Simeon

Simeon

Simeon was de tweede zoon van Jakobs niet beminde vrouw Lea. Hij was een man met sterke hartstochten. Zijn leven, en dat van de stam die zijn naam draagt, bevat enkele van de zwartste bladzijden in de geschiedenis van het oude Israël.

De zonde die in het leven van Simeon de kroon spande, was de moord op de mannen van Sichem (Genesis 34). Levi spande in dit goddeloze werk met Simeon samen. Maar Simeon schijnt de drijvende geest erachter te zijn geweest. Want de verslagen in Gods Woord noemen zijn naam altijd het eerst, wanneer deze zonde genoemd wordt.

Er zit iets aandoenlijks in deze hele zaak. De vorst van Sichem had het leven van Dina, de enige dochter van Jakob, verwoest. U kunt u makkelijk indenken, hoe een enige zuster door haar broers geliefd en gekoesterd wordt. Zeker door de zonen van Lea, die ook moeder van Dina was. Toen Jakob Simeon en Levi deze moord verweet, was hun enige antwoord: “Mocht hij dan onze zuster als een hoer behandelen?” (Genesis 34:51).
Liefde voor hun zuster bracht hen er blijkbaar toe om wraak te nemen. Zij wilden haar ook redden. Want Dina was naar het huis van de vorst van Sichem gelokt. Na de moord brachten Simeon en Levi haar mee naar huis (Genesis 34:26).

De woorden die Jakob tot Simeon sprak, laten zien dat God bij niemand de zonde over het hoofd ziet. Het feit dat het leven van hun enige zuster verwoest was, vormde geen excuus om die vreselijke wraak te voltrekken.

De zonen van Jakob verzamelden zich rond de rustbank van hun vader om zijn afscheidszegen te ontvangen. Toen hij Simeon en Levi zag, kwamen de stervende aartsvader de details van deze moord helder voor ogen, die zo’n veertig jaar daarvoor was gepleegd. Hij riep uit: “Simeon en Levi zijn broers, hun wapens zijn werktuigen van geweld. Laat mijn ziel niet in hun geheim overleg komen” Het was alsof hij terugschrok bij de gedachte alleen al, dat zijn naam door hun slecht gedrag zou worden bezoedeld. Daarom vervolgde hij: “(Laat) mijn eer niet aan hun bijeenkomst deelnemen. Want in hun woede hebben zij de mannen doodgeslagen. En moedwillig hebben zij bij de runderen de pezen doorgesneden. Vervloekt is hun woede, want die is hevig, en hun verbolgenheid, want die is meedogenloos. Ik zal hen verdelen over Jakob en verstrooien in Israël” (Genesis 49:5–7).

Beide stammen zijn “verdeeld” en “verstrooid” Maar wel op een heel verschillende manier! De Levieten bekleedden eervolle posities. Zij werden als godsdienstleraren en priesters over het land verspreid. De verstrooiing van de stam Simeon kwam voort uit verdorven elementen binnen de stam zelf. Daardoor liep hun aantal terug. En tenslotte werden ze uit hun erfdeel verdreven.

Toen het land tussen de verschillende stammen verdeeld werd, kreeg Simeon geen deel. Maar omdat het lot van Juda te groot voor die stam was, mocht Simeon een stuk van het erfdeel van Juda in bezit nemen. Later waren een aantal Simeonieten verplicht om nieuw gebied te zoeken. En zo werden zij van de rest van hun broeders gescheiden (I Kronieken 4:27, 39, 42).

In de geschriften van oude Joodse geleerden staat, dat de stam Simeon in haar woongebied zó weinig ruimte had, dat een erg groot aantal van hen gedwongen waren, hun levensonderhoud te zoeken bij de andere stammen. Ze deden dit door hun kinderen les te geven. Ze zijn werkelijk verdeeld over Jakob en verstrooid in Israël.

Toen Israël bij de Sinaï geteld werd, telde Simeon 59.300 strijdbare mannen. Slechts twee stammen overtroffen het in kracht. Maar toen Israël in Sittim opnieuw geteld werd, was Simeon de zwakste van alle stammen, met slechts 22.200 man. Vanwaar die grote verandering? De sterke mannen van Simeon offerden hun leven niet op het slagveld, vechtend voor de eer van God. Ze werden gedood vanwege de losbandigheid van hun eigen hart. Numeri 25 vertelt het trieste verhaal van de val van Simeon. Uit het verslag lijkt het, dat de aanvoerders van Simeon in die grote afval de leiding hadden. Ze vielen ten prooi aan de hoeren van Midjan. Ja, het is waar: “Want velen zijn de verslagenen die zij heeft geveld, talrijk zijn degenen die zij samen heeft gedood” (Spreuken 7:26).

Salomo, de wijste mens, die drie keer de door God geliefde werd genoemd, werd slaaf van zijn hartstocht, en offerde zijn onkreukbaarheid op voor diezelfde betoverende macht (Nehemia 13:26).

De oevers van de stroom des tijds zijn bezaaid met de wrakken van karakters, die schipbreuk hebben geleden op de klippen van het sensueel genot. Israël viel eerst ten prooi aan losbandigheid, nog vóór zij tot afgoderij werden verleid. Als losbandige verlangens ons hart regeren, volgen snel andere zonden.

“Zalig zijn de reinen van hart” Iemand, die zijn geest bedwingt, is sterker dan hij die een stad inneemt (Spreuken 16:32). Maar “Een stad met omvergehaalde muren, zo is iemand die zijn geest niet in bedwang heeft” (Spreuken 25:28).

Sommige mensen nemen aan, dat het weglaten van de naam van Simeon in de zegen van Mozes te wijten was aan Mozes’ onvrede over het gedrag van deze stam in Sittim.
Er wordt weinig verteld van de positie, die deze stam innam, toen het koninkrijk in tweeën werd verscheurd. Maar er zijn twee tekstverwijzingen, die erop lijken te duiden, dat zij met het koninkrijk Israël sympathiseerden (II Kronieken 15:9; 34:6).

Dezelfde onbevreesde, krijgszuchtige mentaliteit, die Simeon bij de uitbarstingen van openlijke zonden aan de dag legde, werd in het leven van Judith gebruikt om God volk te beschermen.

Het is onzeker of het apocriefe boek, dat haar naam draagt, een geschiedenis is of een historische roman. Maar door het verhaal wat daar verteld wordt, zal Judith altijd één van de vooraanstaande figuren blijven, die haar volk hebben bevrijd. Zij sloeg, net als Jaël, de leider van het leger van de vijand dood (Richteren 4:21; Judith 13:5–9). Zij sprak zichzelf moed in voor haar geweldige heldendaad, door te bidden tot de “Here God van mijn vader Simeon” In haar gebed verwees ze ook naar het bloedbad in Sichem (Judith 9:2).

Het verhaal van Judith, die net als Esther haar leven riskeerde voor de bevrijding van haar volk, staat in aangenaam contrast met het verslag van het goddeloze handelen van Simeon en zijn nakomelingen.

In de Targoem Pseudo-Jonathan (ook een apocrief geschrift). zijn het Simeon en Levi, die een complot smeden om de jonge Jozef te doden. Simeon bond Jozef vast, voordat hij in de put bij Dothan werd neergelaten. Dit was slechts zo’n twee jaar nadat deze beide mannen de moord op de mannen van Sichem hadden beraamd en uitgevoerd. Al deze gebeurtenissen moeten Jozef levendig voor de geest hebben gestaan, toen hij voor zijn broeders stond en beval, dat Simeon als gijzelaar gebonden moest worden. Dat gebeurde voor de ogen van dezelfde mannen, die Simeon Jozef hadden zien binden, met de bedoeling hem te vermoorden (Genesis 42:19–24).

Sommige mensen vinden het misschien vreemd, dat de naam van een man, van de enige roem moord en zonde was, op één van de poorten van de Heilige Stad van God geschreven zou moeten worden. Bovendien zal één twaalfde van de honderdvierenveertigduizend, die de stad van God binnengaan, de naam van deze man dragen. Maar het feit, dat iemand gezondigd heeft, is geen reden om hem uit het koninkrijk van God buiten te sluiten. Iedereen heeft gezondigd. Het zijn onbeleden zonden, die iemand verhindert, het eeuwige leven te kunnen ontvangen.

Jezus is de enige Persoon, uit een vrouw geboren, die zonder zonde is. Van heel het geslacht van Adam zal alleen Hij een onbedekt levensverslag hebben. Geen enkel onderdeel van Zijn levensverslag zal bedekt zijn. Maar ons levensverslag, dat door de zonde is aangetast, zal bedekt worden door de gerechtigheid van Christus. Het bloed van Christus kan reinigen van zonde van de ergste soort. Zelfs moordenaars kunnen de hemel binnengaan. Niet als moordenaars, maar als zondaars, die vergeving ontvangen hebben. Want: “ Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol” (Jesaja 1:18).

Verzameld uit de zonde en de goddeloosheid van de laatste generatie, zullen er twaalfduizend verlosten zijn, die door de verdienste van het bloed van Christus in de stam van Simeon zullen worden geënt. De hele eeuwigheid door zullen zij deze stam op de nieuwe aarde vertegenwoordigen.

Samenvatting

Genesis 46:10:
Simeon had zes zonen. Hun nakomelingen vormden de stam met deze naam.

Numeri 26:12–24:
De stam telde 22.200 man, toen zij het beloofde land binnentrokken.

Judith 13:6–14:
Judith, de enige bekende figuur uit deze stam, sloeg de leider van het vijandelijke leger dood.