Zebulon

Zebulon


Lea was de moeder van zes van de twaalf aartsvaders. Jakob accepteerde polygamie, onder wat je zou kunnen noemen: de druk van de omstandigheden. Toch is het is waard om op te merken, dat hij Lea, zijn eerste vrouw, als zijn wettige echtgenote beschouwde. Zij werd begraven in het familiegraf. Toen hij ging sterven, vroeg hij, of hij in de spelonk van Machpela begraven mocht worden. “Daar hebben ze Abraham begraven, en Sara, zijn vrouw. Daar hebben ze Izaäk begraven en Rebekka, zijn vrouw. En daar heb ik Lea begraven” Dat was één van de laatste woorden, die Jakob zei. Het lijkt erop, dat hij wilde dat zijn nakomelingen over het bekende graf zouden kunnen zeggen: “Daar hebben ze Jakob begraven, en Lea, zijn vrouw” (Genesis 49:31)

Tijdens zijn leven had Jakob zich door de omstandigheden, en zijn liefde voor Rachel, laten beïnvloeden. Maar toen hij oog in oog met de dood stond, erkende hij Gods oorspronkelijke plan voor het huwelijk (Genesis 2:24).

Zebulon was de jongste zoon van Lea. Hij was ouder dan Jozef, en werd geboren, toen Jakob nog in dienst van Laban was. Jakob wees op zijn sterfbed op profetische wijze Zebulon zijn erfdeel aan. Hij zei: “Zebulon zal aan de zeekust wonen. Hij zal wonen aan de kust, bij de schepen. Hij zal grenzen aan Sidon” (Genesis 49:13).

Het erfdeel van Zebulon in het beloofde land lag tussen het grondgebied van Nafthali en Issaschar. In het zuiden grensde het aan de westoever van het meer van Galilea. Men veronderstelt, dat het zich uitstrekte tot aan de Grote Zee. Mozes sprak in zijn afscheidszegen over Zebulon als een zeevarende natie (Deuteronomium 33:18–19).

De Bijbel vermeldt niets over Zebulon als persoon, alleen zijn geboorte. Er worden hem drie zonen toegeschreven, die de stichters werden van de stam die zijn naam draagt (Numeri 26:26–27). Er wordt niet verteld, of deze stam enig aandeel heeft gehad in de gebeurtenissen van de tocht door de woestijn, of in de verovering van Palestina.

Debora zegt in haar overwinningslied na de veldslag bij Megiddo, dat er in de stam Zebulon mensen waren, die “de staf van de schrijver” hadden (Richteren 5:14 SV). In de kantlijn van de King James Version staat: “zij die met de pen schrijven” Dit zou erop wijzen, dat zij literair of artistiek waren aangelegd.

De veldslag was een afschaduwing van de grote strijd van Armageddon. “Zebulon is een volk, dat zijn leven op het spel zette … in het hooggelegen land” (Richteren 5:18 NBG). Of, wanneer je de Statenvertaling volgt: “het is een volk, dat zijn ziel versmaad heeft tot de dood” God en Zijn zaak waren kostbaarder voor hen dan hun eigen leven of reputatie.
Twaalfduizend van de honderdvierenveertigduizend zullen de stad van God binnengaan onder de naam Zebulon. Twaalfduizend mensen, die wanneer de vijanden van de Heer talrijk zijn en overal om hen heen, ‘hun ziel versmaad hebben tot de dood in het hooggelegen land.’ Er zullen personen op hoge posities zijn, die net als vroeger de mensen van Zebulon “met de pen van de schrijver schrijven” Zij zullen grote invloed uitoefenen. Deze personen zullen, wanneer de zaak van God in een crisis komt, opstaan en ‘hun leven op het spel zetten in hooggelegen land.’ Zo zullen zij de zaak van God aan de overwinning helpen.

Het was zuivere liefde, waardoor Zebulon gedreven werd in die vroegere veldslag. Want Debora zegt: “Geen stuk zilver maakten zij buit” (Richteren 5:19). Uit het verslag zou je kunnen afleiden, dat Zebulon en Nafthali op dit punt uitzonderingen waren. Er wordt niet verteld, of zij soms meer voorspoed in wereldse goederen hadden, en daarom beter dan de andere stammen in staat waren om als onafhankelijke krijgers de strijd aan te gaan.
Israël keerde uit ballingschap terug. Toen daarna Gods zaak opnieuw in een crisis verkeerde, trad Nehemia naar voren, een zelfstandig optredend werker. Hij deed wat anderen niet konden doen. De Heiland hing dood aan het kruis, en de discipelen waren met schande overladen. Toen traden Jozef van Arimatea en Nicodemus naar voren, twee rijke mannen met een hoge positie. Zij verrichten een daad voor de Heiland, waartoe de mensen die Hem misschien oprechter liefhadden niet in staat waren.

Misschien hebben Zebulon en Nafthali God niet méér liefgehad dan de andere stammen. Toch lijkt uit het verslag van Debora te volgen, dat zij een keer in de strijd brachten, doordat zij hun leven waagden. En voor hun diensten verlangden zij “geen stuk zilver.”
Het lijkt erop, dat Zebulon een intelligente stam was, gezegend met de goederen van deze wereld. Maar toen de zaak van God in een crisis raakte, zien we dat zij alles riskeerden om de eer van Gods naam hoog te houden.

Meer dan tweehonderd jaar later was er opnieuw een crisis in de zaak van God. Saul was dood. De mensen in Israël met een trouw hart kwamen “tot David … te Hebron, om volgens de belofte van de HERE het koningschap van Saul op hem te doen overgaan” (I Kronieken 12:23 NBG). Elke stam was vertegenwoordigd. Maar geen enkele stam overtrof Zebulon in aantal en uitrusting. Zij kwamen met vijftigduizend geoefende krijgers en brachten hun eigen wapens mee. Ze waren “toegerust tot de krijg,” en in staat om “in slagorde stand te houden” En wat voor de zaak van God nog waardevoller was dan aantallen of vaardigheid: ze hadden een “onwankelbaar hart” (I Kronieken 12:33 SV).
Wie is bereid om zo’n karakter door de vrees van de Heer te vervolmaken; en zo het zegel van God op zijn voorhoofd te krijgen? Wie verlangt zo ernstig naar het karakter van Zebulon, dat hij bereid is, zijn leven om Christus’ wil aan smaad bloot te stellen?
Het land Zebulon heeft de hoge eer gehad, dat het een thuis bood aan Jezus in Zijn kindertijd. Nazareth lag binnen zijn grenzen. Het volk hier had de gelegenheid om méér van Christus te zien en te horen, dan mensen van waar elders dan ook.

Jesaja profeteerde, dat het land Zebulon een groot licht zou zien (Jesaja 9:1–2). Deze profetie is ook werkelijk in vervulling gegaan. Want Zebulon had binnen zijn grenzen het grootste Licht wat de wereld ooit te zien gekregen heeft.

Het eerste wonder dat Jezus deed, was in Kana in Zebulon. Ook in Kana kwam een hoveling tot Jezus vragen om het leven van zijn zoon. En aan dit verzoek werd, zoals elk gelovig gebed, door de Grote Arts voldaan.

Samenvatting

Genesis 46:14:
Zebulon had drie zoons. Hun nakomelingen vormden de stam die zijn naam droeg.

Numeri 26:26–27:
De stam telde 60.500 man, toen zij het beloofde land binnentrokken.

Richteren 5:19:
In de slag van Megiddo, een afbeelding van Armageddon, waren de Zebulonieten zelfstandige krijgers.

Mattheüs 2:22–23:
Nazareth, waar Jezus Zijn jeugd doorbracht, lag binnen de grenzen van Zebulon.

Jesaja 9:1–2:
Jesaja profeteerde, dat Zebulon een groot licht zou zien.