08 Huwelijk en viering van de Sabbat

Huwelijk en viering van de Sabbat.

In de eerste helft van 1846 maakte Ellen kennis met br. Joseph Bates bij een bezoek aan New Bedford- Massachusetts. Wellicht had ze hem reeds eerder. ontmoet, maar ditmaal was er de gelegenheid. om elkaar beter te leren kennen. Joseph Bates was één van de leiders van de Adventbeweging vóór 1844 en hij behoorde tot de weinigen die door de teleurstelling van Oktober 1844 niet ontmoedigd waren, maar bleven vasthouden aan hun geloof in Gods leiding. Ellen schreef later dat Joseph Bates, ongeveer 30 jaar ouder dan zijzelf en James White altijd voor haar was geweest als een vader.

Toen Joseph Bates, Ellen voor het eerst had horen spreken openbaarde hij een diepe interesse. Nadat zij had opgehouden met spreken stond hij op en zei:
“Ik ben een twijfelende Thomas, ik geloof niet in visioenen. Maar indien ik kon geloven dat het getuigenis dat deze zuster vanavond heeft medegedeeld inderdaad de stem van god tot ons was, zou ik de gelukkigste man zijn die er leeft. Mijn hart is diep bewogen. Ik geloof dat de spreekster oprecht is, maar kan er géén verklaring van geven hoe haar de wonderlijke dingen die zij ons heeft medegedeeld zijn getoond.”

Zelfs een man als Joseph Bates kon niet direct geloven dat Ellen inderdaad visioenen had ontvangen van God. Zijn twijfel zou nog duren tot November van datzelfde jaar. Joseph Bates sprak op zijn beurt met Ellen en met James White, die Ellen nu op bijna al haar reizen tezamén met nog enkele anderen vergezelde, over de Sabbat. Hijzelf hield reeds sinds enige tijd de zevende dag van de week als rustdag en vestigde nu de aandacht van James en Ellen op de ware Sabbat.
Ellen vond Bates een oprecht christen, hoffelijk en vriendelijk maar was van mening dat hij dwaalde door meer nadruk te leggen op het vierde gebod dan op de negen andere geboden. Zij voelde niet het belang van deze zaak. En ook James stond er vreemd tegenover. Hij was een christen, niet onder de wet, maar onder de genade en de Sabbat was voor hem slechts een Joodse instelling.

Enige maanden later op 30 Aug. 1846 werden Ellen Gould Harmon en James White in het huwelijk verbonden. Zij kenden elkaar nu bijna twee jaar en hadden beide, ondanks hun jonge leeftijd, een diepe ervaring in de dingen Gods. Beiden waren enkele jaren tevoren actief geweest in de verkondiging van Christus wederkomst in Oktober 1844.
Beiden hadden de teleurstelling van 1844 meegemaakt en beiden waren blijven volharden in het geloof. Niet lang nadat Ellen haar eerste visioenen had ontvangen had James White haar ontmoet in Orringten in het begin van 1845. Anderhalf jaar lang werkten en reisden zij veel tezamen vergezeld van anderen, om overal de verspreide groepjes van Adventgelovigen te bemoedigen en op te bouwen. Zo werden deze twee jonge mensen verenigd door hun maatschappelijk werk voor God. Ellen was nu bijna 19 jaar en James was 25. Het zou hun vergund zijn om 35 jaar lang zij aan zij te strijden. Maar wie had kunnen voorzien dat het nu nog jonge meisje daarna nog bijna even lang tijd alleen verder zou moeten gaan?

Van nu af aan waren hun harten definitief verenigd in het grote werk én zij werkten en reisden tezamen om zielen te redden. Menselijkerwijs gesproken waren de vooruitzichten voor dat jonggehuwde stel niet erg bemoedigend. Ellen White schrijft zelf van deze tijd: “Wij vingen, ons werk aan zonder geld, met weinig vrienden en een gebroken gezondheid. Mijn man had een sterk geste! geërfd, maar zijn gezondheid was erg verzwakt door te grote ijver bij de studie op school en het houden van lezingen. Ik had van kinds af aan geleden door een slechte gezondheid, zoals ik heb vermeld. In deze toestand, zonder middelen, met zeer weinigen die met ons sympathiseerden in onze inzichten, zonder een tijdschrift en zonder boeken, begonnen wij ons werk. We hadden geen kerkgebouwen in die tijd. En het idee om een tent te gebruiken was nog niet bij ons opgekomen. De meeste van onze bijeenkomsten werden in particulieren huizen gehouden. Onze vergaderingen waren klein.”

God gaf hun de kracht en de vrijmoedigheid om te spreken. Gewoonlijk hield James eerst een leerstellige verhandeling en daarna volgde Ellen met een aansporing, waarbij zij de gevoelens van de aanwezigen trachtte te bereiken. Tenslotte gaf God de wasdom.
In dezelfde maand waarin Ellen en James met elkander trouwden publiceerde Joseph Bates een traktaat over de Sabbat, genaamd “DE ZEVENDE DAGS SABBAT EEN EEUWIG TEKEN”. Hierin verdedigde hij de viering van de Sabbat op grond van de Schrift en toonde aan dat de Sabbat een eeuwige inzettting is, vanaf het Paradijs tot op de vernieuwde aarde.

Kort na hun huwelijk lazen James en Ellen dit traktaat en niet lang daarna in de herfst van 1846 begonnen zij de Sabbat te vieren en deze ook voor anderen te verkondigen, evenals Joseph Bates en enkele anderen reeds sinds enige tijd deden. Ellen White schreef dat er omtrent die tijd ongeveer 50 Sabbatvierende Adventisten waren, die echter ver verspreid woonden in verschillende Staten.

Ongeveer een halfjaar later in April 1847 kreeg Ellen een visioen waarin zij de Tempel in de Hemel zag met daarin de ark des Verbonds met de twee tafelen, waarop de tien geboden staan. Haar werd getoond dat de christenheid, onder leiding van de zoon des verderfs, het pausdom, was afgeweken van de geboden Gods, maar dat de bindende eisen van Gods wet onveranderd waren. Zij zag het vierde gebod omgeven met een krans van licht en een engel wees haar erop dat dit gebod het enige gebod. is dat de Levende God aanwijst als Hem die Hemel en aarde schiep en alle dingen die erin zijn. Ook zag zij dat Gods Woord had voorspeld dat er een herstel zou zijn van de breuk die in Gods wet was gemaakt voor dat Jezus zou wederkomen.

Dit visioen was een bevestiging dat wat ze op grond van studie van de Schrift reeds hadden aanvaard. De visioenen waren nooit zozeer bestemd om nieuw licht te verkondigen, maar om licht dat door ernstige Bijbelstudie en gebed ontdekt was, te bevestigen. In het jaar 1846, nog voor haar huwelijk, verscheen de eerste publicatie van de hand van Ellen, zij het één en ander van zeer bescheiden aard. Het was namelijk een brief, waarin haar eerste visioen werd beschreven, die gepubliceerd werd in een Adventistisch blaadje dat reeds voor de teleurstelling was verschenen “THE DAY STAR” Dit blad verscheen in Cincinnati en stond onder redactie van één zekere Enoch Jâcobs. Deze brief verscheen op 24 Januari 1846, ruim een jaar nadat Ellen haar eerste visioen had ontvangen.
Later heeft zij dit visioen uitvoeriger beschreven en het is nu nog te vinden in het boekje “EERSTE GESCHRIFTEN” Het visioen van dé ark in de Hemelse tempel met de twee tafels der Tien Geboden werd in 1847 gepubliceerd door Joseph Bates. Hoewel het nu duidelijk was geworden voor de eerste pioniers dat de boodschap van de derde engel een reformatie inhield op het gebied van Sabbatviering, tastten ze toch nog in het duister wat er bedoeld werd met de waarschuwing tegen het beest, het beeld en het merkteken van het beest.

Maar God leidde hen ook daarin door Zijn Heilige Geest en langzamerhand begon er meer licht te vallen op het onderwerp. Door ernstig gebed en onderzoek van de Bijbel werd alles tenslotte duidelijk. Hoezeer is ook in deze tijd die ernst nodig in onze gebeden en in onze studie van de Bijbel opdat ook voor ons alles duidelijk mag worden en een helder getuigenis kunnen geven.

Joseph Bates publiceerde dit visioen nadat hij een halfjaar tevoren, in November 1846 op een vergadering in Topsham –Maine een bijzondere ervaring meemaakte. Tot op deze vergadering was Bates nog steeds niet overtuigd dat Ellen’s visioenen van God kwamen, maar was er veeleer van overtuigd dat deze visioenen werden veroorzaakt door de langdurige verzwakte staat van haar lichaam.

Tijdens de vergadering rustte de Geest van God op Ellen en werd zij opgenomen in een visioen van Gods heerlijkheid en voor de eerste maal werd haar ook een gezicht gegeven van andere planeten. Nadat zij uit het visioen was gekomen deelde zij alles mede wat zij had gezien. Broeder Joseph Bates, die zelf kapitein was geweest op een schip en zeer goed op de hoogte was met de sterrenkunde, vroeg Ellen of zij ooit astronomie had bestudeerd. Toen zij hem vertelde dat zij zich niet kon herinneren zelfs ooit maar een boek over sterrenkunde te hebben gezien, zei hij: “Dit is van God”. Al zijn twijfel was verdwenen, zijn gelaat scheen met het licht des Hemels en daar ter plaatse spoorde hij de gemeente aan de visioenen te aanvaarden als van God afkomstig.
—16-
Bij haar terugkeer van deze vergadering naar het huis van haar ouders in Gorham werd Ellen getroffen door een ernstige ziekte. Dit was een beproeving van haar geloof. Haar ouders, haar zusters en James baden ernstig voor haar. Maar haar ziekte hield aan en gedurende drie weken verzwakte zij iedere dag. Weer scheen het alsof zij zou sterven. Sommige van hun vrienden, broeder en zuster Nichols van Dorchester in Massachusetts hoorden van haar ziekte en zonden hun zoon Henry naar Gorham om enkele dingen voor Ellen over te brengen. terwijl Henry daar was ging men opnieuw ernstig in gebed om genezing voor Ellen af te smeken. Nadat anderen hadden gebeden, begon Henry Nichols zeer vurig te bidden en terwijl de kracht van God op hem rustte, rees hij op van zijn knieen, liep dwars doorde kamer en zijn handen op het hoofd van zr. White leggend. zei hij: “Zuster Ellen, Jezus Christus maakt u gezond”. Ellen geloofde dat dit het werk van God was en de pijn verliet haar. Haar ziel werd vervuld met een innige dankbaarheid en vrede.
Spoedig was ze weer opgeknapt en ging ze weer op reis. Ze reisde samen met James op de stoomboot van Portiand naar Boston over de open zee en op die tocht werd het schip overvallen door een zware storm. De boot rolde vreselijk op de golven en het water sloeg de raampjes van de cabines kapot. Velen baden tot God en beleden hun zonden, anderen renden verschrikt heen en weer. Alom heerste verwarring. Bij deze gelegenheid prees Ellen de hoop van de christen, die onder alle omstandgheden vol vertrouwen tot God kan opzien. De storm luwde en allen kwamen veilig aan land.
De gezondheid van Ellen was in die tijd beter dan in de afgelopen zes jaar daarvoor schreef James White in een brief aan vrienden. In Maart van 1847 keerden ze na een intensief werk onder de broeders en zusters in Massachusetts weer terug naar Maine. Hier bleven ze ook actief tot de tijd dat het eerste kind uit hun huwelijk geboren werd in het huis van Ellens ouders. Op 26 Aug.1847, op vier dagen na een jaar nadat ze waren getrouwd, werd de oudste zoon geboren van ellen en James en ze gaven hem de naam Henry Nichols White. Ongetwijfeld kozen ze deze naam uit dankbaarheid voor hetgeen God door Henry Nichols, acht maanden tevoren had gedaan bij de genezing van Ellen, toen zij op de rand van de dood had gelegen.
In Oct van datzelfde jaar boden br. en zr. Howland uit Topsham aan James en Ellen aan om een gedeelte van hun woning te betrekken. Dit aanvaarde James en Ellen gaarne en zij richtten zich in met wat geleende meubelen. Zij verkeerden echter in grote armoede. James werkte zeer hard door stenen te sjouwen voor de aanleg van een spoorweg. Maar het loon was niet in overeenstemming met zijn arbeid. James hield dus op met het sjouwen van steen en ging met zijn bijl de bossen in an hout te hakken. Daarmee verdiende hij ongeveer 50 dollarcent per dag. Zij maakten een crisis door en Ellen verloor op een gegeven moment de moed. In antwoord op ernstige gebeden voelde zij echter de troostende invloed van Gods Geest. God toonde haar bij deze gelegenheid dat zij voor hun bestwil waren beproefd om hen er op voor te bereiden voor anderen te werken en dat Hij hun nestje in beroering had gebracht opdat ze zich niet op hun gemak zouden gaan inrichten en het werk uit het oog verliezen. Hun werk was het om voor zielen te arbeiden en indien ze voorspoedig waren geweest zou hun huis zo aangenaam zijn geweest dat zij het niet meer zouden willen verlaten om op reis te gaan, terwijl er juist een groot werk op hen wachtte.