18 De zeven laatste plagen en de rechtvaardigen

(DE GROTE TIJD VAN BENAUWDHEID, DEEL 2)

DE GROTE TIJD VAN BENAUWDHEID BEGINT NA HET SLUITEN VAN DE GENADETIJD
Als Christus stopt met Zijn werk als Middelaar voor de mensen, dan begint deze Tijd van Benauwdheid. Dan is de rechtzaak van iedere ziel beslist en is er geen verzoenend bloed meer, wat van zonde reinigt. Als Jezus Zijn post als Voorbidder voor de mens voor het aangezicht van God verlaat, dan zal plechtig worden afgekondigd: “Wie onrecht doet, moet nog maar meer onrecht doen. En wie vuil is, moet nog maar vuiler worden. En wie rechtvaardig is, moet nog meer gerechtigheid doen. En wie heilig is, moet toenemen in heiligheid.” (Openbaring 22: 11) Dan wordt de Geest van God, die de wereld in toom hield, van de aarde teruggetrokken. – PP 201 (1890)

GODS VOLK IS VOORBEREID OP DE BEPROEVING DIE HEN WACHT
Als de boodschap van de Derde Engel wordt afgesloten, is er voor de schuldige bewoners op aarde geen smeekbede om genade meer mogelijk. Het volk van God heeft haar taak gedaan. Zij hebben de Late Regen ontvangen, “tijden van verkwikking … van het aangezicht van de HEERE.” (Handelingen 3: 19; vgl. Jesaja 28: 12) Ze zijn voorbereid op de beproeving die hen wacht. Engelen haasten zich in de hemel heen en weer. Een engel die van de aarde terugkeert, kondigt aan, dat zijn opdracht vervuld is. De laatste toetssteen is over de wereld gegaan en iedereen die trouw is gebleken aan Gods voorschriften heeft “het zegel van de levende God” (Openbaring 7: 2) ontvangen. Toen beëindigde Jezus Zijn voorbeden in het heiligdom daarboven... Christus heeft verzoening voor Zijn volk gedaan en hun zonden uitgewist. Het getal van Zijn onderdanen wordt vastgesteld. “En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel” (Daniël 7: 27 NBG) staat op het punt gegeven te worden aan de erfgenamen van het heil. En Jezus zal heersen als Koning van de koningen en HEERE van de heren (Openbaring 19: 16) – GC 613, 614 (1911)

ERGER DAN IEMAND KAN BEGRIJPEN
De tijd van angst en wanhoop die voor ons ligt, vraagt om een geloof dat vermoeidheid, wachten en honger kan doorstaan – een geloof wat niet wankelt, ook al wordt het nog zo op de proef gesteld... De “Tijd van Benauwdheid, zoals er niet geweest is” (Daniël 12: 1 NBG) zal spoedig over ons komen. Dan hebben we een geloofservaring nodig, die we nu nog niet hebben. Veel mensen zijn te traag om dat te bereiken. Vaak is het lijden dat we vrezen groter dan we te dragen krijgen. Maar dat geldt niet voor de crisis die ons te wachten staat. Zelfs de meest levendige verbeelding kan zich geen voorstelling maken van de omvang van het oordeel – GC 621, 622 (1911)

Als Jezus het heilige der heilige verlaat, wordt Zijn Geest, die regeerders en mensen in toom heeft gehouden, teruggetrokken. Ze worden aan de heerschappij van boze engelen overgelaten. Dan worden onder leiding van de satan plannen en wetten gemaakt. Als die dagen niet ingekort zouden worden, zou geen vlees behouden worden. (Mattheüs 24: 22) – 1T 204 (1859)

VELEN WORDEN VÓÓR DE TIJD VAN BENAUWDHEID TE RUSTE GELEGD
Het is niet altijd veilig om te vragen om onvoorwaardelijke genezing... Hij weet, of mensen, voor wie zo gebeden wordt, in staat zullen zijn de toets en de beproeving te doorstaan, die over hen komen, als ze zouden blijven leven. Hij kent de afl oop vanaf het begin. (Jesaja 46: 10 NBG) Velen zullen te slapen worden gelegd, vóórdat het felle oordeel van de Tijd van Benauwdheid over de wereld komt. – CH 375 (1897)

De Heer heeft me vaak verteld, dat veel kleintjes vóór de Tijd van Benauwdheid zullen worden te ruste gelegd. Wij zullen onze kinderen weerzien. We zullen ze in de hemel tegenkomen en herkennen. – 2SM 259 (1899)

HET DOEL VAN DE SATAN: DOOD IEDEREEN DIE DE SABBAT HOUDT
De grote bedrieger zegt: … “Onze voornaamste zorg is, die sekte van sabbatvierders tot zwijgen te brengen... Uiteindelijk nemen we een wet aan, die iedereen doodt, die zich niet aan ons gezag onderwerpt.” – TM 472, 473 (1884)

Het is de bedoeling van de satan om hen van de aarde weg te vagen, zodat zijn wereldheerschappij niet meer betwist wordt. – TM 37 (1893)

De gemeente van de Rest zal zwaar worden beproefd en in grote verwarring worden gebracht. Mensen die de geboden van God en het geloof in Jezus bewaren, zullen de woede van de draak en zijn legers over zich heen krijgen. De satan rekent de wereld tot zijn machtgebied. Hij heeft zich meester gemaakt van de afvallige kerken. Maar hier is een kleine groep die zijn opperheerschappij betwist. Als hij die van de aarde kan uitroeien, is zijn overwinning volledig. In de nabije toekomst zal hij, net zoals hij de heidense volken opzette om Israël te vernietigen, de kwade machten op aarde aanzetten om Gods volk te vernietigen. – 9T 231 (1909)

BESCHULDIGINGEN TEGEN GODS VOLK
Ik zag, dat vier engelen de vier winden vasthouden, totdat Jezus’ taak in het heiligdom volbracht is. Dan komen de zeven laatste plagen. Deze plagen zetten de goddelozen op tegen de rechtvaardigen. Zij zullen denken, dat wij de oordelen van God over hen gebracht hebben. En ze menen, dat wanneer ze de aarde van ons zouden kunnen bevrijden, de plagen zullen ophouden. – EW 36 (1851)

Als de engel die de genadeboodschap verkondigt zijn vleugels uitslaat en vertrekt, zal de satan alle kwade dingen doen die hij al zo lang van plan was. Stormen en orkanen, oorlog en bloedvergieten – daar geniet hij van. En zo haalt hij zijn oogst binnen. De mensen zullen zo totaal door hem worden misleid, dat ze denken, dat deze rampen het gevolg zijn van het ontwijden van de eerste dag van de week. Vanaf de kansels van de grote kerken zal worden verkondigd, dat de wereld gestraft wordt, omdat de zondag niet naar behoren in ere wordt gehouden. – RH, 17 september 1901

Er zal op aangedrongen worden, dat de weinigen die deze instelling van de kerk en de wet van de staat weerstaan, niet langer getolereerd worden; dat het beter is dat zij lijden, dan dat hele naties in verwarring raken en tot wetteloosheid vervallen. Hetzelfde argument werd achttienhonderd jaar geleden tegen Christus ingebracht door de “aanvoerders van het volk.” (Johannes 11: 50; 18: 14)… dit argument zal voldoende blijken. – GC 615 (1911)

DOOD AAN IEDER DIE DE ZONDAG NIET IN ERE HOUDT
Er werd een decreet uitgevaardigd, om de heiligen te doden. Daardoor riepen ze dag en nacht om bevrijding. – EW 36, 37 (1851) Net zo als Nebukadnezar, de koning van Babel, een decreet uitvaardigde, dat ieder, die niet voor dit beeld knielde en het zou aanbidden, gedood zou worden – zó zal worden afgekondigd, dat ieder die de zondag niet eerbiedigt, gestraft wordt met gevangenis en dood... Laat iedereen zorgvuldig Openbaring 13 lezen, want dat gaat ieder mens aan, groot of klein. – 14MR 91 (1896)

De Tijd van Benauwdheid komt binnenkort over het volk van God. Dan wordt het decreet uitgevaardigd, dat mensen die de sabbat houden niet kunnen kopen of verkopen. (Openbaring 13: 17) Ze worden met straf, en zelfs met de dood bedreigd, als ze niet de eerste dag van de week als sabbat zullen vieren. – HP 344 (1908)

De machten van deze aarde, die zich verzamelen tot oorlog tegen de geboden van God, zullen een decreet uitvaardigen, dat “allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven” (Openbaring 13: 16), zich moeten aanpassen aan de tradities van de kerk, door de valse sabbat te houden. Ieder die weigert te gehoorzamen, wordt door de burgerlijke overheid gestraft. En uiteindelijk zullen zij des doods schuldig worden verklaard. – GC 604 (1911)

De woede van de mensen zal speciaal gericht worden op degenen die de sabbat van het vierde gebod heiligen. En tenslotte zullen ze via een wereldwijd decreet des doods schuldig worden verklaard. – PK 512 (c 1914)

HET DOODSDECREET LIJKT OP DAT VAN AHASVEROS
Het decreet dat uiteindelijk tegen het Restvolk van God zal worden uitgevaardigd, zal erg lijken op dat van Ahasveros tegen de Joden. (Esther 3: 13 NBG) Vandaag zien de vijanden van de ware gemeente in de kleine groep die het sabbatgebod houdt een Mordechai aan de poort. De eerbied van Gods volk voor Zijn wet vormt een voortdurend verwijt aan de mensen, die God niet meer vrezen en Zijn sabbat met voeten treden. – PK 605 (c. 1914)

Ik zag de wereldleiders met elkaar beraadslagen. De satan en zijn engelen waren om hen heen druk in de weer. Ik zag een brief, waarvan kopieën in het hele land werden verspreid. Daarin stond het besluit, dat mensen na een zeker tijd de vrijheid hadden om de heiligen te doden, tenzij ze hun eigenaardig geloof zouden afzweren, de sabbat zouden opgeven en de eerste dag van de week zouden gaan houden. – EW 282, 283 (1858)
Als het volk van God zijn vertrouwen op Hem stelt, en gelovig op Zijn macht vertrouwt, zullen de plannen van de satan in onze tijd net zo vergaan als in de dagen van Mordechai. – ST 22 februari 1910

DE REST STELT GOD TOT HUN SCHILD
“In die tijd zal Michael opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden.”(Daniël 12:1 NBG) Als deze Tijd van Benauwdheid komt, is ieders rechtzaak beslist. Er is geen genadetijd meer, niet langer genade voor mensen die zich niet willen bekeren. Het zegel van de levende God is op Zijn volk aangebracht. Deze kleine Rest, die niet in staat is om zichzelf te verdedigen in dit dodelijk confl ict met de machten van deze aarde, die het leger van de draak heeft samengetrokken, stellen God tot hun Schild. Door het hoogste aards gezag is onder bedreiging van vervolging en dood het decreet uitgevaardigd, dat ze het beest moeten aanbidden en zijn merkteken moeten ontvangen. Moge God nu Zijn volk bijstaan! Want wat kunnen ze zonder Zijn hulp doen in zo’n vreselijke strijd? – 5T 212, 213 (1882)

GODS VOLK ONTVLUCHT DE STEDEN; VELEN KOMEN IN DE GEVANGENIS
Door de verschillende christelijke leiders zal een decreet worden uitgevaardigd tegen de mensen die de geboden houden. Daardoor verliezen ze de bescherming van hun regering en worden overgeleverd aan degenen die op hun ondergang uit zijn. Dan zal het volk van God de steden en dorpen ontvluchten en zich in groepjes verzamelen. Ze zoeken dan de meest eenzame en verlaten plaatsen op. Veel mensen vinden een beschutting in de bergen... Maar veel anderen uit alle volken en groepen: hoog en laag, rijk en arm, zwart en blank – worden heel wreed en onrechtvaardig gevangen gezet. Gods geliefde mensen maken moeilijke tijden door: in ketenen gebonden, achter tralies, ter dood veroordeeld. Sommigen laat men verhongeren in donkere en smerige kerkers. – GC 626 (1911)

Hoewel bij een algemeen decreet een bepaalde datum wordt genoemd, waarop mensen die de geboden houden gedood mogen worden, nemen sommige vijanden hierop een voorschot. Ze proberen voor de vastgestelde dag hen van het leven te beroven. Maar niemand komt voorbij de machtige wachters die bij iedere trouwe ziel geposteerd staan. Sommigen worden aangevallen, terwijl ze uit steden en dorpen vluchten. Maar de zwaarden, die tegen hen worden opgeheven, breken en vallen als strootjes op de grond. Anderen worden door engelen verdedigd, die de gestalte van soldaten hebben aangenomen. – GC 631 (1911)
Het volk van God bevindt zich in deze tijd niet allemaal op één plaats. Verdeeld over verschillende groepen zijn ze overal op aarde. De beproevingen moet iedereen persoonlijk ondergaan, niet als groep. Ieder moet zelf de toets doorstaan. – 4BC 1143 (1908)

Het geloof van individuele gemeenteleden zal worden getoetst, alsof er geen andere op de wereld zijn. – 7BC 983 (1890)

HUIZEN EN LAND ZIJN WAARDELOOS
In de Tijd van Benauwdheid hebben de heiligen niets aan huizen en land. Want ze moeten vluchten voor woedende bendes. En in die tijd kunnen ze die niet meer verkopen ten bate van de waarheid die bij ons is... Ik zag, dat wanneer iemand aan zijn bezit vasthoudt, en niet aan de Heer vraagt, wat zijn plicht is – dat de Heer diegene dan niet op zijn plicht zal wijzen. Zijn bezit wordt hem gelaten. In de Tijd van Benauwdheid zal dat bezit voor hem oprijzen als een berg die op het punt staat hem te verpletteren. Men zal proberen er vanaf te komen, maar het zal niet lukken... Maar als ze om wijsheid vragen, leert Hij hun, wanneer en hoeveel ze in tijden van nood moeten verkopen. – EW 56, 57 (1851)

Het is nu te laat om je nog aan wereldse schatten te hechten. Binnenkort zijn overbodige huizen en land voor niemand meer tot zegen, want de vloek van God zal steeds meer op de aarde rusten. De roep komt: “Verkoop wat u bezit en geef het weg als liefdegave.” (Lukas 12: 33) Deze boodschap moet trouw worden verkondigd – ze moet de mensen op het hart worden gebonden – dat God Zijn eigendom terug kan krijgen, door Hem offers te brengen om het werk in de wereld te ondersteunen. – 16MR 348 (1901)

ALS ‘DE TIJD VAN DE BENAUWDHEID VAN JACOB’
Uiteindelijk wordt een decreet uitgevaardigd tegen de mensen die de sabbat van het vierde gebod heiligen. Ze worden afgeschilderd als mensen die de strengste straf verdienen. En men geeft andere mensen, na een zekere periode, de vrijheid om hen te doden. Rooms-katholieken in de Oude Wereld en Protestanten in de Nieuwe Wereld volgen een gezamenlijk beleid tegenover de mensen die alle voorschriften van God opvolgen. Dan komen die aanvechting en wanhoop over het volk van God, die door de profeet (Jeremia 30: 7) beschreven zijn als de tijd van de benauwdheid van Jacob. – GC 615, 616 (1911)

Voor het oog van mensen lijkt het, of het volk van God hun getuigenis met hun bloed moet bezegelen, zoals de martelaren vóór hen. Zelf beginnen ze te vrezen, dat God hen verlaten heeft, zodat ze door de hand van hun vijanden zullen vallen. Het is een tijd van grote angst. Dag en nacht roepen ze tot God om bevrijding... Iedereen worstelt als Jacob met God. Op hun gezicht staat hun innerlijke strijd te lezen. Ze zijn allemaal bleek. Toch blijven ze vurig bidden. – GC 630 (1911)

Wat Jacob in die nacht van angstige worsteling doormaakte, is een beeld van wat het volk van God moet doorstaan vlak voor Christus’ tweede komst. De profeet Jeremia kijkt in een heilig visioen op deze tijd vooruit kijkt: “Angstgeschrei horen wij, schrik en geen heil. Vraagt toch, … waarom … heeft elk gelaat een lijkkleur gekregen? Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jacob; maar daaruit zal hij gered worden.” (Jeremia 30: 5 – 7) – PP 201 (1890)

DE RECHTVAARDIGEN HEBBEN GEEN VERBORGEN ZONDEN TE BELIJDEN
Als het volk van God in de Tijd van Benauwdheid nog onbeleden zonden had, die het voorgehouden konden worden, terwijl het door angst en schrik gekweld wordt, dan zou het ten onder gaan. De wanhoop zou een eind maken aan hun geloof, en ze zouden niet het vertrouwen hebben, om God te bidden om bevrijding. Maar hoewel ze heel goed weten, dat ze onwaardig zijn, hebben ze geen verborgen zonden te belijden. Hun zonden zijn van tevoren in het oordeel gekomen, en zijn uitgewist. Ze kunnen zich die niet meer herinneren. – GC 620 (1911)

Gods volk … zal zijn eigen tekortkomingen heel goed kennen. En wanneer zij hun leven de revue laten passeren, ontzinkt hun de hoop. Maar als ze denken aan de grootheid van Gods genade, en hun oprechte berouw, dan pleiten ze op Zijn beloften, die Christus aan hulpeloze en berouwvolle zondaren deed. Hun geloof zal niet bezwijken, wanneer hun gebeden niet onmiddellijk verhoord worden. Ze klampen zich vast aan Gods kracht, zoals Jacob de Engel vastgreep. En ze zeggen met hart en ziel: “Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent.” (Genesis 32: 26) – PP 202 (1890)

DE HEILIGEN ZULLEN HUN LEVEN NIET VERLIEZEN
God zal niet toelaten, dat de goddelozen de mensen doden, die wachten op de overgang naar het eeuwige leven, die niet buigen voor het decreet van het beest en die zijn merkteken niet aannemen. Ik zag, dat als aan de goddelozen toegestaan zou worden de heiligen te doden, de satan en heel zijn boze legermacht, en iedereen die God haat, hun zin zouden krijgen. En o, wat een triomf zou dat zijn voor zijne satanische majesteit: in de laatste worsteling macht te hebben over mensen, die zo lang gewacht hebben, om Hem die zij liefhebben te mogen zien! De mensen die gespot hebben met het idee, dat de heiligen opgenomen zouden worden, zullen getuige zijn van hoe God voor Zijn volk zorgt. Ze zullen hun heerlijke bevrijding met eigen ogen aanschouwen. – EW 284 (1858)

Het volk van God zal niet zonder lijden zijn. Maar ondanks hun vervolging en angst; ondanks hun gebrek en hun ziektes door voedselgebrek – Hij zal ze niet laten omkomen. – GC 629 (1911)

Als het bloed van Christus’ trouwe getuigen deze keer vergoten zou worden, dan is het niet, net als het bloed van de martelaren, zaad dat de oogst voor God vergroot. – GC 634 (1911)

GOD ZAL VOORZIEN
De Heer heeft me herhaaldelijk laten zien, dat het tegen de Bijbel ingaat, om in de Tijd van Benauwdheid voorzieningen te treffen op tijdelijk gebied. Ik zag, dat als heiligen in de Tijd van Benauwdheid thuis of op het veld voedsel zouden opslaan, dat dit met geweld van hen zou worden afgepakt, als het zwaard, de honger en de pest over het land komen. Vreemden zouden hun velden dan oogsten. Dan is het voor ons de tijd om volledig op God te vertrouwen. Hij zal ons onderhouden. Ik zag dat we in die tijd water en brood genoeg zouden hebben (zie Jesaja 33: 16) We zullen geen honger of gebrek lijden, want God is bij machte in de woestijn voor ons een maaltijd aan te richten. Hij zal zo nodig raven zenden om ons te voeden, zoals Hij voor Elia deed. Hij zal manna uit de hemel laten regenen, zoals Hij voor de Israëlieten gedaan heeft. – EW 56 (1851)

Ik zag, dat ons een Tijd van Benauwdheid te wachten staat, waarin Gods volk noodgedwongen op water en brood zal leven... In de Tijd van Benauwdheid zal niemand handwerk verrichten. Hun lijden is geestelijk, en God zal hen voedsel geven. – Ms 2, 1858

De Tijd van Benauwdheid ligt vlak voor ons. Dan moet Gods volk uit bittere noodzaak zijn eigen ik verloochenen en niet meer eten dan nodig is om in leven te blijven. Maar God bereidt ons op die tijd voor. In dat vreselijke uur is onze nood Gods kans, om Zijn kracht te schenken en Zijn volk in staande te houden. – 1T 206 (1859)

In de Tijd van Benauwdheid is aan de Rest alleen brood en water beloofd. – SR 129 (1870)

In de Tijd van Benauwdheid, vlak voor de komst van Christus, zullen de rechtvaardigen bewaard blijven, omdat engelen uit de hemel hen zullen dienen. – PP 256 (1890)

GEEN MIDDELAAR, MAAR VOORTDURENDE GEMEENSCHAP MET CHRISTUS
Christus heeft voor Zijn volk verzoening gedaan en hun zonden uitgewist. Het getal van Zijn onderdanen wordt nu vastgesteld... Als Hij het heiligdom verlaat, bedekt duisternis de bewoners op aarde. In die vreselijke tijd moeten de rechtvaardigen leven zonder Middelaar onder de ogen van een heilig God. – GC 613, 614 (1911)

Zal de Heer Zijn volk in dit uur van verzoeking vergeten?… Hoewel vijanden hen in de gevangenis werpen, toch kunnen kerkermuren niet voorkomen, dat hun ziel met Christus gemeenschap heeft. Iemand, die al hun zwakheden ziet, die bekend is met elke beproeving, staat boven alle aardse machten. En engelen zullen bij hen komen in hun eenzame cel en licht en vrede uit de hemel brengen. De gevangenis zal als een paleis zijn, want de rijken in geloof verblijven daar. En de donkere muren zullen oplichten, net als toen Paulus en Silas te middernacht baden en lofl iederen zongen in de kerker van Filippi. – GC 626, 627 (1911)
Als mensen vanuit hemels standpunt zouden kunnen zien, dan zagen ze groepen bijzonder sterke engelen, die post hebben gevat rond de mensen, die het woord van Christus’ geduld in hun hart bewaren. Met medelijden en tederheid zien engelen hun verwarring en horen hun gebeden. Ze wachten op een woord van hun Aanvoerder om hen uit hun gevaren weg te rukken... Onze dierbare Heiland zal hulp zenden, precies als wij het nodig hebben. – GC 630, 633 (1911)
Midden in de Tijd van Benauwdheid die ons te wachten staat – een Tijd van Benauwdheid, zoals er nog niet is geweest sinds er volken bestaan – zal Gods volk onwankelbaar standhouden. De satan en zijn legers kunnen hen niet vernietigen, want geweldig sterke engelen zullen hen beschermen. – 9T 16, 17 (1909)

GODS VOLK KOESTERT GEEN ZONDIGE VERLANGENS
Nu, terwijl onze grote Hogepriester voor ons verzoening doet, moeten wij proberen volmaakt in Christus te worden. De Heiland kon zelfs niet in Zijn denken ertoe gebracht worden, aan de macht van de verzoeking toe te geven. De satan ontdekt in het hart van mensen een aanknopingspunt, waarmee hij voet aan de grond kan krijgen. Mensen koesteren het één of andere zondige verlangen. En daardoor krijgen zijn verleidingen kracht. Maar Christus zei van zichzelf: “de vorst van deze wereld komt en heeft geen macht over Mij.” (Johannes 14: 30) De satan kon in de Zoon van God niets vinden, waardoor hij de overwinning kon behalen. Jezus hield de geboden van Zijn Vader Hij had geen enkele zonde, waar de satan voordeel uit kon halen. Dat moet ook onze positie zijn, willen we in de Tijd van Benauwdheid staande blijven. – GC 623 (1911)

DE STRIJD TEGEN ONS EIGEN IK GAAT DOOR
Zolang de satan regeert, moeten wij ons eigen ik onderwerpen, en zonden waar we vaak last van hebben overwinnen, ons leven lang. We kunnen nooit stoppen. Er is geen punt, waarop we kunnen zeggen: nu heb ik alles bereikt. Heiliging is het resultaat van levenslange gehoorzaamheid. – AA 560, 561 (1911)

We moeten voortdurend strijden tegen ons denken, dat op het vlees gericht is. We hebben hulp nodig van de zuiverende invloed van Gods genade. Die verheft ons denken en geeft ons, reine en heilige gedachten. – 2T 479 (1870)

We kunnen in gedachten een onwerkelijke wereld creëren, of een ideale gemeente schilderen, waar verzoekingen van de satan ons niet langer kunnen schaden. Maar die volmaaktheid bestaat alleen maar in onze fantasie. – RH, 8 augustus 1893

Als mensen ‘heilig vlees’ ontvangen, blijven ze niet op aarde, maar worden in de hemel opgenomen. Hoewel onze zonden in dit leven vergeven worden, worden haar gevolgen niet volledig weggedaan. Pas bij Zijn komst zal het Christus zelf zijn “Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig wordt aan Zijn heerlijk lichaam.” (Filippenzen 3: 21) – 2SM 33 (1901)

DE HONDERDVIERENVEERTIGDUIZEND
Ze zingen “een nieuw lied” voor de troon, een lied dat niemand kan leren, behalve de honderdvierenveertigduizend. Het is het lied van Mozes en van het Lam – een bevrijdingslied. Niemand, behalve de honderdvierenveertigduizend kunnen dat lied leren, want het is het lied van hun geloofservaring – een ervaring die niemand ooit heeft gehad. “Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar het ook naar toe gaat.” Dezen, die uit de levenden van de aarde zijn overgebracht, worden gerekend tot de “eerstelingen voor God en het Lam.” (Openbaring 15: 2, 3; 14: 1 – 5) Zij “komen uit de grote verdrukking” (Openbaring 7: 14). Zij zijn door de Tijd van Benauwdheid gegaan, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan. (Daniël 12: 1 NBG). Ze hebben de angst van de tijd van benauwdheid voor Jacob (Jeremia 30: 7) doorstaan. Ze zijn zonder Middelaar staande gebleven tijdens het uitgieten van de laatste oordelen van God (Openbaring 16) – GC 648, 649 (1911)


Het is niet Zijn wil, dat we tegenstellingen maken over kwesties, die ons geestelijk niet verder helpen. Over vraagstukken als: uit welke mensen bestaan de honderdvierenveertigduizend? De mensen die het aangaat, zullen dat binnenkort weten, zonder daarover te hoeven twijfelen. – 1SM 174 (1901)

GODS VOLK BEVRIJD
Het leger van de satan en slechte mensen zullen hen omsingelen. Ze zullen over hen juichen, omdat het lijkt alsof er voor hen geen uitweg is. Maar dwars door hun overwinningsrumoer klinken plotseling luide donderslagen. Duisternis heeft zich aan de hemel samengepakt. Er is alleen licht vanuit de hemel en een ontzagwekkende heerlijkheid, als God Zijn stem doet horen vanuit Zijn heilige woning. (Jeremia 25: 30) De fundamenten van de aarde schudden. Gebouwen wankelen en storten met groot geraas ineen. De zee is net een kokende pot en op de hele aarde heerst een geweldige opschudding. Er komt een keer in de gevangenschap van de rechtvaardigen. En ze fl uisteren elkaar zacht en plechtig toe: “We zijn bevrijd. Het is de stem van God.” – 1T 353, 354 (1862)

Als de mensen die Gods wet in ere houden niet langer de bescherming van menselijke wetten krijgen, komt er in verschillende landen gelijktijdig een beweging op gang om hen te vernietigen. Naarmate het tijdstip, dat in het decreet genoemd wordt, nadert, zweren mensen samen om deze gehate sekte uit te roeien. Men zal besluiten om in één nacht beslissend toe te slaan, om deze afwijkende en vermanende stemmen volkomen tot zwijgen te brengen. Het volk van God – sommigen in een gevangeniscel, sommigen verborgen in eenzame schuilplaatsen in het bos en in de bergen – bidden nog steeds om Gods bescherming. Intussen bereiden zich overal groepjes gewapende mensen voor om, aangespoord door boze engelen, hun dodelijk werk te doen... Juichend om hun overwinning, spottend en vloekend, staan drommen boze mensen klaar om zich op hun prooi te storten. Dan valt er plotseling een dikke duisternis, dieper dan de duisternis van de nacht, over de aarde... Te middernacht toont God Zijn macht om Zijn volk te bevrijden... Midden aan de hemel waar het tekeer gaat is één heldere plek van een onbeschrijflijke heerlijkheid. Daarvandaan komt de stem van God, die klinkt als vele wateren. Hij zegt: “Het is geschied.” (Openbaring 16: 17) Die stem doet de hemelen en de aarde schudden... De meest trotse steden ter wereld vallen in puin. De heerlijke paleizen, waarmee de grote mensen op aarde hun rijkdom hebben verkwist ter meerdere eer en glorie van zichzelf, storten voor hun ogen ineen. gevangenismuren scheuren. En Gods volk, dat vanwege hun geloof vastzat, wordt bevrijd. – GC 635-637 (1911)