Christus onze Hogepriester

Christus onze Hogepriester

Onze Heiland heeft veel titels. “Hij overtreft hen [de engelen] ook in de naam, die Hij als erfdeel ontvangen heeft” (Hebreeën 1:4). Van de vele titels die Hem zijn gegeven, is er geen dierbaarder voor de mensheid dan “Lam van God” (Johannes 1:29, 36) en “Hogepriester.” Door deze twee bedieningen heeft Hij de gevallen mensheid omhoog tot het niveau, waarop zij aan Zijn heerlijk koninkrijk van genade deel kunnen hebben, zelfs al zijn wij midden in deze door zonde vervloekte wereld.

In de schaduwdienst moet degene, die zich realiseert dat hij gezondigd heeft, een lam als zondoffer brengen. Zonder dit offer kon de priester geen verzoening voor hem doen (Leviticus 4:17–29). Deze hele dienst was één grote les op kleuterschoolniveau. Het maakte de weg tot verlossing zó eenvoudig, dat iedereen het kon begrijpen. Als we beseffen, dat we gezondigd hebben, denken we aan ons “Lam,” belijden we onze zonden, en in Zijn naam zijn ze ons vergeven. Dan doet Hij als Hogepriester voor ons verzoening bij de Vader. Hij pleit op de verdiensten van Zijn bloed. En Hij overdekt ons leven, bevlekt met zonde, met de mantel van Zijn smetteloze gerechtigheid. Zo staan we voor de Vader: “begenadigd … in de Geliefde” (Efeze 1:6). Hoe zou het ons mogelijk kunnen zijn, niet te houden van Hem, Die Zijn leven voor ons gegeven heeft? Christus kon van Zijn Vader zeggen: “Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven geef” (Johannes 10:17). Zelfs de oneindige liefde van de Vader voor Zijn Zoon werd door deze daad groter.

In de schaduwdienst werd het bloed van het zondoffer in de voorhof vergoten. Daarna ging de priester met het bloed het heiligdom binnen, om het voor het aangezicht van God te brengen (Hebreeën 9:12). Onze Heiland gaf hier op aarde Zijn leven als zondoffer. Nu Hij als Hogepriester het heiligdom in de hemel binnen gegaan is, wordt Hij “Voorloper” genoemd. Deze naam ontvangt de Heiland uitsluitend op grond van het feit, dat Hij “achter het voorhangsel” van het hemels heiligdom is binnen gegaan” (Hebreeën 6:19, 20).

In alle regeringsvormen met een alleenheerser is een voorloper een bekend verschijnsel. In schitterend uniform, met wuivende pluimen, rijdt hij voorop en kondigt de nadering van het koninklijk rijtuig aan. Hij wordt altijd met vreugde door de wachtende menigte ontvangen. Toch vormt hij niet het middelpunt. Als hij voorbijgaat, volgen de ogen van de mensen niet hem. Ze kijken de weg af in de richting vanwaar hij kwam. Want ze willen een eerste glimp zien van de koninklijke persoon, waarvan hij de voorloper is.

Dit is één van de grootste opofferingen van de kant van onze gezegende Meester. Toen Hij de hemel binnenging als machtige Overwinnaar over dood en graf, voor het oog van alle hemelse legerscharen en vertegenwoordigers van andere werelden, ging Hij binnen als Voorloper voor ons. Hij bood de “schoof van de eersteling” aan. Het waren de mensen, die uit het graf werden opgewekt tijdens de aardbeving bij zijn sterven. Zij waren een eerste oogst van het geslacht, dat Hij door Zijn sterven had verlost (Efeze 4:8; Mattheüs 27:52–53). En zo richtte Hij de aandacht van die schitterende menigte op de weg waarlangs Hij gekomen was. Ze keken uit – naar koninklijke personen? – jazeker, naar koninklijke personen, die dat door Zijn kostbaar bloed geworden waren (Openbaring 1:6; 5:10). Het is maar een groep arme, kwetsbare stervelingen, die voortstrompelen en dikwijls vallen onderweg. Maar wanneer zij de hemelpoort bereiken, zullen zij binnentreden als “erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus” (Romeinen 8:17).

Het betekent veel voor ons, dat Christus als onze Voorloper achter het voorhangsel is binnen gegaan. Want de hele hemel kijkt nu naar de gemeente van God op aarde. Als je soms door de vijand in verzoeking komt, om aan Gods liefde en zorg te gaan twijfelen: Bedenk dan, dat je vanwege het grote offer wat gebracht is, zó dierbaar bent voor de Vader! “Want die u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan” (Zacharia 2:8). Hemel en aarde zijn nauw met elkaar verbonden, sinds Christus als Voorloper achter het voorhangsel is binnen gegaan. De aandacht van iedere engel in de heerlijkheid is gericht op de mensen, die proberen in Christus’ voetstappen te volgen (I Petrus 2:21). “Zijn zij [de engelen] niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden om hen te dienen die de zaligheid zullen beërven?” (Hebreeën 1:14). Waarom zouden we onderweg wankelen, en de hemelse legerscharen teleurstellen? Zij kijken naar ons uit, totdat we over diezelfde weg komen, waarover onze Voorloper is gegaan als machtig Overwinnaar over dood en graf.

Maar laten we nooit vergeten, dat deze weg met bloed bevlekt is. “Die, toen Hij uitgescholden werd, niet terugschold en toen Hij leed, niet dreigde, maar het aan Hem overgaf Die rechtvaardig oordeelt” (I Petrus 2:23). Uit eigen kracht kunnen wij niet in Zijn voetstappen volgen. “Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die bij God te doen waren om de zonde van het volk te verzoenen. Want waarin Hij Zelf geleden heeft, toen Hij verzocht werd, kan Hij hen te hulp komen die verzocht worden. Daarom, heilige broeders, die deel hebt aan de hemelse roeping, geef nauwkeurig acht op de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis, Christus Jezus” (Hebreeën 2:17–3:1).

In het aardse heiligdom deed niet alleen de hogepriester dienst, maar ook gewone priesters, want het was onmogelijk voor één man om al het werk te doen. Maar dat werk van al die priesters in de schaduwdienst was nodig om het werk van onze Hogepriester uit te beelden. Het werk van één jaar werd genomen als beeld van het hele werk van onze Hogepriester. Het hele jaar door “gingen de priesters (meervoud: zowel de hogepriester als de gewone priesters). voortdurend binnen om de diensten te vervullen” Deze dienst ging het hele jaar door, met uitzondering van één dag. Op die dag vond er een andere dienst plaats: “In het tweede deel echter ging alleen de hogepriester, … niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de afdwalingen van het volk” (Hebreeën 9:6–7). Deze priesters “doen dienst in een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen” (Hebreeën 8:5).

Toen Christus de hemel binnenging, deed Hij dat als het Origineel van de dienst in het aardse heiligdom. Hij begon Zijn werk binnen het eerste voorhangsel van het heiligdom in de hemel. Toen de schaduwdienst in de eerste afdeling van het aardse heiligdom volledig tot vervulling was gekomen in het Origineel, ging Hij door het tweede voorhangsel (Hebreeën 9:3) naar de heerlijke afdeling van het ware heilige der heiligen. Daar zal Hij de wonderlijke dienst verrichten, die zal uitlopen op het uitdelgen en de totale vernietiging van de zonden van de rechtvaardigen. De legerscharen van de verlosten zullen ze nooit meer in herinnering krijgen, en ook God Zelf niet.

Christus zal op de glazen zee staan, en de glinsterende kronen op de hoofden zetten van de groep, die de weg hebben afgelegd, die door de voetstappen van hun Voorloper werd geheiligd. Ook al hebben ze gestrompeld op de weg en zijn ze onder tranen voortgegaan. Ze zijn gekleed in gewaden, die wit gewassen zijn in het bloed van het Lam. “Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe” (Jesaja 53:11). Hij zal zich met gezang over hen verheugen. De hele hemel zal weerklinken van de melodie, wanneer de engelen, die onder hun Opperbevelhebber hebben gewerkt aan het redden van zielen, instemmen met het lied. “Aan Hem die op de troon zit, en aan het Lam, zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de mach in alle eeuwigheid” (Openbaring 5:13).




Onze Hogepriester

Hebreeën 7:25:
Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken, wie door Hem tot God gaan.

Hebreeën 4:15:
Wij hebben geen hogepriester, die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Één Die in alles is verzocht op gelijke wijze als wij, maar zonder zonde.

Hebreeën 2:18:
Want waarin Hij Zelf geleden heeft, toen Hij verzocht werd, kan Hij hen te hulp komen die verzocht worden.

Hebreeën 2:17:
Hij is een barmhartig en getrouw Hogepriester.Hebreeën 7:25:Omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.