12 Het werk van de Geest

Tot nu toe hebben wij geen nadruk gelegd op het MIDDEL waardoor God ons kracht geeft te doen wat goed is. De Heilige Geest is het middel waardoor God met de mens gemeenschap onderhoudt. (PP405; 1SM134.2) Zonder de werking van de Heilige Geest zouden wij geen verlangen hebben naar berouw. (8T64.9) Hij is onze "Raadgever, Heiligmaker, Gids en Getuige". (AA49.4) Bedenk wel, dat, hoewel de geestelijke genadegaven die door de Heilige Geest na elkaar in de vroege en late regen worden uitgestort, op tijden en gelegenheden door God bepaald, niet als opeenvolging van gebeurtenissen zonder meer, maar als gevolg van onze smeekbeden. (AA54-5; TM506-8) (Zach.10.1) "Op deze wijze vervult de levengevende kracht van de Heilige Geest, die uitgaat van de Zaligmaker, de ziel en vernieuwt de motieven en genegenheden, en brengt de gedachten onder de gehoor­zaamheid aan de wil van God, zodat de gelovige in staat gesteld wordt om de kostbare vrucht van heilige daden te dragen". (AA284.5) De Heilige Geest spreekt door de Bijbel tot de mense­lijke geest. (1SM134; DA671.3) Wij ontvangen kracht van de Heilige Geest en het Woord. (TM518; MB150.3) Het werk van de Heilige Geest aan het hart moet getoetst worden aan het Woord van God. (1SM43.6 9)

Wat zijn nu de verschillende wijzen waarop de Heilige Geest in relatie tot de mens kan staan?

a. Sommigen worden alleen door de Geest weerhouden. (GC36, 614)

b. De Geest schept een verlangen naar iets dat mannen en vrouwen niet bezitten. (SC28.1)

c. Sommigen worden 'aangeraakt door de Geest'. (MB150.1)

d. Sommigen "geven nu en dan toe aan Zijn kracht". (MB150.1)

e. Sommigen worden "door de Geest van God geleid", dat zijn de zonen Gods! (MB150.1)

Eén van mijn vrienden zei eens tot mij dat Hij er bang voor was, de volledige heerschappij over zijn leven aan de Heilige Geest over te dragen, uit vrees, dat de Heilige Geest hem iets zou la­ten doen, dat dwaas of fanatiek was. In werkelijkheid is het juist an­dersom. God geeft de mens een geest van gezond verstand (zie 2 Tim.1:7). Het evange­lie mag dwaas schijnen en ook de evangelie-arbeider mag fanatiek schij­nen in de ogen van ongeheiligden, maar niet in de ogen van ongevallen wezens. Om geleid te worden moet men gewillig zijn om te volgen. Niet wij moeten de Geest gebruiken, maar de Geest moet ons gebruiken. (DA672.5) Zij, die het Lam in de hemel willen volgen, zullen op deze aarde het Lam gevolgd moeten zijn "waar het ook heengaat". (AA591.5) God verlangt dat allen door de Geest geleid worden. De fout ligt bij het individu. "Als allen willig zouden zijn, zouden allen vervuld worden met de Geest". (AA50.4) Het is ons voorrecht onszelf in een juiste relatie tot God te plaatsen, dan zullen kostbare overwinningen behaald worden. (1SM101.8; TM240.5) Indien mijn vriend, waar ik voorheen over sprak, niet volkomen door God geleid wil worden, wie leidt hem dan? Wordt hij door zijn eigen wil geleid? Heeft God een invloedssfeer in het uni­versum waar Hij de leiding heeft, en heeft Satan een andere invloeds­sfeer, waar hij de leiding heeft? Heeft ieder mens persoonlijk de leiding over zichzelf? Eén van de hoofdpunten van satan's opstandige plannen was, dat elke engel en ieder mens zijn eigen zelfgemaakte regels zou opvolgen, en ieder zijn eigen onafhankelijke heerschappij zou uitoefe­nen.Iedereen zou zijn eigen rechter zijn. (GC495.7; PP37.6; Gen.3:4-5; GC499.8; GC554.8, 555.8)



Maar wat is daar van terechtgekomen? Waarom vroeg satan aan Jezus om hem te aanbidden, terwijl hij eraan toevoegde, dat hij Hem dan de wereld geven zou? (1SM286.2) God heeft ons de ware toestand der dingen geopenbaard, "Iedere ziel die weigert zich aan God over te geven, is onder de heerschappij van een andere macht. Hij behoort niet zichzelf. Hij mag over vrijheid spreken, maar hij bevindt zich in de ergste slavernij. Doordat hij zich onder de heerschappij van satan bevindt, wordt hem niet toegestaan de schoonheid der waarheid te zien. Terwijl hij zichzelf vleit de voorschriften van zijn eigen oordeel te volgen, ge­hoorzaamt hij de wil van de vorst der duisternis." (DA466.3) "Echter tenzij wij ons overgeven aan de macht van Christus, zullen wij overheerst worden door het boze. Onvermijdelijk moeten wij onder de heerschappij staan van de één of van de andere van de twee grote machten, die strijden om de oppermacht van de wereld. Het is niet noodzakelijk voor ons de dienst van het koninkrijk der duister­nis opzettelijk te kiezen, om onder de heerschappij ervan te vallen. Wij behoeven slechts na te laten onszelf met het koninkrijk des lichts te verbinden. Indien wij niet met de dienstknechten des he­mels samenwerken, zal satan van het hart bezit nemen en het tot zijn woonplaats maken…… Wij mogen vele verkeerde gewoontes afleg­gen en voor een korte tijd ons afscheiden van satan; echter zonder een levendige verbinding met God, zonder onze overgave aan Hem van ogenblik tot ogenblik, zullen wij overwonnen worden." (DA324.4)



De heerschappij, die God uitoefent, is uiterst deli­caat ; onder de invloed van de Geest Gods, wordt de mens vrijgelaten te kiezen wie hij dienen wil. (DA466.5) God beheerst onze geest niet, zonder onze toestemming; maar als wij Zijn wil wensen te kennen en te doen, behoren ons Zijn beloften toe. (EV626.3) Welke beloften behoren ons dan? Beloften van bevrij­ding van de heerschappij van dwaling en zonde. Om echter onder de heerschappij van de Heilige Geest te staan, moeten wij daar ernstig naar streven en zoeken. (TM459.8;HP263; AA56.5; 8T22.2) In tegenstelling daarmee, neemt de duivel van ieder bezit, die niet be­slist onder de heerschappij van God staat, of hij het wil of niet. (DA558.7) Als het voor zijn doel dienstig is, oefent hij zijn heerschappij op zulk een subtiele wijze uit, dat wij denken werkelijk kapitein op eigen schip te zijn. Vroeg of laat zullen wij echter de loods erkennen en de bestemmingshaven. Vóór Christus zijn, betekent méér dan niet zozeer tegen Hem zijn, zie: Matth. 12:30. Toen de laatste beslissingsdag voor satan en de engelen in de hemel kwam, moest ieder een beslissing nemen. Hun onder­zoekend oordeel was aangebroken. (3 SG37-8) Op dat moment zei God in wezen: "Allen,die onder de heerschappij van Christus willen staan, schare zich aan Zijn zijde; allen, die onder de heerschappij van Lucifer willen staan, schare zich aan zijn zijde". In antwoord daarop schaarden zich éénderde van de engelen aan de zijde van Lucifer. (SR18.5) Bij het beschrijven van deze geschiedenis,gaat Ellen White over van de naam Lucifer op satan. (PP.41) Aan de engelen wordt de oproep gegeven: 'Indien gij er op staat tot het leger van Christus te behoren, toont het dan door hen (boze engelen) uit de hemel te werpen. (MB119.3; EV704.8; 7BC973) De engelen moes­ten toen de strijd aanbinden met hun vroegere vrienden. Niemand kon aan de kant gaan staan en zeggen: 'ik ben niet tegen U, Heer'.



Het resultaat van deze strijd was, dat heilige engelen krachtiger dan ooit waren gevestigd in hun beslissing om aan de zijde des Heren te staan. Op Golgotha zorgde de vijandschap, die satan en zijn engelen tegenover Christus openbaarde, ervoor dat het laatste vonkje van sympathie, die de heilige engelen voor hun vroegere vrienden hadden, uitgeblust werd. (7BC974) Wanneer heilige engelen naar het kruis blikken, dan zijn zij beveiligd tegen satans misleidingen. (ST12-30-89) God had door één woord te spreken, de duivel en zijn medestanders uit de hemel kunnen werpen, maar Hij koos een manier, waar Zijn helpers in de hemel bij betrokken waren. Op deze aarde zet zich de strijd nu voort. Zijn wij vastbesloten vóór Christus, of weifelen wij in onze beslissingen? Als u vóór Christus bent, dan verlangt God van u dat u geestelijk wakker bent, u van moment tot moment ernstig voorbereidt op de uitstorting van de Heilige Geest, zodat u in staat bent vol ijver deel te nemen aan de grote strijd tussen Christus en satan. De beperktheid ligt in de wil, niet in de beschik­baarheid van de Geest. "Indien het mogelijk zou zijn, de invloed van de Geest van God dwingend met honderdvoudige kracht te doen inwerken, dan zou dat u nog niet tot een christen maken, geschikt voor de hemel. De wil moet aan de kant van Gods wil gesteld wor­den. Uit uzelf bent u niet in staat uw bedoelingen, uw verlan­gens en neigingen ondergeschikt te maken aan de wil van God; echter, indien u 'gewillig bent, gewillig gemaakt te worden', dan zal God het werk voor u tot stand brengen, zodat 'wij de re­deneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de ken­nis van God, slechten; elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus.' (MB142.5)



Onze wil moeten wij aan God overgeven, maar wil dat zeggen, dat Hij de vrijheid om te kiezen van ons wegneemt? God had Adam kunnen beletten van de verboden vrucht te eten (l BC1084), maar Adam was een wil geschonken om die te gebruiken. (MH176.5) 'Onze wil moet aan Hem worden overgegeven, opdat wij deze terug mogen ontvangen, gereinigd en verfijnd; en zo met God verbonden in sympathie, dat Hij door ons de vloedgolven van Zijn liefde en kracht kan uitgieten.' (MB62.5) Als God in ons 'werkt het willen en werken naar Zijn welbehagen', zullen wij onze zaligheid bewerken met vrezen en beven. (8T312.7; 7BC978) Dan zal de wereld God leren kennen. Door uit te werken wat Gods genade in ons werkt, wordt de gelovige geestelijk groot. (RH 11.01.92) “De derde engelboodschap” zal de aarde met haar heer­lijkheid verlichten; maar alleen diegenen, die de verzoeking weerstaan hebben in de kracht van de Almachtige, zullen worden toegestaan deel te hebben aan haar verkondiging, wanneer zij tot een luide roep zal zijn aangezweld. (RH 11.19.08) Wij als volk hebben dringend behoefte aan een bijzondere, persoonlijke, proefondervindelijke verbinding met de Heilige Geest, en deze kracht, die ons ter be­schikking staat door het kruis, zal ons van zondigen weerhouden. Dat is de ervaring die wij nodig hebben, nu en bij voortduren tot het einde toe. (5T213.5 219-221)