Vermeende bewijzen van een vroegtijdige veranderin

Aan de hand van het Nieuwe Testament hebben wij geconstateerd, dat er geen enkele Goddelijke aanwijzing te vinden is voor de verandering van de Bijbelse Sabbat. Jezus, Zijn discipelen, de apostel Paulus en alle andere gelovigen waarover in het Nieuwe Testament wordt gesproken, hebben de zevende dag der week geheiligd, terwijl van zondagviering door de Christenen in die tijd - dus in de eerste eeuw - geen spoor is te ontdekken. Nu wordt wel beweerd dat uit oude handschriften (dus niet uit de Heilige Schrift - maar uit oude geschriften die niet tot de Bijbel behoren) van de eerste en de tweede eeuw blijkt, dat toen reeds de eerste dag als rustdag werd geheiligd en „de dag des Heren" werd genoemd. Zo wordt verwezen naar een Brief van Plinius, de Brief van Barnabas, e.a. Maar deze zogenaamde historische - niet : Schriftuurlijke - bewijzen zijn zó onbetrouwbaar en zó vol interpolaties en verminkingen, dat het raadzaam is om deze niet als bewijsvoering te gebruiken in zo'n belangrijke vraag betreffende de Goddelijke rustdag. Ik wil hier zeer in het kort enkele feiten noemen. Plinius bericht in zijn (97e) Brief aan keizer Trajanus (geschr. 112 na Chr.), dat de Christenen op de morgen van een „bepaalde" of „vastgestelde" dag (stato die) bijeenkwamen. Er is geen enkele verdere aanwijzing te vinden welke deze „bepaalde" dag was, en dus erg gewaagd om uit deze vage mededeling te concluderen, dat hier sprake is van de zondag.
Ignatius wordt dikwijls aangehaald om te bewijzen, dat de Christenen ca. 115 n. Chr. reeds de zondag erkenden als de dag des Heren. De echtheid van Ignatius' brieven is eeuwenlang fel bestreden; ten slotte zijn van de 17 brieven er 7 in korte recensie door de geleerden aan

vaard. Onder deze 7 bevindt zich een brief aan de Magnesiërs, waarin Ignatius volgens sommige vertalers (Kirsopp Lake, Lelong, Franses O. F. M., H. U. Meyboom e.a.) in hfdst. 9 spreekt over „dag" des Heren, terwijl in het origineel „leven" des Heren (kuriakén zooên) staat. Het komt dus hier op neer : Ignatius heeft in zijn Grieks geschreven teksten gesproken over „leven" des Heren. Bij de vertaling in het Latijn is het woord „leven" door de vertalers weggelaten en bij de vertaling in het Engels en andere talen is in plaats van „leven des Heren" - gezet „dag des Heren". Prof. Baden Powel, die gedoceerd heeft aan de Universiteit te Oxford, schreef over deze foutieve vertaling, dat deze uitspraak van Ignatius verkeerd verstaan en vermoedelijk verminkt of vervalst is, maar in ieder geval geen vermelding inhoudt die een basis kan vormen voor de zondagviering. Een fotocopie van voornoemde uitspraak van Ignatius aan de Magnesiërs vindt u achter in dit werk. De lange recensie van de Brief aan de Magnesiërs kan zeker niet als bewijsvoering dienen, aangezien deze in de vierde eeuw bewerkt en sterk geïnterpoleerd is. Uit de Didachè (een apocrief geschrift dat handelt over de leer der twaalf apostelen) noem ik kortheidshalve maar één voorbeeld, nl. Didachè 14 : 1. Men vindt in vertalingen hier veelal de uitdrukking „dag des Heren", terwijl in de Griekse tekst het woord „dag" niet eens voorkomt, (dus precies als bij de Ignatius' brief). De vertalers meenden hier voor een beter begrip het woord „dag" te moeten inlassen, maar evengoed kan hier een ander vrouwelijk woord bedoeld zijn. In het voorwoord van een uitgave van de Didachè in de oorspronkelijke tekst lezen we : „Het gehele geschrift (de Didachè) is opgenomen in het VIIe deel der Apost. Constituties en daarbij veelvuldig gewijzigd" (Lietzman, 1912, Bonn). Van een keten van „betrouwbare" historische bewijzen, dat de eerste dag der week tijdens de beide eerste eeuwen door de Christenen als rustdag werd gevierd en dag des Heren werd genoemd, is geen sprake. Omstreeks het midden der tweede eeuw en in de derde en vierde eeuw zijn gegevens te vinden (Origenes, Eusebius, Augustinus, e.a. ) die bewijzen, dat men naast de Sabbat ook de zondag is gaan heiligen. Maar al zou er nu werkelijk een overvloed van historische bewijzen ook uit de eerste en tweede eeuw ten opzichte van de zondagvoering

te vinden zijn, dan zou hiermede immers nog slechts zijn bewezen dat men in die tijd reeds was afgeweken van Gods Woord, omdat de Bijbel ten opzichte van een verwisseling van de rustdag van het vierde gebod geen gezag verleent of aantoont. Tegenover al die dubieuze gronden ten aanzien van de zondagviering, staat het duidelijke en onveranderlijke woord des Heren „Maar de zevende dag is de Sabbat des Heren uws Gods, dan zult gij geen werk doen."
Dit woord van God moest voor alle gelovigen die de Heilige Schrift als allenige richtsnoer in geloofszaken beschouwen, voldoende zijn om in deze ernstige zaak niet naar eigen goedvinden of naar menselijke willekeur te handelen. We lezen hieromtrent in Gods Woord : „Want ik betuig aan een iegelijk die de woorden der profetie dezes boeks hoort : Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal over hem toedoen de plagen die in dit boek geschreven zijn. En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is" (Openb. 22 : 18, 19). Daarom heet het ook in art. 7 der geloofsbelijdenis der Hervormde kerken in Nederland o.m.: „Zo is het de mensen, al waren het zelfs apostelen, niet geoorloofd anders te leren dan ons nu geleerd is door de Heilige Schriftuur; ja, al ware het ook een engel uit de hemel, gelijk de apostel Paulus zegt."
Met deze woorden ben ik het volkomen eens. Maar nu is het ook nodig overeenkomstig deze belijdenis te handelen. „Jijt daders des Woords en niet alleen hoorders," roept de apostel Jacobus ons toe. Wanneer de Bijbel maar één rustdag kent, dan verwacht God van ons dat wij die rustdag onderhouden. Moge God ons allen door Zijn Geest leiden om overeenkomstig Zijn heilige wil te leven en in Zijn kracht daarin te volharden.
GEBED

Onze Vader Die in de hemelen zit. Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede in de hemel alzo ook op de aarde

in het leven van een ieder onzer. Gij hebt ons de Heilige Schrift gegeven als richtsnoer van ons geloof en ons gedrag. Als gelovigen die wedergeboren zin door Uw Geest, willen wij zo gaarne spreken en handelen overeenkomstig Uw Woord. Keer daarom met Uw Geest tot ons in en leid Gij ons leven. Geef ons moed, geloof en vertrouwen in U om onze Heiland na te volgen ook in de onderhouding van Uw heilige dag. En zegen ons uit genade om Jezus' wil. Amen.