irritant (en de mensen die ze doen nog meer), want 'wie geeft hun het recht dingen te suggereren?' Gods boodschappers in de Bijbel werden bijvoorbeeld uitgelachen (Noach) kregen een kaakslag (Micha), werden in een modderput gegooid (Jeremia) of doormidden gezaagd (Jesaja).

Satan wil niets liever dan dat het volk blijft slapen en als blinden rondtast in het duister dat hij heeft gecreëerd en daarom zet hij velen ertoe aan om niet te zoeken naar opwekking, naar volledige overgave en naar Gods Geest, maar laat hij hen in hun zelfgenoegzaamheid voortgaan met zinloze vormendienst en iedereen te smaden die wel oproept tot gebed en het zoeken van Gods gaven van de Geest. En gelovigen te belasteren, die wel vasthouden aan Gods zekere beloften van het getuigenis en het geloof van Jezus.

Zonder de Heilige Geest kunnen we het werk van God niet doen, want zonder Gods Geest zijn we krachteloos, zijn we geen partij voor satan, zijn we losers, gedoemd te verliezen. Alleen in Christus en samen met de Geest van Christus (Romeinen 8:9) zijn wij (meer dan) overwinnaars! Dat weet satan bliksems goed! Dus als hij mensen ertoe kan aanzetten om aan profetische gaven te twijfelen en daarmee aan elke dienstknecht die in onze kerk nog met een boodschap van God zal opstaan, dan heeft hij zijn doel bereikt. Laat ze maar alle vereiste bewegingen maken, alle vereiste programma's afwerken en methoden uitproberen, maar verhinder dat ze in ootmoed en nederigheid gaan bidden om de Heilige Geest zoals Jezus in Lucas 11:13 aanraadt. In dat tekstgedeelte gaat het niet om God te vragen om alles wat we denken nodig te hebben, of om zijn goedkeuring van onze zelfbedachte plannetjes, maar om vragen om die ene zegen waarmee alle andere zegeningen, die we nodig hebben, meekomen: De Heilige Geest.

Want alles wat we zouden kunnen bereiken, alle gaven die we zouden kunnen inzetten in het werk van God, komen alleen als we de Heilige Geest ontvangen hebben, méér dan wat we ontvingen toen we ons lieten dopen in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest. De Geest der heiligmaking en de Geest die een speciale gave in ons opwekt ten dienste van Gods gemeente. Niet eerder en niet later. We moeten beseffen dat alle inspanning van de boze erop gericht is om de gaven van de Geest in ons en in onze kerk te doden! Het is oorlog! en we moeten beseffen dat een volk dat niet door Gods Geest geleid wordt, waar 'gezichten niet talrijk meer zijn' (1Samuel 3:1), waar God niet meer door mensen kan spreken ten behoeve van het volk, er slechts een verzameling uitgedroogde botten overblijft, op een dor en droog veld (Ezechiël 37:1). Levende doden (Matteüs 8:22). Satan wil heel graag dat een ieder doet wat goed is in eigen ogen (Richteren 21:26) en dat er geen getuigenis en geheiligde leiding meer is. Ieder is zelf verantwoordelijk en heeft zijn eigen godsbeeld, niemand doet meer verkeerd en niemand is gediend van lering en vermaning.

Inderdaad, ieder is hoofdelijk verantwoordelijk, maar als u zich geroepen weet om leiding te geven, aan een gemeente, aan een groepje, aan uw gezin, dan wordt u keihard verantwoordelijk gehouden voor dat groepje (Ezechiël 18). Laten we onszelf niet voor de gek (laten) houden. Van wie veel ontvangen heeft, wordt veel gevraagd; van wie weinig ontvangen heeft, wordt alles gevraagd wat hij heeft (Lucas 12:48).

We kunnen semantische woordspelletjes (blijven) spelen, òf kijken naar de inhoud van de boodschap. U mag God immers noemen hoe u wilt, maar krijgt Hij daarmee ook de eer die Hem toekomt? Heeft Ellen White dat gedaan - God geëerd, òf God gesmaad?

Onze boodschap is een unieke boodschap. Haal de profetie uit onze boodschap en we kunnen wel inpakken. Dan kunnen we inderdaad samengaan met andere kerken en ons vasthouden aan hun leringen van mensen.

De strijd wordt harder. We merken het aan alle kanten. Wij mensen zijn zelfzuchtig. Ook in onze gemeenten lijken we vaak meer op zoek naar het succes van onze eigen plannen dan de eer en de heerlijkheid van God.

De grootste strijd is altijd van binnenuit geweest. Als zij 'het groene hout' (Lucas 23:31) niet gespaard hebben, wie zijn wij dat wij denken dat onze godsdienstigheid ons aan strijd en verdrukking zal doen ontkomen. We hebben nog niet tot bloedens toe voor het evangelie moeten staan. Geen van ons, dus we hebben nog geen greintje meegemaakt van wat onze Heiland voor ons geleden heeft.
'Wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden (Matteüs 24:13). Hier blijkt de volharding der heiligen.' (Openbaring 13:10). Weet dus in wie u uw vertrouwen stelt (2 Timoteus 1:12).

Van het persoonlijk leven van de bijbelse profeten weten we alleen wat er over hen opgeschreven staat in de Bijbel en dat is van velen van hen maar bar weinig. Hun persoonlijke voorkeuren en fouten - geen mens is zonder fouten (2Kronieken 6:36) - waren blijkbaar ook niet belangrijk, anders had God dat wel laten opschrijven. Het ging God om de boodschap, die Hij dóór hen aan ons wilde doorgeven. Daarom ook kon Hij zelfs een vreemdeling als Bileam gebruiken voor een van de mooiste profetieën over de Messias: “Ik zie hem, maar niet nu; ik schouw hem, maar niet van nabij; een ster gaat op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël.”(Num 24:17).

Zelfs de 'eerstelingen uit de doden,' die met name genoemd worden in de Bijbel - Henoch, Mozes en Elia - waren niet zonder fouten! Het is daarom niet eerlijk om in Ellen White een foutloos mens te willen zien. Ze is bijvoorbeeld zelf ook gaandeweg tot het inzicht van de sabbat en rein en onrein voedsel gekomen. God leidt immers stap voor stap, ook met ons en zo met haar. Had ze nu geleefd, dan had ze zeker andere woorden gebruikt. God hield haar pen niet vast, weet u nog. Dat is niet wat wij onder inspiratie verstaan.

Ellen White heeft in een tijd geleefd waarvan het voor ons gemakkelijk is om iemands persoonlijk leven onder het vergrootglas te leggen en sommigen gaan met een groot zoutvat rond. Dat kunnen we niet doen met de profeten van weleer. Van Hosea hadden we nu zeker gezegd dat hij geen profeet kòn zijn, want welke godsman gaat naar een bordeel om er een hoer uit te zoeken en haar te trouwen? In opdracht van God? Ja, dááág!

In de tijd van Ellen White bestond er niet zoiets als kopierecht. Ik durf te wedden dat het algemeen gebruik was dat ook wetenschappers uit haar tijd ruimschoots opschepten uit andermans bloemlezingen ter ondersteuning van hun gedachten. Het opmerkelijke aan Ellen White is dat zij blijkbaar kennis bijeen wist te brengen uit diverse bronnen en dat met slechts 3 jaar basisschoolonderwijs! Dat alleen al is inspiratie van God! Als ze zoveel overgeschreven heeft als sommigen beweren, dan maakte ze dagen van 48 uur, want om zinvol over te schrijven, moet je eerst goed lezen.

Wist u dat er vandaag aan de dag grote wetenschappers buiten onze kerk zijn die haar werk bijzonder vinden, voor iemand uit die tijd en met haar beperkte scholing? Ellen White gaf ongeveer 150 jaar geleden reeds aan dat roken van tabak kwaadaardige longziekten veroorzaakte, terwijl wij pas nu algemeen erkennen dat roken (kwaadaardige) kankers veroorzaakt. Onlangs is weer een uitgebreide studie verschenen over het positief effect van het voedingspatroon van Zevende-dags Adventisten (zie link onderaan het artikel). Allemaal door raadgevingen van onze Ellen.

Laten we Ellen White dus 'beoordelen' naar de inhoud van de boodschap, die zij ons te vertellen heeft en niet naar de vorm. En laten we kijken naar de bewijzen van haar roeping.
Want laten we eerlijk zijn: Ze was door een ongeluk in haar gezicht verminkt, sprak raar en was altijd kortademig door schade aan haar ademhalingsorganen, klein van stuk (ca. 1,58m), een onaanzienlijke vrouw, zonder macht en wereldse eer, dat als ze nu in onze hedendaagse kerk lid zou zijn, zij noch gehoord, noch gezien zou zijn. We zouden zeggen: 'Wat verbeeldt die zich, wie heeft haar - een vrouw nog wel! en bovendien zonder academische titel of kennis van klassieke talen - geroepen en over ons aangesteld? (Exodus 2:14) Laat ze voor haar kinderen zorgen, dat is haar eerste taak.”

Dat Ellen White een boodschap van God voor onze kerk heeft gekregen, staat buiten kijf, omdat:
(1) vele van haar adviezen tijdloos zijn, omdat haar kijk op de bijbelpassages in harmonie is met de leer van de Bijbel – de Bijbel is tijdloos.
(2) we steeds meer erachter komen dat als we haar adviezen hadden opgevolgd, we als kerk nu veel verder zouden zijn geweest. Dan waren wij de kop en niet de staart en dan zou niet alleen de RK Kerk openlijk erkennen dat de ZDA-kerk de Bijbel het dichtst benadert in leer, maar dan zouden alle andere kerken dat erkennen en bij ons komen leren in plaats van wij bij hen.
(3) haar uitspraken niet in tegenspraak met de Bijbel zijn en zij God altijd de eer gegeven heeft en nooit eer voor zichzelf heeft gezocht.
(4) God heeft beloofd dat er in de eindtijd mensen Zijn woordvoerders zouden zijn. God riep Ellen White op het juiste moment in de tijd.
(5) als God iemand roept, Hij zelf daar de bewijzen voor geeft, door grote tekenen en wonderen die Zijn dienstknechten vergezellen (Handelingen 2:43) en anderen in de gemeente zullen weten dat God de persoon geroepen heeft, ook al zijn ze soms niet blij met de boodschap. Bij Ellen White zijn er opmerkelijke dingen, zelfs door buitenstaanders geconstateerd.

Maar … er zullen altijd mensen zijn die de bewijzen niet zien, omdat ze hun hart hebben toegesloten voor de Heilige Geest en daardoor horende doof en ziende blind geworden zijn. Nu zijn tekenen op zich geen afdoende bewijs, maar in combinatie met de andere kenmerken, past het plaatje mijns inziens precies.

Het gaat te ver om te zeggen dat alles wat zij geschreven heeft, bijzondere profetische betekenis heeft voor onze tijd. Zij was een vrouw met een gezond verstand en heeft meermalen aangegeven dat sommige van haar raadgevingen situatiegebonden zijn en ook zo moeten worden opgevat. Immers ook in de bijbel vinden we boodschappen, adviezen, voorzeggingen en raadgevingen van profeten die beperkt toepasbaar waren qua persoon, tijd en plaats, maar dat wilde niet zeggen dat het geen door God geïnspireerde boodschappen waren. Ook uit die boodschappen kunnen wij iets leren.

En ja, ook een profeet van God slaat eens de plank mis en dan grijpt God in of maakt Hij op een andere manier duidelijk dat Hij iets anders bedoelde (zie Nathan en David, 1Kronieken 17:1-15).
Dus met de boodschap in het algemeen is echt niets mis. Maar we zijn kleingelovig en bang voor het oordeel van de wereld en omdat er een tegenstroom op gang is gebracht door de boze, die in tijd van Ellen White ook diverse sekten liet opkomen, elk met hun eigen 'profeet'. We zijn bang om met hen vereenzelvigd te worden, omdat we de kracht van God niet kennen. En we praten teveel de mensen na die in de gelegenheid zijn om hun twijfels te uiten als waren het bewijzen van hun diepzinnigheid, theologische geleerdheid en intelligentie. Maar door dat te doen, hebben we de boodschap voor onze tijd weggegooid en nu verwachten we dat God ons meer licht geeft? Welk licht moet God ons geven? Als we het kleine vonkje minachten, wie zal ons dan de kandelaar toevertrouwen?
Ik ben ervan overtuigd dat zolang we niet gaan leven naar het profetisch woord dat aan ons is geopenbaard - hier en daar wellicht vertaald naar de 21e eeuw en gelezen met verstand, want dat màg -, God ons niet met meer licht kan zegenen, want we zouden het niet eens zien.

Woorden zeggen niet alles.
Laat me u een paar voorbeelden geven:
· In de bijbel geeft Jezus het onwaarschijnlijke teken van Jona aan de ongelovige Farizeeën. Zoals de Ninevieten verbaasd waren over een mens die 3 dagen in buik van de vis was en er levend uitgekomen is, zo zou Jezus 3 dagen in de buik van de dood verkeren en er zelf levend uit komen. Zoals de Ninevieten Jona geloofden, omdat dat voor hen een onweerlegbaar godsteken was, zouden Gods ware kinderen geloven, omdat niemand ooit zichzelf uit de dood had opgewekt.
Vertalen we “drie-dagen-en-drie-nachten” met onze hedendaagse begrip van de woorden, dan kan Jezus nooit op zondag zijn opgestaan of op vrijdag zijn gestorven. En velen raken hierdoor gigantisch in de war en laten zich in de war brengen.
Maar Jezus zegt bij tal van andere gelegenheden dat Hij na drie dagen, op de derde dag, ten derden dage, uit de dood zou opstaan. De Farizeeën gaven bovendien zelf het bewijs dat ze goed begrepen hadden dat niet gerekend moest worden met dagen van 24 uur, want ze gingen op de dag nà de kruisdood al – de zaterdag, de dag nà de Voorbereiding (toen konden zij opeens wèl de sabbat overtreden!) vragen dat het graf verzegeld zou worden tot de volgende dag - de zondag. (zie Mat 27:63; Mark 9:31; 10:34)

· Jezus heeft gezegd dat als een Romein een Jood voor een mijl wilde pressen, het beter was vrijwillig een tweede mijl te gaan. Daarmee heeft Jezus niet bedoeld te zeggen dat de Romein goed deed en dat de Jood de onderdrukking maar gelaten over zich heen moest laten komen. Het was een advies om zinloze discussie over een metertje extra en escalatie te voorkomen, omdat de situatie nu eenmaal zo was dat een Romein het wettelijk recht had dat van een Jood te eisen en de Jood het geschil toch niet zou kunnen winnen.
Sommige mensen zien de raadgevingen van Ellen White t.a.v. het rassenvraagstuk in haar tijd als discriminerend (ik begeef me nu op gevaarlijk terrein bij sommige van mijn donkere broeders!). Afgezien van het feit dat Ellen White in een zeer discriminerende maatschappij leefde, vinden we haar advies in overeenstemming met wat Jezus bedoelde: Het is goed te vechten tegen onrecht, maar weeg je individuele kansen goed af en breng jezelf niet nodeloos in problemen. Wat win je er immers mee? Vanwege de “hardheid” van de mensen in haar tijd, was een rassenscheiding zelfs in de kerk beter, want de kerkleden waren onvolmaakt (er zijn er nog steeds die onderscheid maken op grond van afkomst, ze noemen het alleen eufemistisch “cultuurverschillen”). Ook God heeft echtscheiding om de hardheid van de harten gedoogd, ofschoon het duidelijk niet Zijn bedoeling was (Matteüs 19:8). Slavernij was in Ellen White’s tijd een keihard gegeven, zo ook in de tijd van Jezus. De Bijbel laat er echter geen twijfel over bestaan dat meesters goed moesten omgaan met hun slaven, want God zal ook de onderdrukkers richten. In Jezus tijd was het zo en in de 19e eeuw was het niet anders.

· Het was moeilijk om in Elia's tijd profeet te zijn, want het gehele volk was afgedwaald. De 7.000 getrouwen waren onzichtbaar (1 Kon 19:18), net als hoe Gods volk op het laatst zal moeten onderduiken.
De situatie is nu niet anders. Het is moeilijk om in de kerk van vandaag met een boodschap van opwekking te komen, want wat verbeeld je je? Wie heeft jou de bevoegdheid gegeven om zo te handelen? Wie heeft jou toestemming gegeven om buiten de jouw toegewezen ruimte of taak te treden?

Omwille van de te verwachten strijd, is niemand zo gek om zichzelf tot profeet van God te bombarderen. Sla de Bijbel erop na en zie dat er maar weinigen waren die van harte zeiden: 'Heer ik ga.' We moeten geen vergelijking maken met de nepprofeten van de 19e eeuw. Zij zijn een “rookgordijn” in dienst van de tegenpartij in het grote conflict tussen Jezus en satan.

Ik zou wel profeet willen zijn, echt waar. Ik zou wel willen dat ik zo’n intieme relatie met God had dat Hij persoonlijk van mij zou getuigen dat ik zeer bemind ben of Zijn vriendin. Maar tegelijkertijd besef ik dat ik niet wéét wat ik vraag! Laat mij Hem dus maar dienen met hart en ziel, verstand en kleine kracht en elke dag meer leren van mijn naaste te houden. Ook van mensen waarmee ik soms in de clinch lig. Steeds beter beseffend dat 'wij allen zijn afgedwaald en derven de heerlijkheid Gods.' (Romeinen 3:23) En daarom proberend helend voor anderen en daarmee tegelijkertijd ook helend voor mezelf te zijn, want het werkt altijd twee kanten op. Vermanen waar ik kan vermanen en troosten waar ik kan troosten. Wie iets van mij wil aannemen, doet dat; wie wil smaden, doet dat ondanks alles toch.

Een ding is zeker:
Wie niets doet, maakt geen fouten.
Wie wel iets durft, kan leren van fouten.

Alles wat we kunnen doen, is onze ziel op Zijn altaar leggen en zeggen: 'Heer, als U mij kunt gebruiken - ik accepteer elke taak, hoe onaanzienlijk en gering ook - hier ben ik, stuur mij maar.' Inderdaad, we weten niet wat we vragen!, maar wat kunnen we anders? Wat blijft er over? Waar zouden we heengaan, als Híj alleen woorden van leven heeft? Daarom bidden we er meteen achteraan: ‘Heer zend Uw kracht alstublieft met mij mee!’

Ellen White heeft het niet voor haar plezier gedaan. Ze heeft heel vaak onder de bremstruik gelegen! (1Koningen 19:4). Maar als we Ellen White uit het raam van onze kerk kieperen - echt alles wat aan haar herinnert, want we moeten niet hypocriet zijn: het is alles of niets – wat blijft er van onze kerk over? Wat maakt ons dan anders dan de 7e Dags Baptisten of de Worldwide Church of God (die vieren ook sabbat)?

JA, ik geloof dat Ellen White Gods boodschapster was, maar ook dat een profeet nooit geëerd is in zijn vaderstad en dat het gras bij de buren altijd groener lijkt. Als we boeken van willow creek en saddleback met passie kunnen lezen, dan kunnen we zeker geen bezwaar hebben tegen Testimonies for the Church. Het trieste van de zaak is dat sommigen dat wat we hebben minachten en zich keren tot de nietswaardigheden van anderen.

Ik geloof niet in Ellen White, net zo min als ik geloof in Mozes, Jesaja, Elia, Jefta of in Simson. Allemaal mensen met fouten en gebreken, die toch maar fijntjes in de heldenlijst van Hebreeën 11 genoemd worden. Kunnen wij van onszelf zeggen dat wij een plekje tussen hen zullen vinden? Zullen latere generaties net zo van ons kunnen getuigen dat wij trouw waren?

Begrijp me niet verkeerd, ik noem Ellen White niet rechtvaardig, want dat oordeel kan ik niet uitspreken. Zij staat niet vermeld in de heldenlijst. Maar ik kan evenmin zeggen dat ze dat niet is, toch? Ik kan alleen naar de vruchten kijken die zij heeft voortgebracht. En wat ik niet begrijp of wat ik niet in overeenstemming vindt met de Bijbel, mag ik naast me neerleggen of bewaren voor later.
Ook Paulus zegt hier en daar: “Dit zeg ik en niet de Here,” maar we schrappen zijn naam niet meteen door in ons boek. Waarom niet? Omdat wij hetgeen hij zegt niet in tegenspraak vinden met de leer van de Bijbel.

Broeders en zusters, maak er zaak van om uw Bijbel te kennen en onderzoek zelf waar onze kerk voor staat. Gebruik uw eigen verstand. Dat bent u aan uzelf verplicht, want het gaat om uw leven. Kies bewust en kies voor God.
Gods woord houdt nog steeds stand en ik vind de weerslag daarvan in de officiële leer van de Adventkerk. Hoe die leer door sommigen wordt uitgeleefd, is soms heel andere koek en doet soms geen recht aan de waarheid.
Als u daarom vindt dat u Gods waarheid niet in de Adventkerk vindt, zoek dan alstublieft verder tot u het wel vindt! Maar laat niemand uw kroon stelen door het etaleren van menselijke wijsheid.

Ten slotte een doordenkertje: Wat moeten we met de tekst in 2 Petrus 1:19: “En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.” (ik onderstreep).

Is dit een tekst in de Bijbel die we maar moeten vergeten, omdat we de laatste profetie die God heeft beloofd, in de eerste eeuw reeds hebben ontvangen?

Dat geloof ik niet?
U toch ook niet?
Laten we onze ogen en oren openhouden, want we hebben nog lang niet alles gezien!

(ingrid wijngaarde, 13 augustus 2008)