Aser

Aser

Net als bij verschillende andere aartsvaders is er weinig van de persoonlijke geschiedenis van Aser overgeleverd. Hij is de achtste zoon van Jakob uit Zilpa, de slavin van Lea. Lea was erg verheugd bij zijn geboorte. Ze noemde hem Aser, dat betekent in het Hebreeuws: “Gelukkig” (Genesis 30:13).

Van zijn kindertijd en jonge jaren weten we niets. Alleen, dat hij samen met zijn broers opgroeide, en met de rest van de familie naar Egypte trok. Aser had vier zonen en een dochter met de naam Sara. Uit hen is de stam voortgekomen, die zijn naam draagt (I Kronieken 7:30).


Toen de Kronieken werden geschreven, zei men over de mannen van de stam Aser: Het zijn “uitgelezen mannen, dappere krijgshelden” (I Kronieken 7:40). Zesentwintigduizend van hen waren “voor de krijgsdienst opgetekend” (zie ook I Kronieken 12:36).

De naam Aser (dit is de Griekse vorm van het woord; in het Hebreeuws is zijn naam Asjer), is aan één afdeling van de honderdvierenveertigduizend gegeven (Openbaring 7:6). Daarom is het karakter van Aser het belangrijkste, waarop we moeten letten. Omdat er weinig tot niets over zijn leven is opgeschreven, zullen we de profetische woorden van Jakob en Mozes als studiegids moeten gebruiken.

De zegen voor Aser van aartsvader Jakob bij zijn sterven was: “Aser, zijn brood zal overvloedig zijn, en hij zal koninklijke lekkernijen leveren” (Genesis 49:20). Deze woorden duiden op voorspoed.

Toen Mozes zijn afscheidszegen over de stammen van Israël uitsprak, zei hij: “Moge Aser gezegend zijn met zonen; laten zijn broers hem goedgezind zijn en zijn voet in olie dompelen. IJzer en brons zal onder uw schoenen zijn; laat uw kracht zijn overeenkomstig uw dagen!” (Deuteronomium 33:24–25).

Aser schijnt een beminnelijke aard gehad te hebben. Want zijn broers waren hem goedgezind. Ze worden opgeroepen “zijn voet in olie” te dompelen. Sommige mensen bezitten de gelukkige eigenschap, dat zij altijd uit moeilijkheden weten weg te komen, alsof hun voeten in olie zijn gedompeld. Zij stappen blijkbaar over moeilijkheden heen, die anderen doen struikelen. Zij dopen hun voeten in olie en lopen gladjes over de ruige paden van het leven heen.

Aser kreeg de kostbare belofte: “Laat uw kracht zijn overeenkomstig uw dagen” Jakob had van hem gezegd: “Hij zal koninklijke lekkernijen leveren” En Mozes: “laten zijn broers … zijn voet in olie dompelen” In het gewone dagelijks leven krijgt iemand, die zijn voet in olie dompelt, en soepeltjes door het leven gaat, maar weinig waardering. De sympathie gaat meestal uit naar de mensen, die geen geoliede voeten heeft; die al het ruwe op de weg moet meemaken. Maar God kent de mensen die hun hoofd omhoog houden en opgewekt door het leven gaan. Het zijn mensen die “koninklijke lekkernijen” leveren, in de vorm van vriendelijke woorden die anderen opvrolijken. God weet, dat zij in werkelijkheid vaak zwaardere beproevingen krijgen te verduren dan iemand, die zucht en jammert over hoe ruw de levensweg is. En God spreekt tegen deze opgewekte mensen: “Laat uw kracht zijn overeenkomstig uw dagen.”

Het is iets heerlijks, je voet in olie te dompelen! Olie is een symbool van de Heilige Geest. Iemand, van wie zelfs maar de voeten met de Geest van God worden gezalfd, zal de ruwe plaatsen in het leven passeren met een hart vol lof en dank. Zo iemand zal ijzer en brons onder de voeten hebben – een stevig fundament. Zo iemand valt niet in de valkuilen van het leven. Want God verzekert hem of haar: “Laat uw kracht zijn overeenkomstig uw dagen.”

De voeten van iemand, die zijn voet in olie dompelt, zal schoenen van ijzer en brons krijgen. Toen de geliefde discipel in een visioen de Heiland zag, terwijl Hij als onze Hogepriester in het heiligdom in de hemel dienst deed, leken zijn voeten “van blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven” (Openbaring 1:15). Brons kan alleen in een oven worden gemaakt. Dat de voeten van de Heiland “van blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven” waren, herinnerde Johannes aan de vurige oven van de aanvechting, waar de Heiland door was gegaan.

Sommige mensen zijn zó door de Heilige Geest geïnspireerd – en volgen zó dicht in de met bloed bevlekte voetstappen van de Heiland – dat hun voeten geschoeid lijken te zijn met brons. Hun voeten lijken op die van hun Meester. De voeten van anderen zijn bedekt met ijzer. Zij hebben ook een speciale kracht, die hun gegeven is. Maar ze hebben niet in zo’n nauwe relatie met de Meester als hun broeders en zusters.

Twaalfduizend van de honderdvierenveertigduizend zullen tot de stam Aser behoren. Mensen, die hun voet in de olie dopen – en die zó vol van Gods Geest zullen zijn, dat zij de Heer via Zijn Geest de ruwe plaatsen op hun levenspad laten effenen. De bergen aan moeilijkheden zullen, net als voor het aangezicht van Zerubbabel, tot vlakte worden (Zacharia 4:6–7). Ze zullen “koninklijke lekkernijen” leveren: opwekkende en troostende woorden. Die zullen anderen moed geven op hun levensweg. Het is goed, te leren om je voet in de olie te dopen, en het karakter van Aser te ontwikkelen.

Over de stam Aser staat niet veel meer, dan er over de persoon verteld wordt. De stam wordt samen met de andere stammen genoemd. Maar in de heilsgeschiedenis wordt niets verteld over wat zij als stam hebben ondernomen.

Aser is de enige stam ten westen van de Jordaan, met uitzondering van Simeon, die geen held of richter aan het land geschonken heeft. De onbekendheid, die de leden van deze stam omgeeft, wordt slechts door één bekend persoon doorbroken:Anna, de profetes, die in de tempel “met vasten en bidden God dag en nacht diende” (Lukas 2:36–38). Zij kreeg de eer, het blijde nieuws van de geboorte van Christus te verkondigen aan de gelovigen, die uitzagen naar de verlossing van Israël.

Het gebied van Aser grensde aan de Grote Zee. Het omvatte de berg Karmel, de plaats van de grote overwinning van Elia en strekte zich naar het noorden uit. De nakomelingen van Aser hadden niet het vurige en strijdlustige karakter van sommige andere stammen. Ze verdreven de vroegere inwoners niet uit het land. “de Aserieten woonden te midden der Kanaänieten, die er inheems waren” (Richteren 1:31 – 32). Het gevolg van deze vermenging met de heidenen was, dat zij zeer verzwakt raakten.

Toen Israël bij de Sinaï geteld werd, was Aser een sterke stam (Numeri 1:40–41). Maar in de dagen van David waren zij zó in aantal teruggelopen, dat hun naam niet genoemd wordt bij de voornaamste aanvoerders, die David uitkoos (I Kronieken 27:16–21). Als stam weken zij af van de wegen van de Heer. Toch waren er ook onder hen mensen met een oprecht hart, die God dienden.

Toen Hiskia zijn grote Pesachfeest hield, en heel Israël uitnodigde om het feest in Jeruzalem bij te wonen, werden de boodschappen soms door de hele stam uitgelachen en bespot. “Maar enige mannen uit Aser … verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem” (II Kronieken 30:10–11). Het vereist morele kracht om trouw aan God te zijn, wanneer de deinende menigte aan alle kanten het licht van Gods woord afwijst. Deze geest van trouw heeft de stam nooit verlaten. De Heiland kwam Zijn tempel voor het eerst in menselijke gedaante binnen. Eén van de twee personen uit de hele stad Jeruzalem, die in de geestelijke positie verkeerde, dat zij dit “Kind als de Verlosser van Israël” konden herkennen, was de profetes Anna uit de stam Aser.



Samenvatting

I Kronieken 7:30:
Aser had vier zonen en één dochter, uit wie de stam ontstaan is, die zijn naam draagt.

Numeri 26:47:
De stam telde 53.400 man, toen zij het beloofde land binnentrokken.

Aser schonk het land geen held of richter

Lukas 2:36–38:
De profetes Anna is de enige bekende persoon uit de stam Aser, die in de Bijbel genoemd wordt.