29 Genesis

HOOFDSTUK 29.
PP 183 - 88, 205.
Talrijk zijn de beelden, die de Geest van God gezocht heeft om deze waarheid te illustreren en het duidelij te maken voor de zielen, die verlangen van de schuld van hun zonde verlost te worden. Als Jacob na zijn zonde in het bedriegen van Esau, vluchtte uit zijn vaders huis, werd hij bedrukt met het gevoel van schuld Eenzaam en uitgestoten als hij was, gescheiden van alles wat het leven dierbaar gemaakt had, de ene gedachte, die boven alle andere uitstak, was de vrees, dat zijn zonde hem van God had afgesneden, dat hij verlaten was door de hemel. In droefheid legde hij zich neer te slapen op de blote aarde, rondom hem alleen de eenzame heuvelen, en boven hem de hemel fonkelend van sterren. Als hij sliep onderbrak een vreemd licht zijn visioen; en zie van de vlakte waarop hij lag, schenen schimachtige trappen opwaarts te leiden tot de poorten van de hemel, en op deze wandelden engelen des hemels, terwijl van de glorie boven de goddelijke stem gehoord werd met een boodschap van opbeuring en hoop. Dat werd aan Jacob medegedeeld, dat tegemoet kwam aan de nood en het verlangen van zijn ziel - een Verlosser. Met vreugde en dankbaarheid zag hij een wég door dewelke hij, een zondaar, kon hersteld worden in het verenigen met God. De mystische ladder gezienin zijn droom, stelt Jezus voor, de enige middelaar voor vereniging van de mens met God. Joh. 1 : 51. S. C. 19 - 20.

VERS 20 - 22.
De omstandigheden, die Jacob ertoe dreven om te beloven aan God zijn dezelfde die mannen en vrouwen dringen om te beloven in deze tijd. Hij had door een zondige daad, de zegen verkregen, waarvan hij wist, dat zij hem beloofd werd door het zekere woord van God. Door dit te doen toonde hij een groot gebrek aan geloot en de macht van God om Zijn doeleinden te verwezenlijken; hoe ontmoedigend de verschijnsels op het ogenblik mochten voorkomen. Inplaats van zich in de conditie te plaatsen, die hij wenst, moest hij vluchten voor zijn leven wegens de wraak van Esau. Met slechts zijn staf in zijnhand moest hij honderden mijlen reizen door een verlaten streek. Zijn moed was vervlogen, en hij was vervuld met wroeging en vrees, zoekend mensen te ontgaan uit vrees dat hij zou achtervolgd worden door zijn broeder. Hij had de vrede des Heren niet om hem op te beuren, want hij was bestookt met de gedachte dat hij de goddelijke bescherming verbeurd had.
De tweede dag van zijn reis gaat ten einde lopen. Hij is moede, hongerig, en zonder huis, en hij voelt zich verlaten door God. Hij weet dat hij dat op zijn nek gehaald heeft door zijn eigen verkeerde manier van handelen. Dikke wolken van wanhoop omringen hem, en hij voelt zich als een uitschot. Zijn hart is vervuld met een onbeschrijfelijke angst, en hij durft nauwelijks te bidden. Maar hij is zo volledig verlaten, dat hij voelt dat hij de bescherming van God nodig heeft, zoals hij het vooraf nooit gevoeld heeft. Hij weent en belijdt zijn zonde voor God en vraagt om een klaarblijkelijkheid dat Hij hem niet gans verlaten heeft. Maar zijn bezwaard hart vindt geen rust. Hij heeft alle vertrouwen in zichzelf verloren en hij vreest dat de God van zijn vaderen hem uitgeworpen heeft. Maar God, de barmhartige God heeft medelijden met de verlatenen, door de droefheid geslagene man, die de stenen verzamelt voor zijn hoofdpeluw en alleen de hemelkoepel heeft om hem te bedekken.
In een nachtvisioen ziet hij een mystische ladder, de onderkant steunend op de aarde en zijn top reikend boven het sterrenheir tot het hoogste van de hemel. Engelenboodschappers gaan op en neder op de ladder van schijnende helderheid, hem het pad tonend van verbinding van de aarde met de hemel. Er wordt een stem door hem gehoord, die de beloften van barmhartigheid en bescherming en toekomstige zegeningen vernieuwt. Als Jacob wakker wordt uit zijn droom zegde hij: "Gewisselijk is de Heer aan deze plaats, en ik heb het niet geweten". Hij keek rondom zich verwachtende dat hij de hemelse boodschappers zou ontwaren; maar alleen de donkere omlijningen van de aardse voorwerpen, en de hemelen boven, schitteren door de lichtjuwelen, waren voor zijn ernstig en verwonderde blik zichtbaar. De ladder en de heldere boodschappers waren verdwenen en hij kon de glorievolle majesteit boven zien alleen in zijn verbeelding. Jacob was met ontzag vervuld in de diepe stilte van de nacht en met de levendige indruk dat hij in de onmiddellijke nabijheid was van God. Zijn hart was vol met dankbaarheid, dat hij niet vernietigd was. De slaap had geen belang meer voor hem die nacht. Diepe en vurige dankbaarheid, gemengd met edele vreugde, vervulde zijn ziel. "Toen stond Jacob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen, dien hij tot zijne hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een opgericht teeken, en goot daar olie bovenop;" En hier maakte hij een plechtige belofte aan God.
Jacob deed een belofte, als hij verfrist was door de dauw van genade en versterkt door de tegenwoordigheid en de zekerheid van God. Als de goddelijke heerlijkheid verdwenen was, had hij bekoringen, zoals de mensen in onze tijd, maar was zijn gelofte getrouw en hij wilde niet toelaten dat gedachten-in hem opkwamen, dat hij zou ontdaan zijn van zijn verplichtingen wegens zijn belofte. Hij zou kunnen geredeneerd hebben zoals het nu mensen doen, dat deze openbaring maar een droom was, dat hij opgewonden was als hij zijn belofte deed, en dat hierom zijn belofte niet moest gehouden worden; maar dit deed hij niet.
Veel jaren verliepen alvorens Jacob naar zijn land durfde wederkeren, maar als het gebeurde, dan vervulde hij getrouw zijn belofte en zijn schuld aan de Meester. Hij was een rijk man geworden, en een groot deel van zijn bezit ging over naar de schatkist van de Heer.
Velen in onze dagen falen waar Jacob slaagde. Dezen aan wie de Heer het meest gegeven heeft, zijn het meest geneigd te weerhouden wat zij hebben, omdat zij een som moeten geven in verhouding tot hun bezit. Jacob gaf het tiende van alles wat hij had, en berekende dan het nut van het tiende, en gaf de Heer de opbrengst van dat wat hij gebruikt had voor zijn eigen gedurende de tijd dat hij in het heidenland was en hij zijn tienden niet kon betalen. 158.

Het uur en de plaats van gebed zijn gewijd, omdat God daar verblijft; en als eerbied getoond wordt in houding en gedrag, zal het gevoel, dat deze eerbied ingeeft verdiept worden. "Zijn naam is heilig en vreetelijk". Ps. 111 : 9, verklaart de Psalmist. Als de engelen deze naam uitspreken dan bedekken zij hun aangezicht. Met welk een eerbied dan zouden wij, die gevallen en zondig zijn deze naam op ons lippen nemen! Jong en oud moeten de woorden van de Schrif t doorgronden die aantonen hoe de plaats, die gekenmerkt werd door de tegenwoordigheid van God moet in acht genomen worden. Ex. 3 : 15; Gen. 28 : 16 - 17. Hab. 2 : 20. Gospel Workers 179.
"Als wij meer en meer leren wat God is, en wat wij zelf zijn in Zijn zicht, zullen wij vrezen en beven voor Hem. Laat de mensen van nu acht slaan op het lot van dezen die in de oude tijden misbruik maakten om vrij te maken, wat God heilig verklaard had.
The Ministry of Healing 435 - 36.

VERS 12.
De hemel is nader gebracht bij de aarde door deze mystische ladder, wiens basis vast geplaatst staat op de aarde, terwijl de bovenste treden de troon van de Oneindige bereiken. Engels gaan bestendig op en neer op deze schitterende ladder, terwijl zij de gebeden van de behoeftigen en beangstigden naar de Vader boven brengen en terwijl zij zegeningen, hoop en moed en hulp naar de mensenkinderen brengen. Deze hemelse engelen scheppen een hemelse atmosfeer rond de ziel, ons opheffend naar de Ongeziene en de Eeuwige. Wij kunnen hun vormen niet onderscheiden met ons natuurlijk oog; alleen door geestelijk visie kunnen wij de hemelse dingen onderscheiden Het is het werk van de engels van dicht bij de beproefde en lijdende te komen ....
Acts of The Apostels 153 - 54.
De apostel Paulus keek naar het grote hiernamaals, niet met onzekerheid of vrees, maar met vreugdevolle hoop en verlangende verwachting. Als hij op de plaats van het martelaarschap stond zag hij het zwaard niet van de uitvoerder of de aarde, die spoedig zijn bloed zou ontvangen; hij keek naar de kalme blauwe hemel van deze zomerse dag naar de troon van de Eeuwige. Deze geloofsman zag de ladder van het visioen van Jacob, die Christus voorstelt, die de aarde met de hemel verbonden heeft en de eindige mens met de oneindige God. Zijn geloof wordt versterkt als hij zijn gedachten brengt hoe patriarchen en profeten op God gesteund hebben, die hun stut en troost geweest is en voor Wien hij zijn leven geeft The Acts of The Apostels 511 - 12.
"Christus is de ladder, die Jacob zag, met de onderkant rustend op de aarde en de bovenkant reikend tot aan de deur des hemels, tot aan de drempel van heerlijkheid. Als de ladder maar een trap te weinig had o n tot op de aarde te raken dan zouden wij verloren geweest zijn. Maar Christus bereikt ons waar wij zijn. Hij nam onze natuur en overwon, opdat wij door Zijn natuur aan te nemen mochten overwinnen. "Maar in gelijkneid des zondigen vleesches" Rom. 8 : 3, leefde Hij een zondeloos leven. Door Zijn Goddelijkheid legt Hij macht op de troon van de hemel, terwijl Hij door Zijn menselijkheid ons bereikt. Hij vraagt ons opdat wij door geloof in Hem de heerlijkheid van het karakter van God zouden bereiken. Daarom moeten wij volmaakt zijn, zoals onze "Vader die in de hemel is volmaakt is". The Desire of Ages 311 - 12.
"Jerusalem is geëerd geweest boven alles op de aarde. De Heer "Heeft Sion verkoren, Hij heeft het begeerd tot zijne woonplaats" Ps. 132 : 13. Daar hebben heilige profeten jaren tevoren hun waarschuwingsboodschap gesproken. Daar hebben priesters hun wierookvat gewuifd, en de wolk van wierook, met de gebeden van de aanbidders, is voor God opgestegen. Daar is dagelijks het bloed van geslachte lammeren geofferd geweest, wijzend naar het Lam van God. Daar heeft Jehova Zijn tegenwoordigheid geopenbaard in de wolk van heerlijkheid boven het verzoendeksel. Daar rust de basis van deze mystische ladder, die de aarde met de hemel verbindt (Gen. 28 : 12 en Joh. 1 : 1 - 52) - die ladder waarop engelen van God afdalen en opstijgen, en die voor de wereld de weg opent naar het Allerheiligste. Great Controversy 19.
God heeft aan de jeugd een ladder gegeven om te beklimmen, een ladder, die reikt van de aarde tot de hemel. Boven aan deze ladder verblijft God, en op iedere trede vallen glanzende bundels van Zijn heerlijkheid. Hij waakt op dezen, die aan het klimmen zijn, gereed als de greep verzwakt en de stappen twijfelachtig worden om hulp te zenden. Ja, vertel in woorden vol van opgewektheid, dat geen enkele die volhoudend klimt op de ladder zal falen in het verkrijgen van een ingang in de hemelse stad. Engelen van God, die op en neer dalen op de ladder, die Jacob zag in zijn visioen, zullen iedere ziel helpen om te klimmen zelfs tot het hoogste van de hemel. Zij waken over het volk van God om te zien hoe iedere stap genomen wordt. Zij die de belichte weg beklimmen zullen beloond worden; zij zullen ingaan in de vreugde van hun Heer.
ML 156.
PP 568.
Ik dring er bij u op aan, die bedienaars zijn in heilige dingen van meer bezig te zijn met praktische godsdienst. Hoe zeldzaam wordt een gevoelig geweten gezien en waar uit het hart komend berouw van de ziel en overtuiging van zonde ! Dit is omdat er geen diepe aangrijping is van de Geest Gods temidden van ons. Onze Verlosser is de ladder, die Jacob zag, wiens voet rust op de aarde en wiens topsport het hoogste van de hemel bereikt. Dit toont ons de aangewezen methoden van verlossing aan. Als iemand van ons ten laatste zal verlost zijn, dan zal het zijn door zich vast te houden aan Jezus als de sporten van de ladder. Voor de gelovige is Christus gemaakt wijsheid en gerechtigheid, heiligmaking en verlossing. Laat niemand zich inbeelden, dat het een gemakkelijk ding is van de vijand te overwinnen en dat hij kan geboren worden hoog tot een onverderfelijke erfenis zonder inspanning van zijne kant. Achteruitzien is duizelingwekkend geworden. Het houvast loslaten is verloren gaan. Weinigen schatten het belang van bestendig te streven om te overwinnen. 160.

Zij laten hun ijver verzwakken en als resultaat worden zij zelf zuchtig en zelftoegevend. Spirituele waakzaamheid wordt niet aanzien als essentieel. Ernst in menselijke inspanning wordt niet gebracht in het christelijk leven.
5 Test. 539 - 40.
"Wijs de jeugd naar de ladder van Petrus met acht sporten, en plaats hun voet niet op de hoogste; maar opde laagste, en met ernstige vragen dring hen tot de hoogste trap te klimmen.
Christus, die de aarde met de hemel verbindt is de ladder. De basis is beslist op de aarde in Zijn menselijkheid; de hoogste trap reikt tot de troon van God in Zijn Godheid. De menselijkheid van Christus omvat netgevallen mensdom, terwijl Zijn godheid beslag legt op de troon van God. Wij worden gered door trap voor trap de ladder te beklimmen, opziende naar Christus, ons vastklampend aan Christus, stap voor stap stijgend tot op de hoogte van Christus, zodat Hij voor ons geworden is wijsheid en gerechtigheid en heiligheid en verlossing. Geloof, deugd, kennis, matigheid, geduld, godsvrucht, broederlijke liefde, en liefde zijn de sporten van deze ladder. Al deze genaden moeten in het christelijk leven geopenbaard worden; en "dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzoo zal u rijkelijk toegevoegd worden, de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.
Het is niet gemakkelijk de kosteloze schat van het eeuwig leven te verwerven.
Niemand kan dit doen en terzelvertijde met de stroom van de wereld drijven. Hij moet uit de wereld komen en afgescheiden zijn en hij mag het onreine niet aanraken. Niemand kan handelen gelijk een wereldling zonder meegesleurd te worden door de stroom van de wereld. Niemand kan een opwaartse vooruitgang maken zonder volhoudende krachtinspanning. Hij, wie wil overwinnen moet aan Christus vasthouden. Hij moet niet naar beneden zien maar het oog altijd naar omhoog gevestigd houden, de ene genade na de andere winnend. Individuele waakzaamheid is de prijs voor veiligheid. Satan speelt het spel van leven voor uw ziel. Hel niet naar zijn zijde zelfs geen milimeter, opdat hij geen winst zou boeken op u.
Als wij eens de hemel bereiken, dan zal het zijn door onze zielen aan Christus te binden, door op Hem te steunen, en door ons af te snijden van de wereld, van haar dwaasheden en aantrekkelijkheden. Er moetvan onze zijde een geestelijke samenwerking zijn met de hemelse intellekten. Wij moeten geloven en werken en bidden en waken en wachten. Als het gekochte door de Zoon van God, zijn wij Zijn eigendom en eenieder zal een opleiding ontvangen in de school van Christus.
Het einde van alle dingen is nabij. Er zijn nu mannen nodig, die gewapend en uitgerust zijn voor de strijd van God Als de mens beslag legt op de goddelijke natuur, werkend op het plan van bijvoeging, genade bij genade voegend in het vervolmaken van een christelijk karakter, dan zal God werken op het plan van de vermenigvuldiging. Hij zegt in Zijn Woord: "Genade en vrede zij u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus, onzen Heere". 2 Petr. 1 : 2.
6 Test. 147 - 48.

VERS 16 - 19.
Van onze huizen moet een Bethel gemaakt worden, van onze harten een schrijn". The Adventist Home. 19.
De taak van de vrouw is heilig. De tegenwoordigheid van Jezus is gevergd in het huisgezin; want de bediening van liefde door de moeder kan het huis omvormen tot een Bethel.
Idem 255.
De Heiland begeert, dat wij de zieken, de hopelozen, de bedrukten zouden aanmoedigen, van beslag te leggen op Zijn macht. Door geloof en gebed kan de ziekenkamer omgevormd worden tot een Bethel. In woord en daad kunnen de dokters en verpleegsters zeggen, zo uitgesproken, dat het niet kan misverstaan worden, "gewisselijk is de Heere aan deze plaats" om te redden en niet om te vernietigen. Christus wenst Zijn tegenwoordigheid te openbaren in de ziekenkamer, de harten van de geneesheren en verpleegsters vervullend met zachtheid van Zijn liefde. Indien het leven van de ziekbewakers al dusdanig is, dat Christus met hen kan gaan aan de zijde van het bed van de patient, dan zal de overtuiging bij hem opkomen, dat de medelijdende Redder tegenwoordig is, en deze overtuiging zal op zichzelf veel doen voor de heling zowel van de ziel als van het lichaam.
The Ministry of Healing 226.

VERS 16 - 22. PP. 187 - 88. VERS 17.
Het is ons voorrecht, dierbare jonge vrienden God te verheerlijken op deze aarde. Om dit te kunnen doen moet gij uw gedachten afwenden van de dingen, die oppervlakkig, frivool en onbelangrijk zijn en ze richten op eeuwige dingen, met eeuwige waarde.
Wij leven in een tijd dat allen speciaal de verwittiging van de Heiland "Waakt en Bidt, dat gij niet in bekoring valt", moeten in acht nemen. Een van onze sterkste bekoring is oneerbiedigheid. God is hoog en heilig; en voor de nederige gelovende ziel, is Zijn huis hier op de aarde, waar Zijn volk elkander ontmoeten om te aanbidden, als de poort des hemels. De zangen van lofprijzingen, de woorden gesproken door de bedienaars van Christus, zijn Gods geschikte middels om het volk voor te bereiden voor de Kerk van boven, voor deze aangename eredienst waarin niets kan binnentreden wat onrein is en onheilig Messages to Young People. 265.

VERS 18 - 22.
PP 205. 161.

162.
VERS 20 - 22. PP 25. VERS 12.
Deze die stijgen moeten hun voeten vastberaden plaatsen.
Jezus is de ladder die naar de hemel leidt en God roept ons op om die ladder te bestijgen. Maar wij kunnen dat niet doen als wij ons beladen met aardse schatten. Wij vergissen ons wanneer wij ons gemak en persoonlijke voordelen plaatsen vóór de dingen van God. Er is geen redding in aardse bezittingen of omgevingen. Een mens wordt niet geloofd in de ogen van God of aanzien als bezittend goedheid, omdat hij aardse rijkdommen bezit. Als wij een ware bevinding opdoen in het klimmen, zullen wij leren, dat als wij stijgen wij elke hindernis achter ons zullen moeten laten. Deze die stijgen zullen hun voet vastberaden moeten plaatsen op iedere trede van de ladder.
Ellen G. White Comments 1095.

VERS 12, 13. Christus overbrugt de afgrond.
Jacob dacht van een recht op geboorterecht te winnen door bedrog maar hij zag zich bedrogen uitkomen. Dan dacht hij dat hij alles verloren had, zijn verbinding met God, zijn huis, en alles en ziedaar hij was een teleurgestelde vluchteling. Maar wat deed God? Hij zag op hem neer in zijn hopeloze toestand, Hij zag zijn teleurstelling en Hij zag daar is materiaal, dat zou de eer terug aan God geven. Van zodra Hij zijn toestand gezien had of hij stelt hem de ladder voor, die Jezus voorstelt. Hier is een mens, die alle verbinding met God verloren had, en de God van de hemel ziet op hem neer en stemt erin toe, dat Christus zal de afgrond overbruggen, die de zonde veroorzaakt heeft. Wij mogen gekeken hebben en zeggen ik verlang naar de hemel, maar hoe kan ik hem bereiken? Ik zie geen weg. Dat is het wat Jacob dacht, en zo toonde God hem het visioen van de ladder en deze ladder verbindt de aarde met de hemel met Christus. Een mens kan ze beklimmen, want haar onderkant rust op de aarde en de toptreden reiken tot in de hemel ... Ja, bewoners van de aarde. Prijs Hem! En waarom? Omdat door Jezus Christus - wiens menselijk arm het ras omgeeft, terwijl Zijn goddelijke arm de troon van God vastgrijpt - de afgrond wordt overbrugd door Zijn eigen lichaam, en deze atoom van een wereld, die gescheiden was van het continent van de hemel door de zonde en die een eiland werd, is terug hersteld, omdat Christus de afgrond overbrugt.
MS 5, 1891.

PP 183, 237, 237.