Ruben

Ruben

De Heer geeft mensen namen die bij hun karakter passen. Hij heeft de namen gekozen van de twaalf zonen van Jakob. Daaruit zijn de twaalf stammen van Israël voortgekomen. Dit zijn ook de namen van de twaalf onderdelen van de honderdvierenveertigduizend. Daarom moet er iets schuilen in het karakter van de zonen van Jakob, en in dat van de twaalf stammen van Israël, dat waard is om zorgvuldig te bestuderen.

De betekenis van namen, die door de Heer aan mensen zijn gegeven, is belangrijk. De naam van Jakob werd pas in Israël veranderd, toen hij, na een lange en uitputtende worsteling, God en mensen had overwonnen (Genesis 32:24–28). Pas nadat Joses al zijn bezittingen had verkocht, om in de noden van Gods zaak te voorzien, werd hij Barnabas genoemd, “een zoon van de vertroosting.”

Het gezelschap van de honderdvierenveertigduizend, die uit de mensen verlost zullen worden wanneer onze Heiland komt, zullen de hele eeuwigheid door “het Lam volgen waar Het ook naartoe gaat” Zij zullen de Stad van God, gerangschikt in twaalf afdelingen, binnengaan. Elke afdeling draagt de naam van één van de twaalf stammen van Israël (Openbaring 14:1–4; 7:4–8). Uit dit alles trekken wij de conclusie, dat de namen, die aan de twaalf zonen van Jakob gegeven werden, een speciale betekenis hebben.

In elk oud Israëlitisch gezin erfde de oudste zoon een dubbele portie van het grondbezit van zijn vader. Dat was zijn geboorterecht. Hij kreeg ook de eer om als priester dienst te doen in het huis van zijn vader. En wat voor een ware zoon van Abraham méér waard was dan rijkdom of aardse positie: Hij erfde het geestelijk geboorterecht, dat hem het voorrecht gaf, verwekker te mogen zijn van de beloofde Messias.

Maar Ruben, de oudste van de twaalf zonen van Jakob, verachtte zijn geboorterecht, net als zijn oom Ezau (Genesis 25:34). En op een onbewaakt moment beging hij een zonde, die hem voorgoed uitsloot van alle geestelijke en tijdelijke voorrechten van de eerstgeboren zoon. Hij pleegde overspel met de vrouw van zijn vader, een zonde waarvan Paulus zei, dat daarvan “ook onder de heidenen geen sprake is” (I Korinthe 5:1; Genesis 49:4).

Vanwege deze zonde werd zijn tijdelijke eerstgeboorterecht – een dubbele portie van de bezittingen van Jakob – aan Jozef gegeven (I Kronieken 5:1). Het priesterschap werd aan Levi gegeven (Deuteronomium 33:8–11). En de eer om verwekker van de Messias te mogen zijn, kwam aan Juda (I Kronieken 5:1–2).

Jakob schilderde op zijn sterfbed het karakter, dat Ruben als eerstgeborene zou hebben kunnen bezitten. “Ruben, u bent mijn eerstgeborene, mijn kracht en het begin van mijn macht, de voortreffelijkste in hoogheid en de voortreffelijkste in sterkte” We kunnen ons voorstellen, hoe ontroerd de stem van de aartsvader geklonken moet hebben, toen hij het ware karakter van zijn eerstgeborene beschreef. Hij was degene, die door iedereen gerespecteerd had kunnen worden. “U bent onstuimig als water; u zult de voortreffelijkste niet zijn” (Genesis 49:3–4).

In Rubens levensgeschiedenis komen sporen voor van zijn “voortreffelijkheid in hoogheid,” die hij vroeger bezeten had. Dat kun je zien aan zijn vriendelijkheid, toen hij de liefdesappelen voor zijn moeder mee naar huis bracht (Genesis 30:14). Ook probeerde hij het leven van Jozef te redden, toen zijn broers hadden besloten om hem te vermoorden (Genesis 37:21, 22, 29; 42:22).

Ruben had een wankelmoedig karakter, “onstuimig als water” Zijn vader had er weinig vertrouwen in, als hij zijn woord gaf. Want toen zijn broers Benjamin mee naar Egypte wilden nemen, sloeg Jakob geen acht op de belofte van Ruben om Benjamin veilig bij zijn vader terug te brengen. Maar toen Juda beloofde voor de jongen borg te zullen zijn, nam Jakob zijn aanbod aan (Genesis 42:37–38; 43:8–9).

De onstandvastige natuur van Ruben schijnt op zijn nakomelingen te zijn overgegaan. De stam Ruben vertoonde het zelfde egoïstische karakter, toen zij bezit wilden nemen van het eerste stuk land, dat na de uittocht uit Egypte werd veroverd. Mozes las blijkbaar hun motief, toen zij met hun verzoek kwamen. Toch gaf hij aan hen een erfdeel, aan “de overzijde van de Jordaan” Het gevolg hiervan was, dat zij ook bij de eersten hoorden, die rond 740 voor Christus door Tiglatpileser, de koning van Assyrië, gevangen naar Assyrië werden gevoerd (Numeri 32:1–33; I Kronieken 5:26).

De profetische woorden van de aartsvader, “U zult de voortreffelijkste niet zijn”, gingen in de geschiedenis van de stam Ruben in vervulling. Uit deze stam is geen richter, geen profeet en geen held voortgekomen. Of het moest Adina zijn geweest, en de dertig mannen die bij hem waren. Zij werden tot de sterke helden van het leger van David gerekend (I Kronieken 11:42). Zonder twijfel behoorden deze mannen ook tot de honderdtwintigduizend uit de stammen Ruben, Gad en Manasse, die optrokken naar Hebron om David koning over Israël te maken (I Kronieken 12:37–38).

Datan en Abiram, uit de stam Ruben, worden samen met Korach, de Leviet, genoemd vanwege de opstand, die zij in de legerplaats van Israël ontketenden. Hun vernietiging was een voorbeeld van welk lot de mensen treffen zou, die iets dergelijks zouden proberen (Numeri 16:1; Deuteronomium 11:6).

Het door de Rubenieten uitgekozen gebied lag vlak naast dat van Moab. De steden in het erfdeel van Ruben – Chesbon, Elale, Kirjataïm, Nebo, Baäl-meon, Sibma – kennen wij als Moabitische namen, niet als steden van Israël.

Ruben lag ver verwijderd van centrum van het land, waar de regering en de godsdienst zetelden. Daarom is het niet vreemd, dat Ruben het geloof in de HEERE vaarwel zei. Zij liepen “de goden van de volken van het land, die God voor hen had verdelgd,” overspelig achterna (I Kronieken 5:25). We horen weinig meer van de stam Ruben, totdat Hazaël, de koning van Syrië hun gebied een tijdlang in bezit neemt (II Koningen 10:32–33).

Toen zij als stam volledig gefaald hadden in het doen van het werk, dat God voor hen in hun eigen land als opdracht had gegeven, liet de Heer toe, dat Pul en Tiglatpileser hen naar Noord-Mesopotamië werden gesleept. Daar bleven zij, totdat aan het einde van periode van zeventig jaar ballingschap vertegenwoordigers van de twaalf stammen opnieuw in het land van belofte werden verzameld (Ezra 6:17; 8:33; Nehemia 7:73).

De geschiedenis van de stam is een aaneenschakeling van mislukkingen in het uitvoeren van de bedoelingen van God. Ruben had als eerstgeborene de gelegenheid om zich als leider op te werpen. Zo was het ook met de stam Ruben, gelegen aan de grenzen van Moab. Zij hadden zich trouw aan God kunnen tonen. Dan waren ze een lichtbaken geweest, om de heidenen tot de ware God te leiden. Maar ze waren, net als hun voorvader Ruben, “onstuimig als water.”

De aartsvader en zijn nakomelingen zijn er niet in geslaagd, Gods bedoelingen uit te voeren. Maar toch zal de naam van Ruben tot ver in de eeuwigheid onsterfelijk gemaakt worden. De ontelbare miljoenen verlosten zullen die naam op één van de paarlen poorten van het Nieuwe Jeruzalem zien staan. Twaalfduizend van de honderdvierenveertigduizend zullen tot deze groep behoren. Zij zullen onder de naam Ruben het koninkrijk van God binnengaan.

Hoe kan iemand op deze wijze geëerd worden, als zijn leven één grote mislukking was? Dat is het grote geheimenis van de godsvrucht (I Timotheüs 3:16). Hoe kan de moordenaar, van wie het leven volkomen schipbreuk geleden heeft, straks samen met de Heiland in het Paradijs zijn? Dat komt door de kracht van het bloed van Christus, de Verlosser die zonden vergeeft.

Toen Mozes zijn afscheidszegen over de stammen van Israël uitsprak, zei hij van Ruben: “Moge Ruben leven en niet sterven, en laten zijn mannen aanzienlijk in aantal zijn!” (Deuteronomium 33:6). Wij vragen ons misschien af, hoe een karakter, dat “onstuimig als water” is, kan “leven en niet sterven” Maar hetgeen Ruben gedaan heeft in een tijd van grote crisis in Israël, verklaart hoe ook zo iemand overwinnaar kan zijn.

Het was in de tijd van de slag bij Megiddo. Dat is in heel veel opzichten een beeld voor de laatste veldslag bij Armageddon. Toen werd gezegd: “Onder de geslachten van Ruben waren de overleggingen vele” (Richteren 5:16NBG. SV: grote onderzoekingen des harten). Daarin ligt het hele geheim.

Er zijn massa’s mannen en vrouwen in de wereld van vandaag, die een karakter hebben, dat op dat van Ruben lijkt. Ze zijn “onstuimig als water” Ze missen uit zichzelf de kracht om ook maar iets goeds te doen. Maar als zij een begin maken met het ernstig onderzoeken van hun hart, zullen zij hun eigen zwakheid ontdekken. En wanneer zij zich dan tot God wenden, komt Hij hen te hulp. En Hij zal dan over hen uitspreken, net als vroeger over de stam Ruben: “Moge zo iemand leven en niet sterven.”

Samenvatting

Het eerstgeboorterecht omvatte:
* Een dubbel deel van de bezittingen
* Het priesterschap van de familie
* Verwekker van Christus zijn

I Kronieken 5:3
Ruben had vier zonen. Hun nakomelingen vormden de stam, die zijn naam droeg.

Numeri 26:7
De stam telde 43.730 leden, toen zij het beloofde land binnentrokken.

I Kronieken 5:26
De Rubenieten werden gevangen naar Assyrië gevoerd.