07-C Trots en eerzucht bestraft

Jezus begreep de drijfveer die achter het verzoek lag en bestrafte daarom
de trots en eerzucht van de beide discipelen: “Gij weet dat zij, die regeerders
der volken heten, heerschappij over hen voeren, en hun rijksgenoten
oefenen macht over hen. Zo is het echter onder u niet. Maar wie groot wil
worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal
aller slaaf zijn. Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om zich te
laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven tot losprijs voor
velen.” (Marc.10:42-45).
Op een dag zond Jezus boden uit naar een Samaritaans dorp, met het verzoek
om voor Hem en Zijn discipelen voorbereidingen te treffen. Maar
toen de Heiland de stad naderde, bleek dat Hij op weg was naar Jeruzalem.
Dit wekte de vijandschap op van de Samaritanen, en in plaats van
boodschappers te zenden om Hem uit te nodigen en zelfs te vragen bij
hen te blijven, onthielden ze Hem datgene wat ze anders aan een gewone
reiziger wel zouden hebben gegeven. Jezus drong Zijn tegenwoordigheid
nooit op en de Samaritanen misten een zegen, die hun ten deel zou zijn
gevallen, als ze Hem als gast hadden uitgenodigd. We kunnen verbaasd
zijn over zulk een onheuse behandeling van de Majesteit des hemels, maar
hoe dikwijls maken wij, die voorgeven volgelingen van Jezus te zijn, ons
niet schuldig aan hetzelfde verzuim? Nodigen we Jezus uit om intrek te
nemen in ons hart en in ons gezin? Hij is vol liefde, genade en zegen, en
staat klaar om ons deze gaven te schenken. Evenals de Samaritanen zijn
we echter dikwijls tevreden zonder deze gaven.
De discipelen wisten van de bedoeling van Jezus om de Samaritanen door
Zijn tegenwoordigheid te zegenen, en tot hun grote verbazing en verontwaardiging
bemerkten ze de koelheid, afgunst en achteloosheid voor hun
Meester. Vooral Jakobus en Johannes waren aangeslagen. Dat Hij die ze Jezus begreep de drijfveer die achter het verzoek lag en bestrafte daarom
de trots en eerzucht van de beide discipelen: “Gij weet dat zij, die regeerders
der volken heten, heerschappij over hen voeren, en hun rijksgenoten
oefenen macht over hen. Zo is het echter onder u niet. Maar wie groot wil
worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal
aller slaaf zijn. Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om zich te
laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven tot losprijs voor
velen.” (Marc.10:42-45).
Op een dag zond Jezus boden uit naar een Samaritaans dorp, met het verzoek
om voor Hem en Zijn discipelen voorbereidingen te treffen. Maar
toen de Heiland de stad naderde, bleek dat Hij op weg was naar Jeruzalem.
Dit wekte de vijandschap op van de Samaritanen, en in plaats van
boodschappers te zenden om Hem uit te nodigen en zelfs te vragen bij
hen te blijven, onthielden ze Hem datgene wat ze anders aan een gewone
reiziger wel zouden hebben gegeven. Jezus drong Zijn tegenwoordigheid
nooit op en de Samaritanen misten een zegen, die hun ten deel zou zijn
gevallen, als ze Hem als gast hadden uitgenodigd. We kunnen verbaasd
zijn over zulk een onheuse behandeling van de Majesteit des hemels, maar
hoe dikwijls maken wij, die voorgeven volgelingen van Jezus te zijn, ons
niet schuldig aan hetzelfde verzuim? Nodigen we Jezus uit om intrek te
nemen in ons hart en in ons gezin? Hij is vol liefde, genade en zegen, en
staat klaar om ons deze gaven te schenken. Evenals de Samaritanen zijn
we echter dikwijls tevreden zonder deze gaven.
De discipelen wisten van de bedoeling van Jezus om de Samaritanen door
Zijn tegenwoordigheid te zegenen, en tot hun grote verbazing en verontwaardiging
bemerkten ze de koelheid, afgunst en achteloosheid voor hun
Meester. Vooral Jakobus en Johannes waren aangeslagen. Dat Hij die ze Jezus begreep de drijfveer die achter het verzoek lag en bestrafte daarom
de trots en eerzucht van de beide discipelen: “Gij weet dat zij, die regeerders
der volken heten, heerschappij over hen voeren, en hun rijksgenoten
oefenen macht over hen. Zo is het echter onder u niet. Maar wie groot wil
worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal
aller slaaf zijn. Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om zich te
laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven tot losprijs voor
velen.” (Marc.10:42-45).
Op een dag zond Jezus boden uit naar een Samaritaans dorp, met het verzoek
om voor Hem en Zijn discipelen voorbereidingen te treffen. Maar
toen de Heiland de stad naderde, bleek dat Hij op weg was naar Jeruzalem.
Dit wekte de vijandschap op van de Samaritanen, en in plaats van
boodschappers te zenden om Hem uit te nodigen en zelfs te vragen bij
hen te blijven, onthielden ze Hem datgene wat ze anders aan een gewone
reiziger wel zouden hebben gegeven. Jezus drong Zijn tegenwoordigheid
nooit op en de Samaritanen misten een zegen, die hun ten deel zou zijn
gevallen, als ze Hem als gast hadden uitgenodigd. We kunnen verbaasd
zijn over zulk een onheuse behandeling van de Majesteit des hemels, maar
hoe dikwijls maken wij, die voorgeven volgelingen van Jezus te zijn, ons
niet schuldig aan hetzelfde verzuim? Nodigen we Jezus uit om intrek te
nemen in ons hart en in ons gezin? Hij is vol liefde, genade en zegen, en
staat klaar om ons deze gaven te schenken. Evenals de Samaritanen zijn
we echter dikwijls tevreden zonder deze gaven.
De discipelen wisten van de bedoeling van Jezus om de Samaritanen door
Zijn tegenwoordigheid te zegenen, en tot hun grote verbazing en verontwaardiging
bemerkten ze de koelheid, afgunst en achteloosheid voor hun
Meester. Vooral Jakobus en Johannes waren aangeslagen. Dat Hij die ze zo hoogachtten op een dergelijke wijze behandeld werd, scheen hun een
onvergeeflijke misdaad die onmiddellijke bestraffing eiste. In hun ijver
zeiden ze: “Heer, wilt gij dat wij zeggen dat vuur van de hemel zal neerdalen
om hen te verteren, evenals Elia deed?” (Luc.9:54). Jezus bestrafte
Zijn discipelen, zeggende: “Gij weet niet van hoedanige Geest gij zijt.
Want de Zoon des mensen is niet gekomen om te verderven, maar om
te behouden.” (vs.55,56). Johannes en zijn medediscipelen waren op een
school waar Jezus onderricht gaf. Zij die bereid waren hun gebreken in te
zien en die graag hun karakter wilden verbeteren, hadden daartoe ruimschoots
de gelegenheid. Johannes waardeerde elke les en zocht voortdurend
zijn leven in overeenstemming met het goddelijke Voorbeeld te brengen.
Deze lessen van Jezus, die nederigheid, zachtmoedigheid en liefde
bevatten - onmisbaar voor het groeien in genade en om geschikt gemaakt
te worden voor Zijn werk - waren van de grootste betekenis voor Johannes.
Deze lessen zijn bestemd voor ons als enkelingen en als broeders in
de gemeente, alsook voor de eerste discipelen van Christus.