40 Opgeruimd onder tegenslag

Zuster White stond bekend als een opgeruimd persoon. Het kan zijn dat sommige mensen daar anders over hebben gedacht, maar de werkelijkheid is een duidelijk getuigenis. In 1867 schreef ze wat betreft haar levenshouding: “Ziet u mij ooit somber, teneergeslagen of klagend? Ik heb een geloof dat dit verbiedt. Het is een verkeerde opvatting van het ware ideaal van het christelijk karakter en christelijke dienst, dat tot deze conclusie leidt. Het is het gebrek aan echte godsdienst, dat somberheid neerslachtigheid en droefheid voortbrengt.

Ernstige christenen streven er naar om Jezus na te volgen, want christen zijn betekent om gelijkvormig te zijn aan Christus”. Deze woorden waren geen ijdel geklank want onder de zwaarste beproevingen openbaarde Ellen White een veerkrachtige geest. Het was de God van alle genade die haar oprichtte. De gevoeligste slag van haar leven was waarschijnlijk de vrij onverwachte dood van haar echtgenoot. Maar zelfs dat vermocht haar niet voor lange tijd neer te slaan.

Slechts twee weken na zijn dood sprak zij op Sabbat middag 20 Augustus 1881 tot de leden van de gemeente in Battle Creek gedurende bijna één uur Uriah Smith gaf in de Review and Herald van 23 Augustus hiervan het volgende verslag.

“Haar thema was de les die wij moeten leren van de ervaring die zij juist hebben doorgemaakt. De onzekerheid van het leven is de eerste gedachte die zich aan ons opdringt. We moeten ook beschouwen wat voor mensen wij behoren te zijn, terwijl wij nog leven”. De geest van de spreekster richtte zich daarna op die gezegende vermaningen van de apostelen met betrekking tot de verhouding die de leden van het lichaam van Christus tegenover elkaar behoren te onderhouden, alsmede hun gedrag, woorden en handelingen tegenover elkaar. We werden gewezen op zulke Schriftplaatsen als deze: “HOUDT VREDE ONDER ELKANDER: WEEST IN BROEDERLIEFDE ELKANDER GENEGEN: WEEST VRIENDELIJK: WEES BARMHARTIG: SPREEKT ALLEN HETZELFDE:

“WEEST VAST AANEENGESLOTEN, EEN VAN ZIN EN EEN VAN GEVOELEN: HOUDT VREDE EN DE GOD DER LIEFDE EN DES VREDES ZAL MET U ZIJN”.

Zelfs deze gevoelige slag maakte haar te meer beslist om het werk waartoe haar God had geroepen voort te zetten en om de naam van Jezus Christus en Zijn grote verlossing bekend te maken tot aan het einde der aarde. Het was vier jaar na de dood van haar man, toen ze zelf bijna zestig jaar was, dat ze Amerika voor het eerst verliet om de jonge gemeente in Europa te gaan versterken. En nog was haar werk toen zij vandaar terugkeerde naar Amerika in 1900 niet afgelopen. Nog vijftien levensjaren voegde God haar toe, waarin zij vele van haar boeken en artikelen heeft geschreven.

Toen James White stierf in 1881 was hij haar trouwe levensgezel geweest gedurende vijf en dertig jaren, maar wie had toen durven denken dat Ellen alleen bijna nog eens die tijd de gemeente des Heeren zou blijven dienen door woord en geschrift en daad. Zeer zeker niet zijzelf. Haar geestkracht en opgeruimdheid behield zij echter tot het einde.