02 De school in het Paradijs

“Welzalig is de mens die wijsheid vindt.”

Een modelschool
Het opvoedingssysteem dat werd ingesteld aan het begin der wereld, was bedoeld als een model voor de mens door alle eeuwen heen. Om een beeld te geven van zijn beginselen, werd in het paradijs, het tehuis van onze stamouders, een modelschool opgericht. De hof van Eden was het schoollokaal, de natuur het leerboek, de Schepper Zelf was de leraar en de stamouders van het menselijk gezin waren de scholieren.

De scholieren
Geschapen om “het beeld en de heerlijkheid Gods” te vertegenwoordigen, hadden Adam en Eva talenten ontvangen, niet onwaardig aan hun verheven bestemming. Vol gratie en symmetrisch van gestalte, harmonisch en schoon van uiterlijk, terwijl op hun gelaat de kleur der gezondheid en het licht der vreugde en der hoop zich weerspiegelden, droegen zij in hun uiterlijke verschijning de gelijkenis van hun Maker. Ook kwam deze gelijkenis niet enkel tot uiting in het lichamelijke wezen. Elk vermogen van het verstand en de ziel gaf de heerlijkheid van de Schepper weer. Begiftigd met verheven verstandelijke en geestelijke gaven, waren Adam en Eva slechts “een weinig minder dan de engelen” (Hebr. 2:7) gemaakt, opdat ze niet alleen de wonderen van het zichtbare heelal zouden kunnen onderscheiden, maar ook zedelijke verantwoordelijkheden en verplichtingen zouden kunnen begrijpen.

“De Here God plantte een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had. Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten, en de boom des levens in het midden van de hof”. Gen. 2:8,9. Hier, te midden van de prachtige natuurtaferelen, onbezoedeld door de zonde, zouden onze stamouders hun scholing ontvangen.

De Leraar
In Zijn belangstelling voor Zijn kinderen, leidde onze hemelse Vader persoonlijk hun opvoeding. Vaak kregen zij bezoek van Zijn boodschappers, de heilige engelen, en van hen ontvingen zij raad en onderricht. Vaak wanneer zij wandelden in de hof in de koelte van de dag, hoorden zij de stem van God en stonden zij met de Eeuwige persoonlijk in verbinding. Zijn gedachten ten opzichte van hen waren “gedachten des vredes en niet des kwaads”. Jer. 29:11. Elk onderdeel van Zijn plan was voor hun welzijn.

De leerschool
Aan Adam en Eva was de zorg van de hof opgedragen, “om die te bewerken en te bewaren”. Gen. 2:15. Hoewel rijk in alles wat de Eigenaar van het heelal kon verschaffen, was het niet de bedoeling dat zij hun tijd in ledigheid zouden doorbrengen. Nuttige bezigheid werd hun opgedragen als een zegen om het lichaam te versterken, de geest te verruimen en het karakter te ontwikkelen.

Onderzoek bij de bronnen
Het boek der natuur dat zijn aanschouwelijke lessen voor hen opende, verschafte hun een onuitputtelijke bron van onderricht en blijdschap. Op elk blad van het woud, op elke steen in de bergen, op elke schijnende ster, op de aarde, de zee en aan de hemel, stond Gods Naam geschreven. Met zowel de bezielde als de onbezielde schepping - met blad, bloem en boom, en met elk levend schepsel, van de leviathan in de wateren tot het stofje in het zonlicht - hadden de bewoners van het Paradijs omgang en kwamen van elk de geheimen van zijn leven te weten. Gods heerlijkheid in de hemelen, de ontelbare werelden in hun geordende bewegingen, “het zweven der wolken” (Job 37:16), de verborgenheden van het licht en het geluid, van de dag en de nacht - die alle waren studie-objecten voor de leerlingen van de eerste school op aarde.
De werkingen en de wetten der natuur, alsmede de belangrijke beginselen der waarheid die het geestelijke heelal besturen, werden door de oneindige Schepper van alles voor hun verstand geopend. In “het licht van de kennis der heerlijkheid Gods” (2 Cor. 4:6) ontwikkelden zich hun verstandelijke en geestelijke vermogens en werden zij zich de hoogste genoegens van hun heilig bestaan bewust.

Andere scholen
Zoals ze kwam uit de hand van de Schepper, was niet enkel de hof van Eden, maar de gehele aarde bekleed met een uitzonderlijke schoonheid. Geen vlek van zonde, of schaduw des doods, bezoedelde de reine schepping. Gods heerlijkheid “bedekte de hemelen en het aardrijk was vol van Zijn lof”. “De morgensterren juichten tezamen en al de zonen Gods jubelden”. Hab. 3:3; Job 38:7. Zo was de aarde een passend zinnebeeld van Hem Die “groot van weldadigheid en waarheid” is (Ex. 34:6), een passende studie voor hen die gemaakt waren naar Zijn beeld. De hof van Eden was een afbeelding van hetgeen, volgens Gods verlangen, de gehele aarde zou worden, en het was Gods bedoeling dat, naarmate het menselijke gezin zich zou vermeerderen, zij andere tehuizen en scholen zouden vestigen naar het model dat Hij had gegeven.

Doel van de opleiding
Zo zou in de loop van de tijd de gehele aarde vol zijn met woningen en scholen, waar de woorden en werken Gods bestudeerd zouden worden en waar de scholieren steeds meer in staat zouden zijn om, door de eindeloze eeuwen heen, het licht en de kennis van Zijn heerlijkheid te weerspiegelen.
(Karaktervorming - E.G.White)