24 Zonder bruiloftskleed

Mattheüs 25.-13-30

Christus had op de Olijfberg tot zijn discipelen gesproken over zijn terugkeer naar de wereld. Hij had bepaalde tekenen aangeduid die te kennen zouden geven wanneer zijn komst nabij zou zijn.
En Hij had zijn discipelen gezegd dat zij moesten waken om gereed te zijn. Opnieuw herhaalde Hij de waarschuwing: "Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur." (Matth.25:13) Toen liet Hij zien wat het wil zeggen te waken voor zijn komst. De tijd moet niet met ijdel wachten worden doorgebracht, maar met ijverig werken. Deze les onderwees Hij in de gelijkenis van de talenten.
'Het koninkrijk der hemelen,' zei Hij, 'is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands.'

De man die naar het buitenland reisde, stelt Christus voor, die toen Hij deze gelijkenis vertelde, spoedig deze aarde zou verlaten om naar de hemel te gaan. De slaven uit de gelijkenis stellen de volgelingen van Christus voor. Wij behoren niet onszelf toe. Wij zijn gekocht en betaald' (1 Cor.6:20), niet door verderfelijke dingen, als zilver en goud, maar door het kostbaar bloed van Christus" (1 Petr.1:18,19), "opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt." (2 Cor.5:15)

Alle mensen zijn met deze oneindige prijs gekocht. God heeft door alle hemelse schatten aan deze wereld te geven, door ons in Christus heel de hemel te schenken, de wil, de genegenheid, het verstand en het hart van ieder mens gekocht. Alle mensen, gelovig of ongelovig, zijn Gods eigendom. Allen zijn geroepen om Hem te dienen en allen zullen voor de wijze waarop zij aan deze verplichting gehoor hebben gegeven, op de grote oordeelsdag verslag moeten afleggen.
Maar Gods aanspraken worden niet door iedereen erkend. Zij die zeggen dat zij de dienst van Christus hebben aanvaard, worden in de gelijkenis voorgesteld als zijn slaven.
De volgelingen van Christus zijn verlost om te dienen. Onze Heer leert ons dat het ware doel van het leven bestaat uit dienen. Christus was zelf een werker en aan al zijn volgelingen geeft Hij de wet van het dienen - het dienen van God en hun medemensen. Hierin heeft Christus aan de wereld een hoger begrip van het leven voorgehouden dan zij ooit hadden gekend. Als de mens leeft om anderen te dienen, wordt hij met Christus in aanraking gebracht. De wet van het dienen wordt de schakel die ons met God en onze medemensen verbindt.
Aan zijn dienstknechten vertrouwt Christus 'zijn goederen' toe dat wat voor Hem gebruikt moet worden. Hij heeft iedereen zijn werk gegeven. Iedereen heeft zijn plaats in Gods eeuwig plan. Iedereen moet met Christus samenwerken in het redden van zielen. De plaats, voor ons in de hemel bereid, is niet zekerder dan de plaats ons op aarde toegewezen waar wij voor God moeten werken.

De gaven van de Heilige Geest

De talenten die Christus aan zijn gemeente toevertrouwt stellen in het bijzonder de gaven en zegeningen voor, die de Heilige Geest ons geeft. "Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan een ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest; aan de een werking van krachten, aan de ander profetie, aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen en aan weer een ander vertolking van tongen. Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt gelijk Hij wil." (1 Cor.12:8-11) Alle mensen ontvangen niet dezelfde gaven maar aan iedere dienstknecht van de Meester is een gave van de Geest beloofd.

Eer Christus zijn discipelen verliet, "blies Hij op hen en zei: Ontvangt de Heilige Geest." (Joh.20:22) Ook zei Hij: "Zie, Ik doe de belofte mijns Vaders op u komen." (Luc.24:29) Eerst na de hemelvaart echter werd de gave in zijn volheid ontvangen. Pas toen de discipelen zich door geloof en gebed volkomen hadden overgegeven aan zijn werk, werd de Heilige Geest uitgestort. Toen werden op bijzondere wijze de hemelse goederen toevertrouwd aan Christus' volgelingen." Opgevaren naar de hoge voerde Hij krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen." (Ef.4:8,7) Aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven naar de mate waarin Christus haar schenkt. "Hij deelt een ieder toe gelijk Hij wil." (1.Cor.12:11)
De gaven behoren ons reeds toe in Christus, maar het werkelijk bezit ervan is afhankelijk van ons aanvaarden van Gods Geest.

De belofte van de Geest wordt niet naar waarde geschat zoals dat het geval had moeten zijn. De vervulling wordt niet gerealiseerd, zoals dat had kunnen gebeuren. De afwezigheid van de Geest maakt het evangeliewerk zo krachteloos. Studie, talenten, welsprekendheid, alle natuurlijke en aangeleerde gaven mag men bezitten, maar zonder de tegenwoordigheid van de Heilige Geest zal geen hart worden bewogen en geen zondaar voor Christus worden gewonnen. Anderzijds, wanneer zij met Christus zijn verbonden, als zij de gaven van de Geest bezitten, zullen de armsten en eenvoudigsten van zijn discipelen een kracht bezitten die zijn invloed op de harten doet gelden. God maakt hen het middel waardoor de grootste invloed in het universum kan werken.

Andere talenten

De bijzondere gaven van de Geest zijn niet de enige talenten die in de gelijkenis worden bedoeld. Alle andere gaven en schenkingen, hetzij oorspronkelijk of aangeleerd, natuurlijk of geestelijk, worden hierin besloten. Al deze gaven moeten in de dienst van Christus worden gebruikt. Als wij zijn discipelen worden, geven wij ons aan Hem over met alles wat wij hebben en zijn. Hij geeft ons deze gaven terug, gezuiverd en veredeld, om te worden gebruikt voor zijn eer en tot zegen van onze medemensen.
God heeft iedereen gegeven naar zijn bekwaamheid. De talenten zijn niet willekeurig uitgedeeld. Wie de bekwaamheid bezit om vijf talenten te gebruiken, ontvangt er vijf. Wie slechts twee kan gebruiken, krijgt er twee. En wie met verstand één talent kan gebruiken, ontvangt er één Niemand hoeft zich te beklagen dat hij niet meer gaven heeft gekregen, want Hij, die aan een ieder naar zijn bekwaamheid heeft gegeven, wordt geëerd wanneer men datgene wat een ieder is toevertrouwd, zij het groot of klein, gebruikt. Iemand die vijf talenten heeft gekregen, moet met deze vijf talenten werken. Wie slechts één talent heeft, moet dat ene talent gebruiken. God verwacht van iedereen naar wat hij heeft, niet naar wat hij niet heeft. (2 Cor.8:12)
In de gelijkenis ging hij, 'die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mee en verdiende er vijf bij. Evenzo verdiende hij die de twee talenten had, er twee bij.'
De talenten moeten gebruikt worden, hoe weinig het er ook mogen zijn. De vraag die voor ons het meeste zegt is niet: Hoeveel heb ik gekregen? maar: Wat doe ik met wat ik gekregen heb? Onze eerste verplichting is het ontwikkelen van al onze krachten. Dit zijn wij God en onze medemensen schuldig. Niemand die niet dagelijks groeit in mogelijkheden en bruikbaarheid, beantwoordt aan het doel van het leven. Als wij ons geloof in Christus belijden, beloven wij onszelf dat wij alles zullen worden wat wij kunnen als werkers voor de Meester. Wij moeten elke bekwaamheid ontwikkelen tot de hoogste mate van volmaaktheid, zodat wij zoveel mogelijk goed kunnen doen.

De Heer heeft een groot werk dat gedaan moet worden, en Hij zal in de toekomst het meeste geven aan hen die het getrouwst werken in dit leven. De Here kiest zijn eigen werktuigen en elke dag geeft Hij hun onder andere omstandigheden een kans in zijn arbeidsplan. In elke poging die van harte wordt gedaan om zijn plan uit te werken kiest Hij werktuigen, niet omdat zij volmaakt zijn, maar opdat zij door met Hem verbonden te zijn de volmaaktheid mogen bereiken.
God zal alleen diegenen aannemen die zich voorgenomen hebben een hoog doel na te streven. Hij legt op ieder menselijk werktuig de verplichting zijn best te doen. Van allen wordt zedelijke volmaaktheid geëist. Nooit mogen wij de standaard van gerechtigheid verlagen om te beantwoorden aan geërfde of aangeleerde neigingen tot het kwaad. Wij moeten inzien dat onvolmaaktheid van karakter zonde is. Alle rechtvaardige kenmerken van karakter vinden hun volmaaktheid in God als een harmonieus geheel. Iedereen die Christus aanvaardt als een persoonlijke Zaligmaker ontvangt het voorrecht deze kenmerken te bezitten.

Zij die Gods mede-arbeiders willen zijn, moeten streven naar de volmaaktheid van ieder deel van lichaam en geest. Ware opvoeding is de voorbereiding van de lichamelijke, verstandelijke en zedelijke krachten voor het verrichten van elke taak. Het is het oefenen van lichaam, verstand en geest voor het dienen van God. Deze opvoeding gaat door tot in het eeuwig leven.
God eist in elk opzicht van iedere christen groei in bekwaamheid en mogelijkheden. Christus heeft ons ons loon betaald door zijn eigen bloed en lijden, om Zich te verzekeren van onze vrijwillige dienst. Hij is naar onze wereld gekomen om ons een voorbeeld te geven hoe wij moeten werken en welke geest wij in ons werk moeten openbaren. Hij wil dat wij leren hoe wij op de beste wijze zijn werk kunnen bevorderen en zijn naam op aarde kunnen verheerlijken, Hem met eer te kronen en de Vader de grootste liefde en toewijding te schenken; Hem, die de wereld zo lief heeft gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou hebben. (Joh.3:16)

Christus heeft ons echter niet de verzekering gegeven dat het bereiken van een volmaakt karakter eenvoudig zal zijn. Een edel, ontwikkeld karakter kunnen wij niet erven. We krijgen het niet toevallig. Een edel karakter wordt verkregen door persoonlijke inspanning, dank zij de verdiensten en de genade van Christus. God geeft de talenten, de verstandelijke vermogens; wij vormen het karakter. Het wordt gevormd door harde, zware strijd met onze eigen natuur. Steeds moet strijd gevoerd worden tegen geërfde neigingen. Wij zullen onszelf heel kritisch moeten bezien en geen enkele ongunstige karaktertrek mag onverbeterd blijven.

Niemand hoeft te zeggen: Ik kan niets aan mijn karaktergebreken doen. Als u tot deze conclusie bent gekomen, zult u beslist het eeuwig leven niet verkrijgen. De onmogelijkheid ligt bij uw eigen wil. Als u niet wilt, kunt u ook niet overwinnen. De ware moeilijkheid ontstaat uit het verdorven hart dat niet wedergeboren is, uit een niet bereid zijn om zich aan Gods gezag te onderwerpen.
Velen die door God in staat zijn gesteld een groot werk te doen, bereiken heel weinig omdat zij weinig ondernemen. Duizenden gaan door het leven alsof zij geen bepaald doel hebben om voor te leven, geen maatstaf die zij willen bereiken. Zulke mensen ontvangen loon naar werken.

Bedenk dat u nooit een hogere norm bereikt dan u voor uzelf hebt gesteld. Stel daarom een hoog doel en bestijg stap voor stap, al kost het pijnlijke inspanning, de ladder van vooruitgang. Laat u door niets tegenhouden. Het lot heeft zijn mazen niet zo dicht om de mens verweven dat deze hulpeloos en onzeker moet blijven. Tegenwerkende omstandigheden moeten het besliste voornemen scheppen om die te overwinnen. Het omverwerpen van één hinderpaal zal groter bekwaamheid en moed geven om door te gaan. Ga vastbesloten in de juiste richting en de omstandigheden zullen u helpen in plaats van u te hinderen.
Wees vastbesloten om tot eer van de Meester elke karaktertrek te ontwikkelen. Bij het bouwen aan uw karakter moet u God voortdurend behagen. Dit is mogelijk, want Henoch behaagde Hem, hoewel hij leefde in een tijd van degeneratie. Ook in onze tijd zijn er nog Henochs.

Houd stand als een Daniël. de trouwe staatsman die zich door geen enkele verzoeking liet verderven. Stel Hem, die u zo heeft liefgehad dat Hij zijn leven heeft gegeven om uw zonden weg te doen, niet teleur. Hij zegt: "Zonder Mij kunt gij niets doen." (Joh.15:5) Denk hieraan. Als u fouten hebt gemaakt, zult u beslist de overwinning behalen als u deze fouten inziet en ze beschouwt als waarschuwingsborden. Op deze wijze verandert u een nederlaag in een overwinning. U stelt de vijand teleur en eert uw Verlosser.
De enige schat die wij van deze wereld naar de eeuwigheid kunnen meenemen is een karakter dat gevormd is naar Gods beeld. Zij die zich in deze wereld door Christus laten onderrichten, zullen alles wat zij met Gods hulp hebben bereikt, met zich meenemen naar het hemels tehuis. In de hemel blijven wij steeds leren. Hoe belangrijk is daarom de ontwikkeling van het karakter in dit leven.
Hemelse helpers zullen samenwerken met de mens die met een sterk geloof streeft naar de volmaaktheid van karakter die tot uiting komt in een volmaakte handelwijze. Christus zegt tot iedereen die zich hiermee bezighoudt: Ik sta aan uw zijde om u te helpen.
Wanneer de wil van de mens met Gods wil samenwerkt, wordt deze almachtig. Wat op zijn bevel gedaan moet worden, kan tot stand gebracht worden in zijn kracht. Alles wat Hij vraagt, is mogelijk.

Verstandelijke vermogens

God vraagt de oefening van de verstandelijke vermogens. Het is zijn bedoeling dat zijn dienstknechten meer intelligentie en een beter onderscheidingsvermogen zullen bezitten dan de wereldse mens. Hij is ontevreden over hen, die te zorgeloos of te onverschillig zijn om bekwame, goed ingelichte werkers te worden. De Here vraagt ons Hem lief te hebben met heel ons hart, met onze gehele ziel, met al onze kracht en ons vermogen. Dit legt op ons de verplichting om ons verstand volledig te ontwikkelen, zodat wij onze Schepper met ons verstand kunnen liefhebben en kennen.
Als het verstand onder de controle van de Geest wordt gebracht, zal het, hoe beter het wordt ontwikkeld, des te succesvoller in Gods dienst gebruikt kunnen worden. De onontwikkelde mens die zich aan God heeft gewijd en die een zegen voor anderen wil zijn, kan en zal door de Heer in zijn werk worden gebruikt. Maar zij, die met dezelfde toegewijde geest de voordelen van een goede ontwikkeling hebben genoten, kunnen een veel groter werk voor Christus doen. Zij hebben een voordeel.
De Heer wil dat wij alle mogelijke vorming verkrijgen, met het doel voor ogen om onze kennis mee te delen aan anderen. Niemand kan weten hoe of waar zij geroepen kunnen worden om voor God te werken of te spreken. Alleen onze hemelse Vader ziet wat Hij van de mens kan maken. Voor ons liggen mogelijkheden die ons zwakke geloof niet kan zien. Ons verstand moet zo worden geoefend dat wij zo nodig de waarheden van zijn Woord voor de voornaamste wereldlijke gezagsdragers kunnen brengen op een wijze, waardoor zijn naam wordt verheerlijkt. Wij moeten geen enkele gelegenheid voorbij laten gaan om ons verstandelijk beter geschikt te maken om voor God te werken.

Laat de jeugd die opgeleid moet worden, vastbesloten aan het werk gaan om een bepaalde opleiding te verkrijgen. Wacht niet tot zich een weg opent. Baan zelf een weg. Grijp elke kans aan, al is deze nog zo klein. Beoefen zuinigheid. Besteed uw geld niet om uw eetlust te bevredigen of genot na te jagen. Wees vastbesloten om zo nuttig en bruikbaar mogelijk voor God te worden. Wees grondig en getrouw in alles wat u onderneemt. Maak gebruik van elke mogelijkheid binnen uw bereik om uw verstand te scherpen. Laat het bestuderen van boeken samengaan met nuttige handenarbeid en verschaf u door ijverige inspanning, waakzaamheid en gebed de wijsheid die van boven komt. Zo krijgt u een afgeronde opleiding. Op deze wijze kunt u wat uw karakter betreft opklimmen en invloed krijgen over anderen, waardoor u in staat bent hen te leiden op de weg van gerechtigheid en heiligheid.
Wij kunnen in het ontwikkelen van onszelf veel meer bereiken als wij zouden letten op onze voorrechten en kansen. Ware opvoeding betekent meer dan dat wat de scholen kunnen bieden. Hoewel de studie van de wetenschappen niet verwaarloosd mag worden, moet een hogere scholing verkregen worden door een levend contact met God. Laat iedereen die studeert zijn Bijbel nemen en gemeenschap zoeken met de grote Leraar. Laat het verstand geoefend en gedisciplineerd worden om te kunnen worstelen met moeilijke problemen als wij zoeken naar goddelijke waarheden.
Zij die hongeren naar kennis, opdat zij een zegen voor hun medemensen kunnen zijn, zullen zelf een zegen van God ontvangen. Door het bestuderen van zijn Woord zullen hun verstandelijke krachten gewekt worden tot grote activiteit. De vermogens zullen zich uitbreiden en ontwikkelen en het verstand zal kracht en bekwaamheid opdoen.
Zelfdiscipline moet beoefend worden door iedereen die een werker voor God wil zijn. Dit zal meer tot stand brengen dan welsprekendheid of de schitterendste taltenten. Wanneer een gewoon verstand goed gedisciplineerd wordt, zal het meer en beter werk tot stand brengen dan de hoogst ontwikkelde geest en de grootste talenten zonder zelfbeheersing.

De spraak

De spraak is een talent dat wij ijverig moeten ontwikkelen. Van alle gaven die wij van God hebben ontvangen kan geen enkele een groter zegen zijn dan juist deze gave. Met de stem kunnen wij overtuigen en aandringen, wij bidden ermee en loven God en gebruiken haar om anderen te vertellen van de liefde van de Heiland. Hoe belangrijk is het daarom deze zo te ontwikkelen dat er zoveel mogelijk goed mee wordt gedaan.
De oefening en het juiste gebruik van de stem wordt vaak verwaarloosd, zelfs door intelligente en christelijke mensen. Velen lezen, of spreken zo zacht of zo vlug dat zij slecht verstaanbaar zijn. Sommige mensen hebben een slechte, onduidelijke uitspraak. Anderen spreken op hoge, schrille toon, die pijn doet aan de oren. Voordrachten, liederen en verslagen worden soms zo in het openbaar voorgelezen dat ze onverstaanbaar zijn. Op deze wijze gaat vaak de kracht en de indruk ervan verloren.
Dit is een kwaad dat kan en moet worden verbeterd. De Bijbel geeft in dit opzicht onderricht. Van de Levieten, die in de dagen van Ezra de Schriften aan het volk voorlazen, wordt gezegd: "Zij lazen namelijk uit het boek, uit de wet Gods, duidelijk voor en gaven uitlegging, zodat men het voorgelezene begreep." (Neh.8:9)
Door zich ijverig in te spannen kan iedereen leren lezen en spreken op heldere, duidelijke toon, op een manier die duidelijk is en indruk maakt. Op deze wijze kunnen wij onze geschiktheid als werkers voor Christus belangrijk doen toenemen.

Van iedere christen wordt gevraagd om aan anderen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus bekend te maken. Daarom moet hij streven naar volmaaktheid in het spreken. Hij moet Gods Woord zo brengen dat het de luisteraars aanspreekt. God wil niet dat zijn menselijke helpers onbeschaafd zullen zijn. Hij wil niet dat de mens de goddelijke stroom die door hem naar wereld vloeit, zal verlagen of verkleinen.

Wij moeten op Jezus als ons volmaakte Voorbeeld zien. Wij moeten bidden om de hulp van de Heilige Geest en in zijn kracht moeten wij proberen ieder orgaan te oefenen voor het doen van een volmaakt werk.
Dit geldt vooral voor hen die voor het openbaar werk zijn geroepen. Elke predikant en iedere leraar moet voor ogen houden dat hij aan de mensen een boodschap brengt die eeuwige belangen inhoudt. De waarheid die gesproken wordt zal hen op de jongste dag oordelen. Bij verschillende mensen zal het gedrag van de boodschapper bepalen of men de boodschap aanneemt of verwerpt. Laat het woord daarom op een wijze worden gesproken die het verstand aanspreekt en het hart raakt. Men moet langzaam, duidelijk en ernstig spreken, echter wel met alle ernst die de belangrijkheid ervan eist.

De juiste oefening en het gebruik van de stem hebben te maken met elke vorm van christelijk werk. Het heeft te maken met het gezinsleven en met onze omgang met elkaar. Wij moeten ons eraan wennen op prettige toon te spreken, om zuivere en correcte taal te gebruiken en woorden te spreken die vriendelijk en voorkomend zijn. Prettige, aangename woorden zijn als dauw en zachte regen voor het hart. De Schrift zegt dat op de lippen van Christus genade was 'om met het woord de moede te kunnen ondersteunen.' (Jes.50:4)
En de Heer vraagt van ons: "Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos' opdat zij die het horen, genade ontvangen." (Col.4:6)

Als wij proberen anderen te corrigeren of te veranderen moeten wij goed op onze woorden letten. Deze zullen een reuk des levens ten leven of des doods ten dode zijn. Velen bestraffen op scherpe, strenge toon, met woorden die niet geschikt zijn om het gewonde hart te genezen. Door deze slecht gekozen uitingen wordt de geest gekwetst en vaak worden zij die dwalen tot opstand geprikkeld. Allen die de beginselen van de waarheid voorstaan, moeten de hemelse olie der liefde hebben. Onder alle omstandigheden moeten bestraffingen in liefde worden geuit. Dan zullen onze woorden een verandering bewerken zonder te provoceren. Christus zal door zijn Heilige Geest de kracht verschaffen. Dat is zijn werk.

Geen enkel woord moet onnadenkend worden gesproken. Kwaadspreken, lichtzinnige praat en lelijke woorden of onreine gedachten mogen niet komen over de lippen van hen die Christus volgen. De apostel Paulus schrijft onder de leiding van de Heilige Geest: "Geen liederlijk woord kome uit uw mond." (Ef.4:29) Een verdorven woord betekent niet alleen vuile woorden. Het houdt in alles wat in strijd is met geheiligde beginselen en een zuivere, onbevlekte godsdienst. Het houdt in onreine suggesties en bedekte toespelingen op het kwaad. Als hieraan niet gedurig weerstand wordt geboden, verleiden deze dingen tot ernstige zonde.

Ieder gezin, elke christen heeft de verplichting de weg tot verdorven uitingen af te sluiten. Als wij in gezelschap zijn van mensen die zich bezighouden met onzinnige taal, is het onze plicht het onderwerp van gesprek op iets anders te brengen, waar dit mogelijk is. Met behulp van Gods genade moeten wij een waarschuwend woord spreken of een onderwerp aansnijden dat het gesprek in betere banen zal leiden.

Het is de taak van de ouders om hun kinderen juiste spreekgewoonten bij te brengen. De beste school hiervoor is het gezinsleven. Van hun vroegste jeugd af moeten kinderen leren met respect en liefde te spreken tot hun ouders en tot elkaar. Zij moeten leren dat alleen zachtaardige, ware, zuivere woorden over hun lippen mogen komen. De ouders moeten zelf dagelijks in de school van Christus les nemen. Dan kunnen zij door woord en voorbeeld hun kinderen dingen leren waarop niets valt aan te merken. Dit is één van de voornaamste en meest verantwoordelijke taken die zij hebben.

Als volgelingen van Christus moeten wij ervoor zorgen dat onze woorden een hulp en een bemoediging zijn voor anderen. Wij moeten veel meer dan tot dusver het geval was spreken over de kostbare momenten uit onze ervaring. Wij moeten spreken over de genade en goedertierenheid van God, over de mateloze diepte van de liefde van de Heiland. Onze woorden moeten uitingen zijn van lof en dank. Als verstand en hart vol zijn van Gods liefde, zal dit in ons gesprek tot uiting komen. Het zal ons niet moeilijk vallen aan anderen te vertellen wat in ons leeft. Grote gedachten, een edel streven, een duidelijk begrip van de waarheid, onzelfzuchtige plannen, een verlangen naar godsvrucht en heiligheid zal vrucht dragen in woorden die openbaren wat de schat van het hart is. Als Christus op deze wijze door onze woorden openbaar wordt, zal onze spraak kracht bezitten om mensen voor Hem te winnen.

Wij moeten over Christus spreken met hen die Hem nog niet kennen. Wij moeten doen wat Christus heeft gedaan. Waar Hij ook was, in de synagoge, onderweg, in het schip dat dicht aan de oever lag, aan tafel bij de Farizeeër of bij de tollenaar, overal sprak Hij met de mensen over dingen die de eeuwigheid aangaan. De voorwerpen uit de natuur, de voorvallen uit het dagelijks leven werden door Hem omkleed met de woorden der waarheid. De harten van zijn toehoorders werden tot Hem getrokken, want Hij had hun zieken genezen, hun bedroefden vertroost en hun kinderen in zijn armen genomen om hen te zegenen. Als Hij zijn mond opende om te spreken, werd hun aandacht op Hem gericht en ieder woord was voor de een of de ander een reuk des levens ten leven.

Dit moet ook met ons het geval zijn. Waar wij ook mogen zijn, overal moeten wij uitzien naar een gelegenheid om met anderen te spreken over de Heiland. Als wij het voorbeeld van Christus navolgen in het goed doen, zullen harten zich voor ons openen zoals dat met Hem het geval was. Wij kunnen hen niet abrupt, maar met een tact, geboren uit goddelijke liefde, vertellen van Hem die 'de voornaamste is onder tienduizend'. Dit is het belangrijkste werk waarin wij de gave van de spraak kunnen gebruiken. Deze gave is ons gegeven om Christus bekend te kunnen maken als de Heiland die zonden vergeeft.

Invloed

Christus' leven was een steeds groter wordende, oneindige invloed, die Hem met God en heel het mensdom verbond. God heeft door Christus de mens een invloed verschaft die het onmogelijk maakt dat hij voor zichzelf leeft. Ieder van ons is met zijn medemens als deel van Gods groot geheel verbonden, en wij hebben wederzijds verplichtingen. Niemand kan onafhankelijk van zijn medemens leven; het welzijn van de een heeft zijn uitwerking op de ander. Het is Gods bedoeling dat iedereen zich in zekere zin verantwoordelijk zal voelen voor het welzijn van de ander en zijn best zal doen het geluk van die ander te bewerken.

Iedereen is omgeven door een eigen sfeer. Deze kan geladen zijn met de levengevende macht van het geloof, van moed en hoop, en veraangenaamd worden door de invloed der liefde. Deze sfeer kan echter ook koel zijn door ontevredenheid en zelfzucht, of vergiftigd door de dodelijke smet van zonden die gekoesterd worden.

Iedereen met wie wij in aanraking komen wordt bewust of onbewust beïnvloed door de sfeer die ons omringt. Wij kunnen ons van deze verantwoordelijkheid niet losmaken. Onze woorden, daden, kleding en ons gedrag, zelfs de uitdrukking op ons gezicht, dit alles heeft een bepaalde invloed. Van de indruk die op deze wijze wordt gemaakt, hangen resultaten ten goede of ten kwade af, die door niemand zijn te bepalen. Elke impuls die op deze wijze op anderen overgaat zal zijn vrucht dragen. Het is als een schakel in een lange keten van menselijke voorvallen, die zich verder uitstrekt dan wij veronderstellen. Als wij door ons voorbeeld anderen helpen goede beginselen te ontwikkelen, geven wij hen kracht om goed te doen. Op hun beurt oefenen zij dezelfde invloed uit op anderen, en zo verder. Zo kunnen door onze onbewuste invloed duizenden gezegend worden.

Als u een steen in het water gooit, vormt zich een golf, gevolgd door andere golven, en naarmate hun getal groter wordt, wordt de kring ook groter, tot de golven de oever bereiken. Dit is ook het geval met onze invloed. Zonder dat wij het weten, is deze te bespeuren bij anderen door een zegen of een vloek.

Karakter is macht. De stille invloed van een waarachtig, onzelfzuchtig, godvruchtig leven is een vrijwel onweerstaanbaar getuigenis. Als wij in ons leven het karakter van Christus openbaren, werken wij met Hem samen in het redden van anderen. Alleen als wij op deze wijze in ons leven zijn karakter openbaren, kunnen wij met Hem samenwerken. En hoe groter onze invloedssfeer is, des te meer goede dingen kunnen wij doen. Als zij, die zeggen God te dienen, het voorbeeld van Christus volgen door de beginselen van de wet in hun dagelijks leven in praktijk te brengen; als elke daad getuigt dat zij God boven alles liefhebben en hun naaste als zichzelf, zal de kerk de macht bezitten om de wereld in beweging te brengen.

Wij mogen nooit vergeten dat de invloed niet minder een macht ten kwade is. Het is verschrikkelijk als iemand zijn eigen leven verliest, maar nog erger is het de oorzaak te zijn dat anderen verloren gaan. Het is een angstwekkende gedachte dat onze invloed een reuk des doods ten dode kan zijn. Toch is dit mogelijk. Velen die beweren met Christus te vergaderen, verstrooien in werkelijkheid. Daarom is de gemeente zo zwak. Velen geven openlijk toe aan kritiek en beschuldigingen. Door uiting te geven aan achterdocht, afgunst, en ontevredenheid laten zij zich als werktuigen van Satan gebruiken. Eer zij beseffen wat zij doen heeft de vijand door hen zijn doel bereikt. De indruk is door het kwaad gemaakt; de schaduw is geworpen; de pijlen van Satan hebben hun doel gevonden. Wantrouwen, ongeloof en openlijke goddeloosheid hebben beslag gelegd op mensen die in andere gevallen Christus zouden hebben aanvaard. Intussen zien de werkers voor Satan voldaan naar hen, die zij tot twijfelen hebben gebracht en die nu verhard zijn tegen vermaningen en smeekbeden.

Zij vleien zichzelf met de gedachte dat zij, vergeleken met deze mensen, deugdzaam en rechtvaardig zijn. Zij beseffen niet dat deze verongelukte karakters het werk zijn van hun eigen onbeteugelde tong en opstandige hart. Deze mensen zijn door hun invloed in de verzoeking gevallen.

Op deze wijze weerhouden lichtzinnigheid, zelfzuchtig toegeven en zorgeloze onverschilligheid van belijdende christenen velen om de weg des levens te bewandelen. Er zijn velen die bang zijn om voor Gods rechterstoel de gevolgen van hun invloed onder ogen te zien.

Alleen door Gods genade kunnen wij een goed gebruik van deze gave maken. In onszelf is niets waardoor wij anderen ten goede kunnen beïnvloeden. Als wij onze hulpeloosheid en onze behoefte aan goddelijke kracht beseffen, zullen wij niet op onszelf vertrouwen. Wij weten niet wat de gevolgen van een dag, een uur, zelfs van een moment kunnen zijn en mogen nooit de dag beginnen zonder ons leven toe te vertrouwen aan onze hemelse Vader. Zijn engelen hebben opdracht gekregen over ons de wacht te houden. Als wij ons onder hun leiding plaatsen, zullen wij in tijden van gevaar bij ons zijn. Als wij onbewust gevaar lopen een verkeerde invloed uit te oefenen, zullen engelen bij ons zijn en ons aansporen een betere weg te volgen, onze woorden voor ons kiezen en onze daden beïnvloeden. Op deze wijze kan onze invloed een zwijgende, onbewuste, maar sterke macht zijn die anderen tot Christus zal trekken.

Tijd

Onze tijd behoort God toe. Elk ogenblik is van Hem en wij hebben de ernstige verplichting deze te besteden tot zijn eer. Van geen enkel talent, ons gegeven, zal Hij een nauwgezetter verantwoording vragen dan juist van onze tijd.
De waarde van tijd is niet in woorden uit te drukken. Christus beschouwde ieder ogenblik als waardevol. Zo moeten wij er ook tegenover staan. Het leven is te kort om verknoeid te worden. Wij hebben maar een korte tijd van genade om ons gereed te maken voor de eeuwigheid. Wij kunnen geen tijd verspillen, geen tijd besteden aan zelfzuchtig genot, aan toegeven aan de zonde. Nu moeten wij een karakter vormen voor het toekomstige, eeuwige leven. Wij moeten ons nu gereedmaken voor het onderzoekend oordeel.

De mensen zijn nauwelijks begonnen te leven of ze beginnen reeds te sterven. De onophoudelijke inspanning van de wereld eindigt in het niets, tenzij wij een ware kennis opdoen van het eeuwige leven. Iemand die de tijd op prijs stelt als zijn kans om te werken zal zich voorbereiden op een woning die blijft en op een onsterfelijk leven. Voor hem is het goed dat hij geboren is.
Wij krijgen de raad om de tijd uit te kopen. Tijd die verknoeid is kan nooit, achterhaald worden. Wij kunnen zelfs geen seconde terugroepen. De enige manier om onze tijd uit te kopen is wat overblijft zo goed mogelijk te besteden, door medewerkers van God te worden in zijn grote verlossingsplan. In iemand die dit doet, vindt een verandering van karakter plaats. Hij wordt een kind van God, lid van het hemels gezin, kind van de hemelse koning. Hij is geschikt met de engelen om te gaan.
Nu is het voor ons tijd om te werken voor de redding van onze medemensen. Er zijn mensen die menen, dat geld geven voor het werk van Christus alles is wat van hen wordt gevraagd. De kostbare tijd die zij hadden kunnen gebruiken om persoonlijk voor Hem te werken, gaat onbenut voorbij. Het is echter het voorrecht en de taak van iedereen die gezond en sterk is om God daadwerkelijk te dienen. Iedereen moet werken om anderen voor Christus te winnen. Het geven van geld kan dit werk nooit vervangen.
Ieder ogenblik is geladen met gevolgen voor de eeuwigheid. Wij moeten gereed staan als wachters, klaar om op ieder moment dienst te doen. Het is mogelijk dat de gelegenheid, die wij nu hebben om aan een behoeftig mens het Woord des levens te brengen, zich nooit weer voordoet. God kan tot zo iemand zeggen: 'Nog deze nacht zal men uw ziel van u afeisen (Luc.12:20) en door onze onachtzaamheid kan hij verloren gaan. Hoe zullen wij op de grote oordeelsdag aan God verantwoording afleggen?

Het leven is te ernstig om te worden doorgebracht met tijdelijke en aardse zaken, in een tredmolen van zorgen en bezorgd zijn voor de dingen die slechts van gering belang zijn, vergeleken met de dingen van eeuwigheidswaarde. Toch heeft God ons geroepen om Hem te dienen in dingen van tijdelijke aard. IJver in dit werk is evenzeer een deel van ware godsdienst als toewijding. De Bijbel hecht geen goedkeuring aan nietsdoen. Ledigheid is de grootste vloek waardoor onze wereld is getroffen. Elke oprecht bekeerde man en vrouw zal een vlijtige werker zijn.

Ons succes in het opdoen van kennis en verstandelijke beschaving is afhankelijk van het juiste gebruik van onze tijd. De beschaving van het verstand behoeft niet te worden verhinderd door armoede, eenvoudige afkomst of ongunstige omgeving. Men moet er alleen aan denken dat van elk moment gebruik wordt gemaakt. Als men een boek bij de hand zou hebben, terwijl men op reis is of op het station moet wachten; wanneer men wacht tot het eten gereed is of wacht op een afspraak, zouden deze enkele momenten gebruikt kunnen worden voor studie, om te lezen of na te denken, in plaats van deze ogenblikken te verspillen door zinloze taal, door onnodig in bed te liggen. Wat zou dan niet bereikt kunnen worden! Een vastbesloten doel, volhardende ijver en een zorgvuldige besteding van tijd zal mensen in staat stellen kennis en verstandelijke discipline op te doen, waardoor zij bekwaam gemaakt zullen worden voor vrijwel iedere positie van invloed en bruikbaarheid.
Iedere christen is verplicht gewoonten van ordelijkheid, grondigheid en spoed aan te wennen. Er is geen verontschuldiging voor traagheid bij het werk, wat dat werk ook moge zijn. Als iemand altijd bezig is, zonder ooit klaar te komen, komt dat omdat hart en verstand niet bij het werk zijn. Iemand die traag is en die bij zijn werk alles tegen heeft, moet beseffen dat deze fouten verbeterd moeten worden. Hij moet zijn geest oefenen bij het maken van plannen om de tijd zo goed mogelijk te gebruiken, zodat hij de beste resultaten kan boeken. Sommigen zullen door tact en bepaalde methoden in vijf uur even veel bereiken als anderen in tien uur. Sommigen die in huis werken zijn altijd bezig, niet omdat zij zoveel te doen hebben, maar omdat zij geen plannen maken bij het indelen van hun tijd. Door hun trage, talmende werkwijze bezorgen zij zich onnodig werk. Maar iedereen die dit wil, kan deze gejaagde, vertragende gewoonten overwinnen. Laten zij in hun werk een bepaald doel voor ogen hebben. Stel vast hoeveel tijd een bepaalde taak vereist en stel dan alles in het werk om deze taak in de beschikbare tijd af te maken. Het oefenen van de wil maakt de handen bruikbaarder.
Door gebrek aan doelstelling in het zich opleggen van een taak kunnen mensen vastraken in een verkeerde leefwijze. Zij kunnen echter door hun krachten te ontwikkelen ook bekwaam worden om een zo goed mogelijk werk af te leveren. Dan zal blijken dat zij overal en onder alle omstandigheden gevraagd zullen worden. Men zal hen waarderen naar wat zij waard zijn.

Door veel kinderen en jongeren wordt tijd verknoeid die gebruikt had kunnen worden in het werk in huis om zodoende liefdevolle belangstelling in vader en moeder te tonen. De jongeren zouden veel verantwoordelijke taken die door iemand gedragen moeten worden, op hun sterke jonge schouders kunnen nemen.

Het leven van Christus was vanaf zijn kinderjaren een leven van intensief werken. Hij leefde niet om Zichzelf te behagen. Hij was de Zoon van de oneindige God en werkte toch samen met zijn vader Jozef in de timmerwerkplaats. Zijn werk was veelzeggend. Hij was naar de wereld gekomen om aan zijn karakter te bouwen en in die zin was zijn werk volmaakt. In zijn dagelijks werk openbaarde Hij dezelfde volmaaktheid als in het vormen van de karakters die Hij door zijn goddelijke macht veranderde. Hij is ons Voorbeeld.
Ouders moeten hun kinderen de waarde en het juiste gebruik van de tijd leren. Leer hen dat het doen van iets waardoor God wordt geëerd en de mensheid wordt gezegend de moeite waard is om voor te werken. Zelfs in hun kinderjaren kunnen zij zendelingen van God zijn.

Ouders kunnen geen grotere zonde begaan dan hun kinderen toe te staan om niets te doen. Al spoedig leren de kinderen van het nietsdoen houden en zij groeien op als gemakzuchtige mannen en vrouwen, die onbruikbaar zijn Als zij oud genoeg zijn om in hun levensonderhoud te voorzien en werk vinden, doen zij hun werk traag en dromerig, terwijl ze toch verwachten dat zij betaald zullen worden alsof zij hun werk goed hebben gedaan. Er is een wereld van verschil tussen deze groep werkers en zij, die beseffen dat ze trouwe rentmeesters moeten zijn. Onverschillige, zorgeloze gewoonten, waaraan men bij het gewone werk toegeeft, zullen in het godsdienstig leven komen en iemand onbekwaam maken om nuttig werk voor God te doen. Velen die door vlijtig werk een zegen voor de wereld hadden kunnen zijn zijn door ledigheid een mislukking geworden. Gebrek aan werk en aan een doelbewust leven opent de deur voor tal van verzoekingen. Verkeerde vrienden en slechte gewoonten beïnvloeden verstand en ziel nadelig en het resultaat is ondergang voor zowel dit leven als voor de eeuwigheid.
Welk werk we ook doen, Gods Woord leert ons dat wij niet traag moeten zijn, maar vurig van geest de Here moeten dienen. "Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat'; 'gij weet toch dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen." (Rom.12:11; Pred.9:10)

Gezondheid

Gezondheid is een zegen die weinigen naar waarde schatten. Toch zijn onze verstandelijke en geestelijke krachten er grotendeels van afhankelijk. Onze impulsen en hartstochten komen uit het lichaam voort en dit lichaam moet zowel fysiek als geestelijk in de beste staat worden gehouden, zodat wij het beste gebruik van onze talenten kunnen maken.
Alles wat de lichaamskracht vermindert, verzwakt de geest en maakt deze minder bevattelijk voor het onderscheiden tussen goed en kwaad. Wij zijn daardoor minder in staat een keuze te doen tussen goed en kwaad en hebben minder wilskracht om dat te doen wat wij weten dat goed is.

Het misbruik van onze lichaamskrachten verkort het leven dat gebruikt kan worden tot eer van God. Het maakt ons ongeschikt het werk te doen dat God ons heeft opgedragen. Door ons te veroorloven verkeerde gewoonten te vormen, door laat naar bed te gaan en onze eetgewoonten te bevredigen ten koste van de gezondheid, leggen wij de grondslag voor zwakte. Door lichaamsoefening na te laten en verstand en lichaam te overwerken brengen wij het zenuwgestel uit zijn evenwicht. Zij die op deze wijze hun leven verkorten en zich onbekwaam maken voor het werk door zich niet te storen aan de natuurwetten zijn schuldig aan het beroven van God. Zij beroven eveneens hun medemensen. De kans om anderen te zegenen - het werk waartoe God hen in de wereld heeft gezonden - is door hun eigen handelwijze onmogelijk gemaakt. Zij hebben zich ongeschikt gemaakt om zelfs datgene te doen dat zij in minder tijd hadden kunnen doen. De Heer houdt ons aansprakelijk, als wij door onze schadelijke gewoonten de wereld het goede onthouden.

Het overtreden van de natuurwet betekent het overtreden van de zedenwet, want God heeft zowel de natuurwetten als de zedenwet gegeven. Zijn wet is met zijn eigen hand geschreven op elke zenuw, Op iedere spier, op elke gave die Hij aan de mens heeft toevertrouwd. Elk misbruik van een of ander deel van ons lichaam is een schending van die wet.
Iedereen moet een redelijke hoeveelheid kennis bezitten van het menselijk lichaam om dit lichaam te bewaren in een staat die nodig is om Gods werk te doen. Het stoffelijk leven moet met zorg bewaard en ontwikkeld worden, zodat de goddelijke natuur in zijn volheid via ons mens-zijn kan worden geopenbaard. De verhouding van het menselijk organisme tot het geestelijk leven is één van de belangrijkste onderwerpen bij de opvoeding. Zowel thuis als op school moet hieraan grote aandacht worden besteed. Iedereen moet op de hoogte zijn van de bouw van het lichaam en van de wetten die het natuurlijke leven beheersen. Wie opzettelijk onkundig blijft betreffende de wetten van zijn stoffelijk welzijn en ze door onkunde overtreedt, zondigt tegen God. Iedereen moet zich zo goed mogelijk inspannen gezond te blijven naar lichaam en geest. Onze gewoonten moeten ondergeschikt gemaakt worden aan ons verstand, dat op zijn beurt aan God ondergeschikt is gemaakt.
"Of weet gij niet,' zegt de apostel Paulus, 'dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijk dan God met uw lichaam." (1 Cor.6:19,20)

Kracht

Wij moeten God liefhebben, niet alleen met heel ons hart, verstand en ziel, maar ook met al onze kracht. Dit omvat het bewust gebruik van alle lichamelijke krachten.
Christus was een ware werker in zowel aardse als geestelijke zaken, en in heel zijn werk toonde Hij zijn vastbeslotenheid om de wil van zijn Vader te doen. De dingen van hemel en aarde zijn nauwer met elkaar verbonden en staan meer onder toezicht van Christus dan velen denken. Christus is het geweest die schikkingen trof voor de bouw van de eerste tabernakel. Hij gaf elke bijzonderheid aan wat betreft de bouw van de tempel van Salomo. Hij, die timmerman was in het stadje Nazaret, was de hemelse architect die het plan uitwerkte voor het heilig gebouw waar zijn naam geëerd zou worden.
Christus gaf aan de bouwers van de tabernakel wijsheid om het kundigste en mooiste werk uit te voeren. Hij zei: 'Zie, Ik heb bij name geroepen Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, en hem vervuld met Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis, en dat voor allerlei werk ... En zie, Ik heb naast hem gesteld Oholiab, de zoon van Achisamak, uit de stam Dan; in het hart van ieder die kunstvaardig is, heb Ik wijsheid gelegd. Zij zullen alles maken wat Ik u geboden heb." (Exodus 31:2-4)

God wil dat zijn werkers in elke bezigheid naar Hem zullen opzien als de Gever van alles wat zij bezitten. Alle goede uitvindingen en verbeteringen vinden hun oorsprong in Hem, die wonderbaar is in raad en uitnemend in werk. De vaardige aanraking van de hand van de arts, zijn macht over zenuw en spier, zijn kennis van de tere organen van het lichaam zijn de wijsheid van Gods macht, om gebruikt te worden in dienst van hen die lijden. De bekwaamheid waarmee de timmerman zijn hamer gebruikt, de kracht waarmee de smid het aambeeld doet weerklinken, dit alles komt van God. Hij heeft aan de mensen gaven gegeven en Hij verwacht dat zij naar Hem zullen opzien voor raad. Wat wij ook doen, met welk werk wij ook bezig mogen zijn, Hij wil dat wij ons verstand beheersen om een zo goed mogelijk werk te doen.
Godsdienst en zakendoen zijn geen twee verschillende dingen. Zij vormen één geheel. De godsdienst van de Bijbel moet vervlochten worden met alles wat wij zeggen of doen. Goddelijke en menselijke krachten moeten samengaan in zowel aardse als geestelijke dingen. Ze moeten worden gecombineerd bij alles wat de mensen doen bij hun werk in de fabriek of op het land, in zakelijke of wetenschappelijke ondernemingen. Er moet samenwerking zijn in alles wat betrekking heeft op christelijk werk.
God heeft de beginselen bekendgemaakt, waarop deze samenwerking gebaseerd moet zijn. Zijn eer moet de drijfveer zijn bij allen die met Hem samenwerken. Al ons werk moet gedaan worden uit liefde tot God en in overeenstemming met zijn wil.
Het is even noodzakelijk Gods wil te doen bij het oprichten van een gebouw als bij het deelnemen aan een godsdienstoefening. En eigen wanneer de werkers de juiste beginselen bij het vormen van hun eigen karakter hebben gebruikt, zullen zij bij het oprichten van elk bouwwerk groeien in genade en kennis.

Maar God zal de grootste talenten of de beste diensten niet aanvaarden als niet het eigen-ik op het altaar wordt gelegd als een levend, verterend offer. De wortel moet heilig zijn. Anders kan geen vrucht voor God aanvaardbaar zijn.

De Heer maakte Daniël en Jozef bekwame beheerders. Hij kon door hen werken omdat zij niet leefden om hun eigen zin te doen, maar om God te behagen. Het leven van Daniël bevat voor ons een les. Het openbaart het feit dat een zakenman niet noodzakelijk een scherpzinnig politicus moet zijn. Hij kan van stap tot stap door God onderwezen worden. Daniël was een profeet van God terwijl hij eerste minister was in het koninkrijk Babylon en hij ontving het licht van Gods inspiratie. Wereldse, eerzuchtige staatslieden worden in Gods Woord voorgesteld als gras dat groeit en als de bloem van het gras die verdort. Toch wil de Here voor zijn werk intelligente mensen gebruiken, die bekwaam zijn voor verschillende takken van werk. Er is behoefte aan zakenmensen die de grote beginselen van de waarheid vervlechten met al hun zakelijke ondernemingen. Hun talenten moeten volmaakt worden door grondige studie en opleiding. Wanneer ergens mensen in een tak van dienst hun kansen moeten aangrijpen om verstandig en bruikbaar te zijn, geldt het die mensen, die hun bekwaamheden gebruiken om Gods koninkrijk in deze wereld te helpen bouwen. We weten van Daniël, dat wanneer zijn werk nauwgezet werd onderzocht, er geen enkele fout in te ontdekken was. Hij was een voorbeeld van wat elke zakenman kan zijn. Zijn geschiedenis laat zien wat iemand kan bereiken, die de krachten van verstand en lichaam, van hart en leven, wijdt aan het dienen van God.

Geld

God heeft de mens ook gelden toevertrouwd. Hij heeft hem macht gegeven om rijk te worden. Hij bevochtigt de aarde met de dauw des hemels en met verfrissende regenbuien. Hij geeft zonlicht, dat de aarde verwarmt, de natuur tot leven wekt en vruchten doet dragen. Hij vraagt dat Hem het zijne zal worden teruggegeven.
Wij hebben het geld niet gekregen om onszelf te verheerlijken en groot te maken. Als trouwe rentmeesters moeten wij het gebruiken tot eer van God. Sommigen menen dat slechts een deel van hun geld God toebehoort. Wanneer zij een deel hebben afgezonderd voor godsdienstige en liefdadige doeleinden, beschouwen zij het resterende als het hunne, om dat te gebruiken naar het hun goeddunkt. Hierin vergissen zij zich echter. Alles wat wij bezitten is van de Here, en wij zijn Hem verantwoording schuldig voor de wijze waarop wij het gebruiken. Bij het uitgeven van elke cent zal blijken of wij God boven alles en onze naaste als onszelf liefhebben.
Geld heeft grote waarde omdat het veel goed kan doen. In handen van Gods kinderen betekent het eten voor de hongerigen, drinken voor de dorstigen en kleding voor de naakten. Het betekent een bescherming voor hen die verdrukt worden en een hulpmiddel voor de zieken. Geld heeft echter niet meer waarde dan zand, wanneer het alleen gebruikt wordt om te voorzien in de levensbehoeften, zonder een zegen te zijn voor anderen of Gods werk te bevorderen.

Opgespaarde rijkdom is niet alleen waardeloos, het is zelfs een vloek. In dit leven betekent het een valstrik voor de mens en trekt het de liefde af van de hemelse schat. Op de oordeelsdag zal het getuigenis van onbenutte talenten en verwaarloosde kansen de bezitter ervan veroordelen. De Schrift zegt: "Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen. Uw rijkdom is verrot, uw klederen zijn door de mot aangevreten, uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen terwijl het de laatste dagen zijn. Zie, het loon dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot." (Jak.5:1-4)
Christus keurt het overvloedig of zorgeloos gebruik van geld niet goed. Zijn les in zuinigheid: "Verzamelt de overgeschoten brokken, zodat niets verloren gaat, (Johannes 6:12) geldt voor al zijn volgelingen. Wie beseft dat zijn geld een talent van God is, zal het verstandig gebruiken en het zien als een verplichting om te sparen, zodat hij kan geven.

Hoe meer wij uitgeven voor vertoon en voor ons eigen plezier, des te minder hebben wij om de hongerigen te voeden en de naakten te kleden. Elke onnodig uitgegeven cent ontneemt de bezitter ervan een kostbare gelegenheid om goed te doen. God wordt beroofd van de eer en de heerlijkheid - door het vermeerderen van de ons toevertrouwde talenten - waarop Hij recht heeft.

Vriendelijkheid en genegenheid

Gevoelens van vriendschap, edelmoedige impulsen en een snelle bevatting van geestelijke dingen zijn kostbare talenten en leggen een zware verantwoordelijkheid op de bezitter ervan. Alles moet in de dienst van God worden gebruikt. Hier maken velen echter een fout. Terwijl zij voldaan zijn met het bezit van deze eigenschappen, laten zij na deze daadwerkelijk te gebruiken in het dienen van anderen. Zij vleien zich met de gedachte dat zij, als ze de kans hadden, als de omstandigheden gunstig zouden zijn, een groot en goed werk zouden doen. Maar zij blijven wachten tot de gelegenheid zich voordoet. Zij verachten de bekrompenheid van de arme vrek die de behoeftigen ook maar het minste misgunt. Zij zien dat hij voor zichzelf leeft en dat hij aansprakelijk is voor de talenten die hij misbruikt. Heel voldaan zien zij de tegenstelling tussen zichzelf en deze bekrompen mensen en ze hebben het gevoel dat hun eigen toestand veel gunstiger is dan die van hun laaghartige naasten. Maar zulke mensen bedriegen zichzelf. Alleen al het bezit van onbenutte eigenschappen vergroot hun verantwoordelijkheid. Zij die veel liefde bezitten zijn aan God verplicht deze niet alleen te tonen aan hun vrienden, maar aan allen die hun hulp nodig hebben. Maatschappelijke voordelen zijn talenten die gebruikt moeten worden voor het welzijn van allen die binnen onze invloedssfeer vallen. Liefde die slechts aan enkelen wordt bewezen, is geen liefde, maar zelfzucht. Deze liefde zal op geen enkele wijze goed doen voor anderen of tot Gods eer dienen. Zij die op deze wijze de talenten van hun Meester ongebruikt laten liggen, zijn zelfs nog schuldiger dan degenen, voor wie zij verachting koesteren. Tot hen zal worden gezegd: "Gij hebt de wil van uw heer geweten, maar deze niet gedaan."

Talenten vermeerderen door ze te gebruiken

Talenten die gebruikt worden vermeerderen. Succes is niet het gevolg van het toeval of van noodlot. Het is het resultaat van Gods voorzienigheid, de beloning van geloof en bescheidenheid, van deugd en volharding. De Heer wil dat wij elke gave die wij bezitten zullen gebruiken, en als wij dat doen zullen wij grotere gaven hebben om te gebruiken. Hij begiftigt ons niet op bovennatuurlijke wijze met de eigenschappen waaraan het ons ontbreekt. Maar terwijl wij gebruik maken van wat wij hebben, zal Hij met ons samenwerken om elke eigenschap te vermeerderen en te versterken. Door ieder oprecht offer dat van ganser harte voor de dienst van de Meester wordt gebracht, zullen onze krachten toenemen. Terwijl wij ons als werktuigen van de Heilige Geest overgeven, werkt Gods genade in ons om oude neigingen te overwinnen, om machtige gewoonten te beheersen en nieuwe gewoonten te vormen. Als wij gehoor geven aan de ingevingen van de Geest, worden onze harten verruimd om meer van zijn kracht te ontvangen en een groter en beter werk te doen. Sluimerende krachten worden gewekt en verslapte vermogens ontvangen nieuw leven.
De ootmoedige werker die gehoorzaam acht slaat op Gods oproep kan verzekerd zijn van goddelijke steun. Het aanvaarden van zulk een grote en heilige verantwoordelijkheid verheft op zichzelf reeds het karakter. Het roept de beste verstandelijke en geestelijke krachten wakker en sterkt en zuivert verstand en hart. Het is verwonderlijk hoe sterk een zwak mens kan worden door geloof in Gods macht, en hoe vastbesloten zijn werk, hoe zeker de resultaten zullen zijn Wie ootmoedig met slechts een geringe kennis begint en anderen vertelt wat hij weet, terwijl hij ijverig zoekt naar meer kennis, zal ontdekken dat alle schatten van de hemel tot zijn beschikking staan. Hoe meer hij zijn best doet het licht aan anderen te brengen, des te meer licht zal hij zelf ontvangen. Hoe meer iemand zijn best doet Gods Woord aan anderen duidelijk te maken, uit liefde voor de mensen, des te duidelijker wordt dat Woord voor hem. Hoe meer wij onze kennis gebruiken en onze krachten benutten, des te meer kennis en kracht zullen wij bezitten.

Alles wat voor Christus wordt gedaan keert als een zegen op onszelf terug. Als wij onze middelen gebruiken tot zijn eer, zal Hij ons meer geven. Wanneer wij ons beste doen om anderen voor Christus te winnen en hen in onze gebeden opdragen aan God, zullen onze harten kloppen met de levend makende invloed van Gods genade. Onze eigen liefde zal bezield zijn met goddelijke gloed en heel ons christelijk leven zal ernstiger zijn, met meer inhoud en meer gebed.

De waarde van de mens wordt in de hemel bepaald overeenkomstig het vermogen van het hart om God te kennen. Deze kennis is de bron waaruit alle kracht vloeit. God heeft de mens zo geschapen dat elke hoedanigheid Gods geest zou weergeven en Hij streeft er steeds naar de menselijke geest met Gods geest in aanraking te brengen. Hij biedt ons het voorrecht samen te werken met Christus in het bekendmaken van zijn genade aan de wereld, opdat wij meer kennis van de hemelse dingen zullen opdoen.
Bij het opzien na ar Jezus krijgen wij een beter begrip van God en door te zien worden wij veranderd. Goedheid en liefde voor onze medemensen worden een tweede natuur. Wij ontwikkelen een karakter dat gelijk is aan Gods karakter.
Naarmate wij groeien naar zijn beeld, wordt onze mogelijkheid om God te kennen vergroot. Wij komen steeds meer in gemeenschap met de hemel en krijgen steeds meer kracht om de rijkdom van de kennis en de wijsheid van de eeuwigheid te ontvangen.

Het ene talent

De man die het ene talent ontving, ging heen en begroef het in de aarde. (Matth.25:18) Hij, die het minste ontving, liet dat ene talent ongebruikt. Hierin ligt een waarschuwing voor iedereen die meent dat zijn geringe bekwaamheid een verontschuldiging vormt om niet voor Christus te werken. Vol blijdschap zouden zij iets groots voor God doen, maar omdat zij Hem slechts in kleine dingen kunnen dienen, menen zij zich verontschuldigd te weten als zij niets doen. Hierin vergissen zij zich. De Heer toetst het karakter bij het uitdelen van zijn gaven. De man die naliet zijn talent te gebruiken toonde zich een ontrouwe dienstknecht. Als hij vijf talenten had gekregen, zou hij ze net als dat ene begraven hebben. Het misbruik van dat ene talent liet zien dat hij de gaven van de hemel verachtte.

"Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw." (Luc.16:10) Het belang van kleine dingen wordt vaak onderschat omdat het klein is.
Maar juist deze dingen verschaffen veel van de werkelijke opvoeding in dit leven. In het christelijk leven bestaan in werkelijkheid geen onbelangrijke zaken. Onze karaktervorming loopt groot gevaar wanneer wij het belang van kleine dingen onderschatten.

'Wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig.' Door ontrouw in zelfs de kleinste dingen, berooft de mens zijn Maker van de dienst waarop Hij recht heeft. Deze ontrouw valt op hem terug. Hij laat na de genade, kracht en sterkte van karakter te bezitten, die hij had kunnen hebben door een onvoorwaardelijke overgave aan God. Los van Christus staat hij bloot aan Satans verzoekingen en maakt hij fouten in het werk van zijn Meester. Omdat hij zich in kleine dingen niet door de juiste beginselen laat leiden, schiet hij tekort om God te gehoorzamen in de grote dingen die hij beschouwt als zijn bijzondere taak. De gebreken, gekoesterd in de kleine dingen van het leven, worden zichtbaar in belangrijker zaken. Hij handelt op grond van de beginselen waaraan hij zich heeft gewend. Deze daden die steeds terugkeren vormen gewoonten. Gewoonten vormen het karakter en door het karakter wordt onze bestemming voor tijd en eeuwigheid bepaald.

Alleen door trouw te zijn in kleine dingen kan de mens leren trouw te zijn als hij groter verantwoordelijkheid draagt. God bracht Daniël en zijn vrienden in aanraking met de groten in Babylon, opdat deze heidenen de beginselen van de ware godsdienst zouden leren kennen. Te midden van een natie van afgodendienaars moest Daniël Gods karakter bekendmaken. Hoe werd hij geschikt gemaakt voor een positie van zo groot vertrouwen en zoveel eer? Juist zijn trouw in kleine dingen gaf vorm aan heel zijn leven. Hij eerde God in de kleinste plichten en de Heer werkte met hem samen. Aan Daniël en zijn vrienden gaf God "kennis en verstand van allerlei geschriften en wijsheid, terwijl Daniël inzicht had in allerlei gezichten en dromen." (Dan.1:17)
Zoals God Daniël had geroepen om van Hem in Babylon te getuigen, roept Hij ons nu, om zijn getuigen in deze wereld te zijn. Zowel in de kleinste als in de grote aangelegenheden van het leven wil Hij dat wij aan de mensen de beginselen van zijn koninkrijk bekendmaken.

In zijn leven op aarde onderwees Christus de les om aandacht te schenken aan kleine dingen. Het grote verlossingswerk drukte steeds op Hem. Terwijl Hij onderwees en de mensen genas, werden de krachten van lichaam en geest tot het uiterste op de proef gesteld. Toch merkte Hij de eenvoudigste dingen in het leven en in de natuur op. Zijn belangrijkste lessen waren juist die, waarin Hij door de eenvoudige dingen uit de natuur de grote waarheden van Gods koninkrijk illustreerde. Hij zag de behoeften van de nederigste van zijn dienaars niet over het hoofd. Zijn oor ving iedere kreet op. Hij was zich bewust van de aanraking van de vrouw in de schare. Zelfs de lichte aanraking van het geloof werd beloond. Toen hij het dochtertje van Jaïrus opwekte, herinnerde Hij de ouders eraan dat zij iets moest eten. Toen Hij door zijn eigen macht uit het graf verrees, achtte Hij Zich niet te groot om de grafdoeken op te vouwen en netjes op de plaats te leggen waar Hij had gelegen.
Het werk waartoe wij als christenen zijn geroepen is het samenwerken met Christus voor de redding van anderen. Wij hebben Hem beloofd dit werk te doen. Als wij het verwaarlozen, laten wij zien dat wij ontrouw zijn jegens Christus. Om echter dit werk te kunnen doen, moeten wij zijn voorbeeld volgen en trouw, nauwlettend aandacht schenken aan de kleine dingen. Dit is het geheim van succes in iedere tak van christelijk werk en christelijke invloed.
God wil dat zijn volk de bovenste trede van de ladder bereikt, zodat zij Hem verheerlijken door het bezit van de gaven die Hij wil geven. Door Gods genade is elke voorziening voor ons getroffen om te laten zien dat wij op betere gronden handelen dan de gronden van de wereld. Wij moeten de wereld in verstand, in begrip, in vaardigheid en kennis overtreffen, omdat wij geloven in God en in diens macht om aan het menselijk hart te werken.

Zij, die niet veel gaven bezitten, behoeven niet moedeloos te worden. Laten zij gebruiken wat zij hebben en getrouw elke zwakke plek in hun karakter bewaken, terwijl zij Gods genade zoeken om sterk te worden. Wij moeten bij alles wat wij doen trouw en betrouwbaarheid tonen en de eigenschappen, die ons in staat stellen het werk te doen, ontwikkelen.
Gewoonten van nalatigheid moeten vastberaden overwonnen worden. Velen vinden het een voldoende excuus voor de grofste fouten als ze zich beroepen op vergeetachtigheid. Maar bezitten zij niet als ieder ander verstandelijke vermogens? Dan moeten zij zich oefenen om beter te kunnen onthouden. Het is een zonde te vergeten, een zonde om nalatig te zijn. Als u zich aanwent om nalatig te zijn, loopt u de kans uw eigen zaligheid te veronachtzamen en komt u ten slotte tot de ontdekking dat u niet geschikt bent voor Gods koninkrijk.
Grote waarheden moeten in kleine dingen naar voren komen. Een daadwerkelijke godsdienst moet tot uiting komen in de gewone plichten van het dagelijks leven. De grootste vereiste voor iedereen is onvoorwaardelijk het Woord des Heren te gehoorzamen.

Velen menen dat hun leven weinig nut heeft, omdat zij niet rechtstreeks met een of ander godsdienstig werk zijn verbonden. Zij menen dat zij niets doen om de groei van Gods koninkrijk te bevorderen. Dit is echter een vergissing. Als zij werk doen, dat door iemand gedaan moet worden, moeten zij zich niet beschuldigen van onbruikbaarheid in Gods grote huishouding. De nederigste taken mogen niet verwaarloosd worden. Elk eerlijk werk is een zegen en trouw in dat werk kan een oefening zijn voor grotere verantwoordelijkheden.

Elk werk, hoe nederig ook, dat voor God wordt gedaan met een volkomen overgave van onszelf is voor Hem even aanvaardbaar als de voornaamste dienst. Geen enkele gave is klein als deze van ganser harte en met blijdschap wordt gegeven.
Christus gebiedt ons de taak die voor ons ligt op te nemen, waar wij ook mogen zijn. Als het thuis is, doe dit werk dan bereidwillig en ernstig om van het huis een aangename plaats te maken. Als u een moeder bent, moet u uw kinderen opleiden voor Christus. Dit is net zo goed een werk van God als het werk van de predikant op de kansel. Als u in de keuken uw werk heeft, tracht dan een goede kok te zijn. Maak eten klaar dat gezond, voedzaam en smakelijk is. Zoals u de beste ingrediënten gebruikt bij het klaarmaken van het eten, moet u bedenken dat u uw geest met de beste gedachten vult. Als u tot taak heeft de grond te bewerken of welk ander werk u ook doet, maak uw werk tot een succes. Houd u bezig met hetgeen u doet. Vertegenwoordig Christus in uw werk. Doe wat Hij in uw plaats zou hebben gedaan.

Hoe klein uw talent ook mag zijn, God heeft er een plaats voor. Als dat ene talent verstandig gebruikt wordt, zal het zijn werk doen. Door trouw te zijn in kleine dingen, doen wij ons deel en God zal voor ons werken om het te vermenigvuldigen. Deze kleine dingen zullen de belangrijkste invloeden in zijn werk worden.
Laat een levend geloof als gouden draden zichtbaar zijn bij het verrichten van zelfs de geringste taken. Dan zal heel het dagelijks werk de christelijke groei bevorderen en zal men steeds opzien tot Jezus. Liefde voor Hem zal een levengevende kracht schenken aan alles wat gedaan wordt. Zo kunnen wij ons door het juiste gebruik van onze talenten met een gouden keten verbinden met de hemel. Dit is ware heiligmaking, want heiligmaking bestaat uit het blijmoedig verrichten van dagelijkse taken in volkomen gehoorzaamheid aan Gods wil.

Veel christenen wachten echter tot hun een grote taak wordt gegeven. Omdat zij geen plaats kunnen vinden, die aanzienlijk genoeg is om hun eerzucht te bevredigen, schieten zij tekort om getrouw hun dagelijkse plichten te vervullen. Deze komen hen als niet erg belangwekkend voor. Dagelijks laten zij kansen voorbijgaan om hun trouw aan God te tonen. Terwijl zij op een groot werk wachten, gaat het leven voorbij met onvervulde doelstellingen en onvoltooid werk.

De talenten worden teruggegeven

'En na een lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen.' Wanneer de Heer afrekening houdt met zijn slaven, zal de opbrengst van elk talent nauwgezet nagegaan worden. Het werk dat gedaan is, openbaart de aard van de werker.

Zij die de vijf en de twee talenten ontvangen hebben, geven aan de Heer de toevertrouwde gaven met rente terug. Terwijl zij dit doen, maken zij geen aanspraak op enige verdienste. Hun talenten zijn hun toevertrouwd. Zij hebben er andere talenten bijverdiend, maar zonder de gegeven talenten hadden zij geen winst kunnen maken. Zij beseffen dat zij slechts hun plicht hebben gedaan. Het kapitaal was van de Here en de winst is voor Hem. Als de Heiland hun niet zijn liefde en genade had betoond, zouden zij voor eeuwig verloren zijn geweest.
Maar wanneer de Meester de talenten in ontvangst neemt, prijst Hij de werkers en beloont hen alsof het alles hun eigen verdienste was geweest. Zijn gelaat straalt van vreugde en voldoening. Hij is overgelukkig dat Hij hen kan zegenen. Hij beloont hen voor elke dienst en voor elk offer, niet omdat het een schuld is die Hij moet aflossen, maar omdat zijn hart overvloeit van liefde en tederheid.
'Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf,' zegt Hij, 'over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer.' De getrouwheid jegens God en de liefdevolle dienst wint Gods goedkeuring. Elke impuls van de Heilige Geest die mensen leidt tot goedheid en tot God, wordt opgetekend in de hemelse boeken en op de grote dag van God zullen de werkers die Hij heeft gebruikt, beloond worden.
Zij zullen tot het feest van hun Heer ingaan als zij in zijn koninkrijk diegenen zien, die door hun tussenkomst zijn behouden. En zij hebben het voorrecht te delen in zijn werk daar, omdat zij daartoe geschikt gemaakt zijn door deel te hebben aan zijn werk op aarde. Wat wij in de hemel zullen zijn is de weerkaatsing van wat wij hier zijn in karakter en in geheiligde dienst. Van Zichzelf heeft Christus gezegd: "De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen." (Matth.20:28) Dit werk dat Hij op aarde heeft gedaan, doet Hij ook in de hemel. En onze beloning voor het samenwerken met Christus op aarde is de grotere macht en het grotere voorrecht die erin schuilt om met Hem in de eeuwigheid te werken.
'Nu kwam ook hij die het ene talent ontvangen had en zei: Heer, ik wist van u dat gij een hard mens zijt, die maait waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen waar gij niet hebt uitgestrooid En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen. Hier hebt gij het uwe.'
Op deze wijze verontschuldigen de mensen zich voor hun onachtzaamheid ten opzichte van Gods gaven. Zij zien God als streng en tiranniek, als iemand die naar hun fouten speurt en hen met zijn oordelen treft. Zij beschuldigen Hem dat Hij eist wat Hij nooit heeft gegeven, dat Hij oogst waar Hij niet heeft gezaaid.
Velen beschuldigen in hun hart God ervan dat Hij een harde Meester is, omdat Hij aanspraak maakt op hun bezittingen en hun dienst. Maar wij kunnen God niets geven wat niet reeds van Hem is.

"Alles komt van U,' zei koning David, 'en wij geven het U uit uw hand." (1 Kron.29:14) Alles is van God, niet alleen uit hoofde van de schepping, maar ook door de verlossing. Alle zegeningen die wij in dit leven en in de eeuwigheid ontvangen zijn met het kruis van Golgota getekend. Daarom is de beschuldiging, dat God een harde Meester is, die oogst waar Hij niet heeft gezaaid, onjuist.
De meester spreekt de beschuldiging van de slechte slaaf niet tegen, hoewel deze onrechtvaardig is. Hij nadert hem op zijn eigen terrein en laat hem zien dat er geen excuus is voor zijn gedrag. Er waren wegen en middelen waardoor het talent ten bate van de eigenaar had kunnen worden vermeerderd. 'Gij had mijn geld aan de bankiers moeten geven,' zei hij, 'en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben.'

Onze hemelse Vader eist niet meer of minder van ons dan waartoe Hij ons in staat heeft gesteld. Hij legt op zijn knechten geen lasten die zij niet kunnen dragen. "Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig dat wij stof zijn." (Ps.103:14) Alles wat Hij van ons eist, kunnen wij door zijn genade Hem geven.

"Van een ieder wie veel gegeven is, zal veel geëist worden." (Luc.12:48) Wij zullen ieder aansprakelijk zijn voor wat wij hadden kunnen doen. De Heer bepaalt nauwgezet elke mogelijkheid voor zijn dienst. De ongebruikte mogelijkheden worden in ogenschouw genomen naast datgene waarmee gewerkt is. God stelt ons aansprakelijk voor alles wat wij hadden kunnen worden door het juiste gebruik van onze talenten. Wij zullen geoordeeld worden naar wat wij hadden moeten doen, maar wat wij niet gedaan hebben omdat wij onze krachten niet tot Gods eer hebben gebruikt. Zelfs al verliezen wij niet ons eeuwig leven, toch zullen wij ook in de eeuwigheid de resultaten van onze ongebruikte talenten beseffen. Alle kennis en bekwaamheid die wij hadden kunnen winnen, maar niet hebben gewonnen, zal een eeuwig verlies betekenen. Als wij onszelf echter volledig overgeven aan God en in ons Werk zijn aanwijzingen opvolgen, stelt Hij Zich aansprakelijk voor de vervulling daarvan. Hij wil niet dat wij gissen naar het succes van onze ernstige inspanningen. Wij mogen nooit denken aan een mislukking. Wij moeten samenwerken met Hem, die niet weet wat falen betekent.

Wij moeten niet spreken over onze eigen zwakheid en onbekwaamheid. Dit is het openbaren van wantrouwen jegens God, een loochenen van zijn Woord. Als wij morren vanwege onze lasten of de verantwoordelijkheid weigeren die Hij ons oplegt, zeggen wij in feite dat Hij een harde Meester is en dingen eist waartoe Hij ons geen kracht gegeven heeft.
Wij zijn licht geneigd de houding van de trage slaaf nederigheid te noemen. Maar ware ootmoed is heel anders. Bekleed zijn met nederigheid wil niet zeggen dat wij verstandelijk dwergen moeten zijn; dat wij gebrek aan eerzucht hebben; dat wij lafhartig zijn in ons leven en lasten schuwen uit vrees dat wij ze niet zullen kunnen dragen. Ware nederigheid vervult Gods bedoelingen door te vertrouwen op zijn kracht.

God werkt door wie Hij wil. Soms kiest Hij de nederigste werktuigen uit om het grootste werk te doen, want zijn kracht wordt geopenbaard door de zwakheid van de mens. Wij hebben onze maatstaven en aan de hand daarvan noemen wij het ene groot en het andere klein. God gebruikt echter niet onze maatstaf. Wij moeten niet menen dat wat in ons oog groot is, ook groot is in zijn oog, of wat wij als klein beschouwen, ook klein is voor Hem. Het is niet aan ons om onze talenten te beoordelen of ons werk te kiezen. Wij moeten de last opnemen die God aanwijst, ze voor Hem dragen en altijd tot Hem gaan voor rust. Wat ons werk ook moge zijn, God wordt geëerd door een blijmoedige dienst, die van ganser harte wordt verricht. Hij is blij als wij onze taken dankbaar opnemen, verheugd dat wij waardig geacht zijn om zijn medewerkers te mogen zijn.

Het talent weggenomen

Het vonnis over de 'trage slaaf luidde: "Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft." (Matth.25:28) Evenals bij de beloning van de trouwe werker wordt hier niet alleen aangeduid dat in het oordeel het loon wordt gegeven, maar dat reeds in dit leven een geleidelijk proces van beloning plaatsvindt. Zoals het in de natuurwereld gaat, is het ook in geestelijk opzicht: elke ongebruikte kracht verzwakt en verdwijnt. Bezigheid is de wet van het leven. Nietsdoen betekent dood. "Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen." (1 Cor.12:7) Als zijn gaven gebruikt worden om anderen te zegenen, nemen ze toe. Wanneer ze alleen voor eigen belang worden aangewend, nemen ze af en worden ten slotte weggenomen. Wie weigert aan anderen mee te delen wat hij heeft ontvangen, zal uiteindelijk ontdekken dat hij niets meer heeft om te geven. Hij legt zich neer bij een proces dat met absolute zekerheid de krachten van de ziel verkleint en ten slotte vernietigt.

Niemand moet menen dat hij een leven van zelfzucht kan leiden om dan, na zijn eigen belangen te hebben gediend, in te gaan in de vreugde van zijn Heer. Zo iemand kan niet delen in de blijdschap van belangeloze liefde. Zulke mensen zouden niet geschikt zijn voor de hemel. Zij zouden de zuivere atmosfeer van liefde, die de hemel beheerst, niet kunnen waarderen. De stemmen van de engelen en de muziek van hun harpen zou hun geen voldoening geven. Voor hen zou de kennis van de hemel een raadsel zijn.

Op de grote oordeelsdag zullen zij, die niet voor Christus hebben gewerkt, die maar voortgedreven zijn zonder verantwoordelijkheid te dragen en die alleen aan zichzelf hebben gedacht - alleen zichzelf hebben behaagd - door de Rechter der gehele aarde geplaatst worden bij degenen die het kwade hebben bedreven. Over hen wordt hetzelfde oordeel uitgesproken.

Velen die voorgeven dat zij christenen zijn, veronachtzamen Gods aanspraken en hebben toch niet het gevoel dat zij hier een fout begaan. Zij weten dat de lasteraar, de moordenaar en de overspelige straf verdienen; maar wat henzelf aangaat, zij genieten van de godsdienstoefeningen. Zij horen graag naar het evangelie als dit wordt gepredikt en menen daarom dat zij christenen zijn. Hoewel zij hun leven hebben doorgebracht met voor zichzelf te zorgen, zullen zij even verbaasd zijn als de ontrouwe slaaf uit de gelijkenis, toen deze het vonnis hoorde: 'Neemt hem het talent af.' Evenals de joden maken zij de vergissing dat zij hun zegeningen niet gebruiken, maar er alleen zelf van genieten.

Velen die zich verontschuldigen omdat zij niet voor Christus werken, geven als reden op dat zij niet geschikt zijn voor dit werk. Heeft God hen zo onbekwaam gemaakt? Ooh nee. Deze onbekwaamheid is het gevolg van hun eigen nietsdoen en hun bewuste keus. In hun eigen karakter verwerkelijken zij reeds de gevolgen van het vonnis: 'Neemt hem het talent af.' Het aanhoudend misbruiken van hun talenten zal ten slotte in hun leven het werk van de Heilige Geest blussen. Deze Geest is hun enige verlichting. Het vonnis: 'Werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis' plaatst Gods zegel op de keuze die zijzelf voor eeuwig hebben gedaan.
("Lessen uit het leven van alledag" - E.G.White)