12 Vrije giften

Vrije Giften. 12.

1.Door middel waarvan heeft de Heer verordineerd, dat Zijn werk onderhouden zal worden? Maleachi 3: 8.
8
Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de tienden en de heffing.

2.Hoe wordt ons gezegd, dat wij in Zijn voorhoven moeten komen? Psalm 96: 8.
8
Geeft de HERE de heerlijkheid van zijn naam, brengt offer en komt in zijn voorhoven.

3.Welk bevel gaf God aan Zijn volk van oud in verband met het vieren van de drie jaarlijkse feesten? Exodus 23: 14,15.
14
Driemaal in het jaar zult gij Mij een feest houden.
15 Het feest der ongezuurde broden zult gij onderhouden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, zoals Ik u geboden heb, op de bepaalde tijd van de maand Abib, want daarin zijt gij uit Egypte getrokken; maar men zal niet met ledige handen voor mijn aangezicht verschijnen.

4. In welke geest wil God dat wij geven zullen? 2Korintiers 9: 7
7 En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.

5. Hoe zei Paulus, zou hij een beloning ontvangen? 1 Korintiërs 9: 17
17
Want doe ik dit gewillig, dan heb ik aanspraak op loon; maar doe ik het niet uit eigen beweging, de taak blijft mij toch opgedragen.

6.Wat heeft Christus over geven gezegd? Handelingen 20: 35
35
Ik heb u in alles getoond, dat men door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken en zich de woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen.

7. Hoe beschouwt God de gierigaard? Psalm 10:3 Zie Exodus 18: 21
3
De goddeloze immers roemt naar hartelust, de woekeraar spreekt zegenwensen, hij versmaadt de HERE.

21
Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende, betrouwbare mannen, die winstbejag haten, en hen over hen aanstellen als oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.

8.Welke waarschuwing sprak Christus tegen gierigheid? Lukas 12: 15
15
Hij zeide tot hen: Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.

9.Hoe beschouwde God de rijke man in de gelijkenis? Lukas 12: 20
20 Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u geëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn?

10. Op wie past Christus deze gelijkenis? Lukas 12: 21. Zie 1Timotius 6: 7.
21 Zo vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.

7
Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit meenemen.

11. Op welke wijze legt men schatten op in de hemel? Lukas 12:33 Zie 1Timotius 6: 7.
33
Verkoopt uw bezittingen om aalmoezen te geven. Maakt u beurzen, die niet oud worden, een schat, die nooit opraakt, in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot ze schaadt.

7 Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit meenemen.

12.Welk bevel moest Timotheus aan de rijken geven? 1Timotius 6: 17-19
17
Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk te gebruiken geeft,
18 om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam,
19
waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.

13. Hoe beschouwt God zulk een wijze van handelen? Hebreeën 13: 16
16
En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.

14. Volgens welke regel moet men geven? Deuteronomium 16: 17
17
ieder naar zijn vermogen, naar de zegen die de HERE, uw God, u gegeven heeft.

15.Op welke basis zijn giften Gode welgevallig? 2Korintiers 8: 12
12
Want als de bereidvaardigheid aanwezig is, is zij welkom naar hetgeen zij heeft, niet naar hetgeen zij niet heeft.

16.Wat duidt aan, waar onze harten zijn? Lukas 12: 34
34
Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.