10-E De maatstaf van Heiligheid

De apostel zelf streefde er gedurig naar die maatstaf van heiligheid te
bereiken die hij zijn broeders voorhield. Hij schreef aan de Filippenzen:
“Alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht. Voorzeker,
ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn
Heer, dat alles te boven gaat... opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner
opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden, of ik, aan Zijn dood gelijkvormig
wordende, zou mogen komen tot de opstanding der doden. Niet,
dat ik het reeds verkregen zou hebben, of reeds volmaakt zou zijn, maar ik
jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ook ik door Christus Jezus
gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet dat ik het reeds gegrepen
heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt, en mij uitstrekkende
naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel om de prijs der
roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.” (Fil.3:7-14). Er is een
treffende tegenstelling tussen de opgeblazen, zelfgerechtigde beweringen
van hen die voorgeven zondeloos te zijn, en de eenvoudige taal van de
apostel. Toch waren het de zuiverheid en de trouw van zijn eigen leven,
die zo’n kracht gaven aan zijn vermaningen aan zijn broeders.