10-A Liefde voor God en mens

Zij die God werkelijk liefhebben, zullen blijk geven van een oprecht verlangen
om Zijn wil te verstaan en deze te doen. De apostel Johannes,
wiens brieven zo uitvoerig over de liefde handelen, zegt: “Dit is de liefde
Gods, dat we Zijn geboden bewaren.” (1 Joh.5:3). Het kind dat de ouders
liefheeft, zal dit tonen door vrijwillige gehoorzaamheid, maar het zelfzuchtige,
ondankbare kind probeert zo weinig mogelijk voor zijn ouders
te doen, hoewel het tegelijkertijd alle voorrechten wenst te genieten die
verleend worden aan gehoorzame en trouwe kinderen. Ditzelfde verschil
ontdekken we bij hen die voorgeven kinderen van God te zijn. Velen die
weten dat ze het voorwerp van Zijn liefde en zorg zijn, en die gaarne Zijn
zegen ontvangen, vinden er geen lust in Zijn wil te doen. Ze beschouwen
Gods eisen als een onaangename last, Zijn geboden als een pijnlijk juk.
Maar wie oprecht zoekt naar heiligheid van hart en leven, verlustigt zich
in de wet van God en betreurt alleen dat hij daarin zo erg tekort schiet. Wij
hebben het gebod gekregen elkaar lief te hebben zoals Christus ons heeft
liefgehad. Hij heeft Zijn liefde getoond door Zijn leven neer te leggen
om ons te verlossen. De geliefde discipel zegt dat wij bereid moeten zijn
ons leven te geven voor de broederen. Want “Een ieder die Hem liefheeft,
die deed geboren worden, heeft ook degene lief, die uit Hem geboren is.”
(1 Joh.5:1). Als we Christus liefhebben, zullen we hen liefhebben die in
leven en karakter op Hem gelijken. En niet alleen dit, maar we zullen
ook liefhebben die “geen hoop” hebben, en die “zonder God in de wereld
zijn”. (Ef.2:12). Christus verliet Zijn hemels tehuis en kwam naar de aarde
om te lijden en te sterven om zondaars te redden. Voor hen werkte, leed en
bad Hij, totdat Hij, gebroken van hart en verlaten door hen voor wie Hij
gekomen was, Zijn leven gaf op Golgotha.