03 Kracht om te denken en te handelen

Ik kan mij altijd blijven verbazen over de dingen die Gods schepselen tot stand brengen. Denk b.v. eens na over het wonderbare web van de Miranda-spin. Hoe is dat beestje tot zulk een precisiewerk in staat. Wat voor een complex aan zenuwcellen stelt de kolibrie, die kleine helikopter, in staat meer dan zestig keer per seconde haar vleugels te bewegen ? Waarlijk de gehele levende natuur openbaart een intelligentie, dat een mysterie blijft. (MH315.9)

Wij verwonderen ons daarover ; maar toen God de menselijke hersenen en de menselijke geest ontwierp en vormde, maakte Hij iets zo fantastisch en zo ingewikkeld, dat iedere omschrijving er te zwak voor is. 'Elk menselijk wezen geschapen naar het beeld van God, is begiftigd met een vermogen, dat aan de schepper verwant is -- individualiteit en vermogen om te denken en te handelen'. (ED17.6)

Enige tijd geleden reden wij naar de top van de Palm-Springs-Tramway. Hoe konden wij die top bereiken? Iemand had een inval gehad om een kabelbaan aan te leggen, 3 kilometer lang, om toeristen over de diepe en steile rotskloof heen naar de top van de berg te vervoeren. Iemand moest daarvoor de pijlers bouwen waaraan de kabels konden worden aangebracht. Hij zou hiervoor al zijn vindingrijkheid en zijn kundigheid moe­ten aanwenden om die pijlers te verankeren in de vooruitste­kende rotsen. Weer anderen moesten bedenken wat voor soort kabels het zouden moeten zijn, hoe dik en hoe zwaar en welke trekkracht, voldoende om de op-en neergaande cabines te kun­nen dragen, berekend op voldoende spankracht om de temperatuursverschillen van dag en nacht in zomer en winter te kunnen opvangen, enz. Steden hebben weinig aantrekkingskracht op mij, maar ik verwonder mij steeds hoe men in staat is zulke enorm hoge wol­kenkrabbers te bouwen, en hoe men op het idée gekomen is om stuwdammen te bouwen met reusachtige hydro-elektrische waterkrachtwerken, met dynamo`s, die hele steden van energie voorzien.



Hebt u wel eens iemand op een groot kerkorgel zien spelen? Welke vermogens stellen hem in staat razendsnel zoveel muzieknoten op zoveel lijnen te lezen, die informatie op hetzelfde moment naar de vingers en voeten te dirigeren, om op deze wijze praktisch feilloos, blad na blad, prachtige muziek ten gehore te brengen. Wij zijn inderdaad 'Gods handwerk' t wij zijn 'vreselijk en wonderbaarlijk' gemaakt. (FCE425.9) Maar al de bekwaamheden en vermogens van de individuele mens, die wij nu waarnemen in zijn handelen en denken, zijn slechts gering in vergelijking met wat Gods bedoeling was met de mensheid. Wij krijgen van dit aspekt een klein idee als wij de vergelijking lezen, die Ellen White trekt met de mensen vóór de zondvloed en de tegenwoordige geleerden. 'Ondanks de goddeloosheid van de wereld vóór de zondvloed,was die tijd geen periode van onwetendheid en barbarisme, zoals zovaak wordt gedacht. De mensen hadden de gelegenheid een hoge mate van zedelijke en verstandelijke kennis te vergaren. Zij bezaten grote lichamelijke en geestelijke vermogens. De mogelijkheden om zowel godsdienstige als wetenschappelijke kennis te verkrijgen, waren onge­ëvenaard. Het is een vergissing te veronderstellen dat hun verstand zich laat ontwikkelde, omdat zij een hoge leeftijd be­reikten. Integendeel, hun verstandelijke vermogens ontwikkel­den zich reeds vroeg; en zij, die in overeenstemming leefden met Gods wil, namen toe in wijsheid en kennis zolang zij leef­den. Als beroemde geleerden uit onze tijd vergeleken zouden kunnen worden met mensen in dezelfde leeftijd vóór de zondvloed, dan zouden deze zowel verstandelijk als lichamelijk verre hun mindere zijn. (PP82.9 )



'De mensen vóór de zondvloed bezaten geen boeken of geschreven aantekeningen, maar zij bezaten, buiten hun grote lichamelijke en geestelijke krachten, een sterk geheugen, dat hen in staat stelde op te nemen en te onthouden wat hen werd medegedeeld, en om op hun beurt dat ongeschonden door te ge­ven aan hun nageslacht'. (PP83.7)

Uit het bovenstaande kunnen wij veilig aannemen, dat het Gods bedoeling was, dat het menselijk verstand een krachtig denkvermogen bezat, in staat zich onbeperkt iedere informatie te herinneren, zonder daarbij een fout te maken. Zes duizend jaar degeneratie heeft daarentegen de hersenen, die zo fijn ontworpen waren, zwaar beschadigd en is het verstand nu met zoveel belemmeringen behept, hetgeen nooit in de bedoeling van de Schepper heeft gelegen. Het feit, dat het verstand na zoveel degeneratie nog zo goed werkt, is een aan­wijzing hoe sterk het in den beginne geweest moet zijn. Het bestuderen van het verstand is voor een christen van bijzonder belang. Het verstand is namelijk de bron van alle handelingen. (FCE 426) Het is het middel voor de ontwikkeling van het karakter. (4T 606.8)

'Hij heeft deze levende woonstede bereid voor het ver­stand en de geest; het is 'wonderbaarlijk gemaakt' , een tem­pel, die de Here zelf heeft toebereid voor de inwoning van Zijn Heilige Geest. De geest (engels 'mind') beheerst de gehele mens. Al zijn handelingen, hetzij goed hetzij kwaad, hebben hun oorsprong in de geest. Het is de geest waarmee wij God aanbidden en die ons met hemelse wezens verbindt. Toch komen velen hun hele leven niet tot een verstandig inzicht met betrekking tot het lichaam -zelf, dat die schat herbergt.



'Alle lichaamsorganen zijn aan de geest onderworpen; de zenuwen zijn de boodschappers, die de bevelen naar ieder deel van het lichaam overbrengen en die de bewegingen van de levende machinerie begeleiden. (FCE 426) De werkingen van de geest worden wel vergeleken met de functies van het lichaam. Geestelijk gesproken voedt zich het lichaam met het Woord van God, dat via zintuigen tot ons komt- Het ontvangt 'het water des levens' van het leven van Christus. (DA195.4) Het opnemen van de werkingen van de Heilige Geest door de geest wordt vergeleken met het in­ademen door de longen. (DA805,7) Gebed wordt vergeleken met 'uit­ademen. (GW254.9) Van sommige eigenschappen, vermogens en krachten van de geest kunnen wij ons een voorstelling maken zoals deze zijn geopenbaard in de geschriften der inspiratie. Hieraan kunnen wij, voorzover onze waarnemingen juist zijn, toevoegen onze eigen ontdekkingen en persoonlijke ervaringen. De vermogens van de geest zijn o.a. waarneming, onderscheidings­vermogen, het geheugen en het vermogen tot beredeneren. (3T33.1) Geestelijke vermogens zijn liefde, oordeelsvorming, vooruitzien, takt en wilskracht. (5T457.9)

Deze vermogens maken niet het karakter uit, maar zij zijn een onderdeel van de werkzame middelen, die het karakter ontwikkelen. Laten we de functies van de geest eens nader onder­zoeken en wel onder de volgende vier hoofdpunten:



a. Het oog van de geest of verstand,

b. de wil,

c. het hart,

d. het geheugen.

Over dit laatste punt 'het geheugen' willen wij ons in het volgende hoofdstuk intensiever bezighouden.



Van de eerste drie hoofdpunten willen wij vooraf hun onderling verband kort bespreken. Om een goed begrip te krijgen hoe de geest werkt, zullen wij af en toe illustraties gebruiken of vergelijkingen trekken met onderwerpen, waarmee wij wat

meer vertrouwd zijn.



Het oog van de geest

Het aspekt van de geest dat ons via de zintuigen bewust doet zijn van onze omgeving, kan worden vergeleken, met wat we zouden kunnen noemen 'het oog van de geest', dat de elektrische circuits van de hersenen doorloopt. Het oog van de geest ontvangt informaties van de zintuigen, -- het zien, het gehoor en andere gevoelszintuigen -- en maakt dat wij er ons van bewust worden. Ook kan het ons informatie geven vanuit het geheugen. Ons dus informatie geven van dingen die reeds in onze hersenen, onze herinnering, opgeslagen liggen.Ook kunnen er nieuwe ideeën ont­staan door middel van onze verbeelding. Het lijkt wel als­of ons geestesoog voortdurend de elektrische circuits in de hersenen doorkruist; en we zullen zien, daar waar dit bewustzijn zich wendt of keert, een geheugenspoor in de hersenen wordt achtergelaten, een geheugenspoor van alle informatie, die wij door middel van onze zintuigen ontvangen; van alles wat wij beredeneren, of via verbeelding in ons tot stand komt. En zoals wij zullen zien, houdt het geestesoog aantekening van zowel gedachten als gevoelens. Bovendien worden deze in logische volgorde van ervaring, gerubriceerd opgeslagen. Het is alsof bij een levende persoon, van zijn prilste jeugd af, zijn geestesoog voortdurend de elektrische circuits van de hersenen doorkruist en daarbij niet alleen een spoor achterlaat van alle waarnemingen, maar bovendien ermee verbonden, een spoor van alle emotionele gevoelens, die hij op dat moment ervaart. (5T310.4; 5BC1085; AH436)



De wil

Het geestesoog wordt door de wil beheerst als de re­gerende macht. (ED289.2) Het is de kracht die beslissingen neemt. (SC47.6) De wil is de bron van het menselijk handelen. De wil moet onder de controle staan van de rede (3T84.6; 5T310.2), het geweten (2T408.2; 3T84) en meer in het bijzonder onder de macht en de beheersing van de Heilige Geest. Als de wil niet bepaaldelijk onder de beheersende macht staat van de Heilige Geest, dan mogen wij misschien in het algemeen denken, dat wij onze eigen wil doen en beheersen, doch staan in feite onder de beheersing van Satan. (2T565.2; MH130.3) Er zijn evenwel dingen die de wil niet kan doen. 'Opvoeding, beschaving, het oefenen van de wil, menselijk pogen, alles heeft zijn bepaalde invloedssfeer, maar hier (het veranderen van een boos hart) is hij machteloos. Uiterlijk mogen zij een correct gedrag (zedigheid) aan de dag leggen, maar het hart kunnen zij niet veranderen; de fonteinen des levens kunnen zij niet reinigen. Er moet een kracht (Christus) aangewend worden, die van binnen­uit een nieuw leven, dat van boven komt, uitwerkt, vóórdat een mens van zonde tot heiligheid veranderd kan worden. (SC18.5) Het is van het allergrootste belang, dat wij de ware kracht van de wil leren begrijpen. Het is niet Gods bedoeling, dat wij onze wil inspannen om de een of andere goede daad op een directe wijze te doen. Het is veeleer zo, dat wij moeten willen (kiezen) onder Gods leiding te staan. Als die situatie overheerst, dan kan God door ons werken om Zijn wegen in en door ons tot stand te brengen. 'Wat u begrijpen moet is de juiste kracht van de wil. Dit is de besturende macht in de natuur van de mens; de macht om te beslissen, om te kiezen. Alles hangt af van het juiste gebruik van de wil. God heeft de mens het vermogen geschonken om te kiezen; het is de taak van de mens dit ook metterdaad te doen. Uw hart kunt u niet veranderen, vanuit uzelf kunt u uw genegenheden niet aan God geven; maar... u kunt kiezen Hem te dienen. U kunt Hem uw wil overgeven; dan zal 'Hij, naar Zijn welbehagen, zowel het willen als het volbrengen in u werken' Fil.4.6-7; uw genegenheden zullen dan in Hem hun middel­punt vinden, en uw gedachten zullen met Hem in overeenstemming zijn. (SC47.5)

In feite moeten wij ons realiseren, dat onze wil meer behoefte heeft aan hulp in geestelijke zaken, dan wij ons in het algemeen beseffen. Ellen White zegt: 'Onze wil moet niet gedwongen worden om met God samen te werken; maar zij moet vrijwillig aan Hem onderworpen worden. Als het mogelijk zou zijn u met geweld , met een honderdvoudige intensiteit van de Heili­ge Geest te beïnvloeden, dan zou dat u nog niet tot christen maken, gereed en geschikt voor de hemel. De wil moet vrijwillig aan de zijde van Gods wil gesteld worden. Uit uzelf bent u niet in staat uw voornemens, uw wensen en neigingen aan de wil van God te onderwerpen, maar als u gewillig bent, gewil­lig gemaakt te worden, dan zal God het werk voor u tot stand brengen, 'de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten en elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Chrisstus' 2 Cor.10.5'. Dan zult u uw behoudenis werken met vrezen en beven; want het is God, die om Zijn welbehagen, zowel het willen als het werken in u werkt' Fil.2.12-13 (MB142.5) Als de geest en het verstand onder de controle en be­heersing van God staan, dan worden zij door God met kracht gesterkt tot het doen van goede werken. (MH176.5) De wil, die niet is aangedaan met goddelijke kracht, is machteloos tegen het kwaad. (MH429.2)



Het hart

Het hart kan vergeleken worden met een tuin. (AH200-3) Ideeën kunnen worden uitgestrooid als zaden in het hart. (AH196.1) Het hart is de citadel van de mens. (5T536.7) Het heeft een deur (2T216-7) en een kamer. (6T376.1) Het hart is de bron van alle gecompliceerde emoties en gevoelens. (4T85.4;2T660.3) Het is de bron van de voorstellin­gen. (463.9) Het heeft te maken met onze lusten (DA161.5) en onze bedoelingen en motieven (4T583.9) God weegt de motieven van het hart. (3T370.2; 5T147.6) Christus kwam om het hart te reinigen van de bezoedeling der zonde, van aardse verlangens, boze lusten en verkeerde gewoontes. Hij klopt aan de deur van het hart en wenst binnen gelaten te worden om de kamers van het hart te doorzoeken als in het schijnsel van een brandende kaars. (2SM318.2) Onze Heiland verlangt ernaar ons een nieuw hart te ge­ven. Dat nieuwe hart zal op zijn beurt een invloed uitoefenen op het hele wezen. Als Jezus spreekt van een nieuw hart, dan bedoelt Hij daarmee geest en verstand, leven, kortom het gehele wezen. Een nieuw hart te bezitten betekent dat de verlangens van de wereld zijn afgewend en op Christus gericht. Een nieuw hart te bezitten betekent een nieuwe gezindheid te bezitten, nieuwe voornemens en nieuwe motieven. (MYP72.2)

Wij begonnen dit hoofdstuk met onze verwondering uit te spreken over de lichamelijke krachten en verstandelijke ver­mogens van de mens. Nu komen we tot de vraag wat bepalend is bij het gebruik van de werken van de mens? Elektriciteit kan worden gebruikt voor het vervaardigen van plutonium en dat weer op zijn beurt voor het maken van een atoombom, echter ook voor nuttiger dingen. De computer kan gebruikt worden om een ruimtesonde op de maan te doen landen, maar ook om raketten te dirigeren. Zonder God zal de mens zichzelf vernie­tigen. Geestelijke waarden bezit de computer niet.