11 Het voorrecht van de Christen

Velen die oprecht zoeken naar heiligheid van hart en zuiverheid van leven,
schijnen verslagen en ontmoedigd. Ze zien voortdurend op zichzelf en
klagen over hun gebrek aan geloof. Omdat ze geen geloof hebben, voelen
zij dat ze geen aanspraak kunnen maken op de zegeningen van God. Deze
mensen verwarren gevoel met geloof. Ze miskennen de eenvoud van waar
geloof en brengen aldus duisternis in hun ziel. Ze zouden de geest moeten
afwenden van zichzelf om stil te staan bij de genade en goedheid van
God en terug denken aan Zijn beloften, en dàn eenvoudig geloven dat Hij
Zijn woord waar zal maken. We kunnen niet op ons geloof vertrouwen,
maar moeten bouwen op de beloften van God. Als we berouw hebben
van onze zonden uit het verleden en gehoorzaamheid voor de toekomst
beloven, moeten we geloven dat God ter wille van Christus ons aanneemt
en ons onze zonden vergeeft. Duisternis en ontmoediging zullen soms
over de ziel komen en dreigen ons te overweldigen, maar we mogen ons
vertrouwen niet wegwerpen. We moeten het oog gericht houden op Jezus,
wat ons gevoel ook moge zijn. We moeten getrouw elke ons bekende taak
trachten te volbrengen en ons vervolgens overgeven aan de beloften van
God.