27 De Sabbat in Amerika

De Sabbat in Amerika

De eerste sabbatvierende gemeente in Amerika - Namen der leden - Oorsprong van de tweede - Organisatie der Zevende-dags Baptisten - Generale Conferentie - Statistieken van de beweging in die tijd - Aard van de organisatie - Huidige statistieken - Opvoedkundige instellingen - Zendingswerk - Het Amerikaanse Sabbat Tractaatgenootschap - Verantwoordelijkheid voor het licht van de sabbat - De Duitse Z.D. Baptisten uit Pennsylvanië - Verwijzing naar Sabbatsvierders in Hongarije - In Siberië - De Zevende-dags Adventisten - Hun oorsprong - Werk van Joseph Bates - James White - Het uitgeverswerk - Systematisch geven - Het werk van de predikers voornamelijk in nieuwe gebieden - Organisatie der Z.D. Adventisten - Statistieken - Bijzonderheden van hun geloof - Hun doelstellingen - De Z.D. Aventisten in Zwitserland - Waarom de sabbat van onschatbare waarde voor de mensheid is - De volkeren der geredden vieren de sabbat op de nieuwe aarde.



De eerste sabbatvierende gemeente in Amerika ontstond in Newport, R.I. De eerste sabbatsvierder in Amerika was Stephen Mumford, die Londen drie jaar na de marteldood van John James, en vierenveertig jaar na de landing der Pelgrimvaarders in Plymouth, verliet. Naar het schijnt kwam mr. Mumford als zendeling van de Engelse sabbatsvierders. (1) Mr. Isaac Backus, de geschiedschrijver van de vroege Nieuw-Engelandse Baptisten, laat het volgende verslag horen:

“Stephen Mumford kwam in 1664 over uit Londen, en nam de opinie mee dat alle tien de geboden, zoals deze op de berg Sinaï waren gegeven, moreel en onveranderlijk waren; het was de anti-christelijke macht, die meende tijd en wetten te veranderen, die de sabbat veranderd had van de zevende dag in de eerste dag der week. Verschillende leden van de eerste gemeente in Newport aanvaardden deze gedachte en toch bleven zij enkele jaren bij de gemeente, tot twee mannen en hun vrouwen, die dit gedaan hadden, terugkeerden naar de viering van de eerste dag.” (2)

Bij zijn aankomst ging mr. Mumfort ernstig aan het werk om de mensen te bekeren tot het onderhouden van het vierde gebod, zoals wij kunnen opmaken uit het volgende verslag:

“Stephen Mumford, de eerste sabbatsvierder in Amerika, kwam in 1664 uit Londen. Tacy Hubbard begon 11 maart 1665 de sabbat te vieren; Samuel Hubbard begon hiermee op 1 april 1665; Rachel Langworthy op 15 januari 1666; Roger Baxter op 15 april 1666, en William Hiscox op 28 april 1666. Dit waren de eerste sabbatsvierders in Amerika. Tussen hen en de leden van de gemeente ontstond strijd, die verschillende jaren duurde. Zij wilden hun banden met de gemeente handhaven, maar werden tenslotte gedwongen zich terug te trekken, opdat zij in vrede Gods Heilige dag zouden kunnen houden en zich daarin zouden kunnen verlustigen.” (3)



(Baxter is Baster in de S.D.B. Memorial)

Ofschoon mr. Mumford getrouw de waarheid onderwees, schijnt hij het idee van de Engelse sabbatsvierders te hebben gekoesterd, dat het voor vierders van de eerste en van de zevende dag mogelijk was om samen te leven in kerkelijke gemeenschap. Als de vierders van de eerste dag er net zo over hadden gedacht, zou het licht van de sabbat binnen enkele jaren zijn gedoofd, zoals de geschiedenis van de Engelse sabbatsvierders duidelijk laat zien. Maar in Gods voorzienigheid werd dit gevaar afgewend door de tegenstand waarmee deze geboden-houdende mensen te maken hadden.

Behalve de hierboven genoemde personen aanvaardden vier anderen de sabbat in 1666, maar in 1668 gaven zij de sabbat weer op. Deze vier mensen waren ook leden van de Eerste Dag Baptistengemeente in Newport. Hoewel de sabbatsvierders, die wel aan de sabbat bleven vasthouden, meenden, dat zij wettelijk konden omgaan met de leden van die eerste Dag Baptistengemeente, die ten volle van de viering van de eerste dag overtuigd waren, dachten zij toch anders over hen, die het licht aangaande de sabbat duidelijk hadden ingezien, en deze dag een tijd lang hadden gevierd, en die toen hadden losgelaten. Deze personen “spraken en schreven tegen de sabbat, wat hen zo griefde, dat zij met hen niet aan de tafel des Heren konden aanzitten, ook niet met de gemeente, omreden van deze mensen.” Maar omdat zij leden waren van een zondagvierende kerk en “geen zeggenschap hadden hen zonder de hulp van de kerk naar eigen goeddunken te behandelen,” “zagen zij zich gedwarsboomd in hun houding tegenover hen, omdat zij gewone leden waren. Daarom namen zij het besluit de zaak niet voor te leggen aan de kerk om over dit feit te oordelen, nl. de terugkeer van de viering van de zevende dag, omdat zij daar tegenin gingen,” maar zonden zij bericht naar de Londense sabbatsvierders om advies te vragen, terwijl zij zich in die tussentijd onthielden van contact met de gemeente. Dr. Edward Stennett schreef hun namens de Londense sabbatsvierders:

“Als de gemeente omgang wil blijven houden met deze afvalligen van de waarheid, behoort u de wens uit te spreken om op normale wijze uit de kerk te treden; als de gemeente dit weigert, behoort u zichzelf terug te trekken.” (4)



Zij namen echter het besluit om de gemeente niet te verlaten. Maar zij deelden de gemeente “in het openbaar mee dat zij geen prettige omgang konden hebben met die vier mensen, die gezondigd hadden.” Zo leefden zij enkele maanden lang zonder dat de gemeente er aanstoot aan nam. Nadien begonnen de leidende of dienende broeders zich uit te spreken tegen de tien geboden. Mr. Tory `zei dat de wet had afgedaan.’ Mr. Luker en mr. Clarke maakten het tot hun bezigheid om dagelijks te prediken over het niet verplicht zijn, zich aan de wet te storen. Maar de sabbatsvierders antwoordden “dat de tien geboden nog even heilig, rechtvaardig en goed waren als voordien.” Mr. Tory “zei met enkele onaangename woorden dat `hun stokpaardje alleen maar het vierde gebod was,’ waarop zij ten antwoord gaven dat `alle tien geboden voor hen van dezelfde betekenis waren, en dat zij de één niet boven de ander plaatsten.’ Gedurende verschillende jaren gingen zij op deze halfslachtige wijze om met de kerk.” (5)

Mr. Baily noemt de resultaten als volgt:

“Ten tijde van hun wijziging in denken en praktijk (ten opzichte van de bijbelse sabbat) waren zij niet van plan een kerk op te richten met dit duidelijk kenmerk. God had klaarblijkelijk ander werk met hen voor, en bracht hen daartoe door middel van de zware beproeving der vervolging. Zij werden gedwongen de gemeenschap van de Baptistenkerk te verlaten, of de sabbat van de Here hun God op te geven.” (6)



“Zij verlieten de Baptistenkerk op 7 december 1671.” (7)

“Op 23 december, precies zestien dagen nadat zij zich hadden teruggetrokken uit de Baptistenkerk, verenigden zij zich in een kerkelijke organisatie.” (8)

Dit was de oorsprong van de eerste sabbatvierende kerk in Amerika. (9) De tweede van deze gemeenten heeft haar oorsprong aan de volgende omstandigheid te danken: Omstreeks het jaar 1700 bestrafte Edmund Dunham uit Piscataway, N.J. iemand, omdat hij op zondag aan het werk was. Deze man vroeg hem om dit uit de Bijbel aan te tonen. Bij het onderzoeken van deze zaak werd hij overtuigd, dat de zevende dag de enige wekelijkse sabbat in de Bijbel is, en hij begon deze te vieren. “Kort daarop volgden anderen zijn voorbeeld, en in 1707 werd een Zevende-dags Baptisten Kerk georganiseerd met zeventien leden. Edmund Dunham werd als voorganger gekozen en naar Rhode Island gezonden om te worden bevestigd.” (10)



De Z.D. Baptisten Generale Conferentie werd in 1802 georganiseerd. Bij de eerste jaarlijkse zitting telde deze organisatie acht gemeenten, negen ingezegende predikanten en 1130 leden. (11) De Conferentie werd georganiseerd met alleen adviserende leden, waarbij de afzonderlijke gemeenten zaken van discipline en kerkbestuur in eigen handen hielden. (12) De Conferentie telt nu (1885) ongeveer 80 gemeenten en omstreeks 8000 leden. Deze gemeenten zijn te vinden in de meeste noordelijke en westelijke staten, en zijn verdeeld in vijf verenigingen, die echter geen wetgevende of disciplinaire macht hebben over de gemeenten, waaruit ze zijn samengesteld. Tot het kerkgenootschap behoren 5 academies, één college, en één universiteit met academische, collegiale, mechanische en theologische afdelingen in werking. (13) De Z.D. Baptisten Zendingsvereniging heeft verschillende inwendige zendelingen, die voornamelijk aan de westelijke en zuidelijke grenzen van het kerkgenootschap werken. In de afgelopen jaren hebben zij in dit werk veel succes gehad. Er is ook een zendingsstation in Shanghai, in China, benevens een kleine gemeente van getrouwe christenen.

Het Amerikaanse Sabbat Tractaat Genootschap is het uitgeverswerk van dat kerkgenootschap. Het hoofdkantoor is in Alfred Center, N.Y. Het publiceert de Sabbath Recorder, het orgaan van de Z.D. Baptisten; ook geeft het een reeks waardevolle werken uit met betrekking tot de sabbat en de wet van God.

In de tweehonderd jaar die verstreken zijn sinds de organisatie van de eerste sabbatvierende kerk in Amerika, heeft God onder deze mensen mannen verwekt met uitnemende talenten en morele waarden. Ook heeft Hij op voorzienige wijze de aandacht gevestigd op het heilig pand dat Hij zo lange tijd heeft toevertrouwd aan de Z.D. Baptisten, en waarvan zij de onmetelijke waarde zo traag hebben beseft.



Onder degenen die zich door middel van deze mensen tot de sabbat hebben bekeerd, verdient de naam van J.W. Morton in het bijzonder een waardevolle vermelding. In 1847 werd hij als zendeling door de Reformed Presbyterians naar het eiland Haïti gezonden. Hier kwam hij in aanraking met sabbatistische publicaties, en na ernstig onderzoek werd hij overtuigd dat de zevende dag de sabbat des Heren is. Als een eerlijk man gehoorzaamde hij onmiddellijk aan datgene wat hij als waarheid erkende, en bij zijn terugkeer naar huis om te worden ondervraagd over zijn ketterij, werd hij zonder vorm van proces buiten de Reformed Presbyterian Church gezet, zonder dat hij de gelegenheid kreeg om de redenen te noemen die zijn gedrag hadden bepaald. Hij heeft aan de wereld een waardevol werk geschonken, getiteld: “Vindication of the True Sabbath” (Rechtvaardiging van de Ware Sabbat), waarin zijn ervaring wordt verhaald, en zijn redenen om de zevende dag te vieren, duidelijk en met overtuiging naar voren werden gebracht.

Het ontbreekt de Z.D. Baptisten niet aan mannen van ontwikkeling en talent, en zij bezitten ruimschoots de middelen waarmee zij Gods werk in stand kunnen houden. Als zij in het verleden al niet ten volle hebben beseft dat zij jegens alle mensen schuldenaars waren wat betreft de zaak van de grote waarheid die God hun had toevertrouwd, is er alle reden toe om aan te nemen dat zij zich nu tot op zekere hoogte bewust worden van deze grote schuld. (14)

Ook in de staat Pennsylvanië bestaat een kleine groep Duitse Z.D. Baptisten die te vinden zijn in de provicies Lancaster, York, Franklin en Bedford, alsmede in het midden en westen van de staat. Zij ontstonden in 1728 door de leer van Conrad Beissel, een Duitser. Zij beoefenen drievoudige onderdompeling, de voetwassing en hebben een open avondmaalstafel. Zij zijn voorstanders van het celibaat, maar stellen dit niet verplicht. Zelfs degenen die voor deze leefwijze hebben gekozen, zijn vrij om te trouwen wanneer zij dat willen. Zij hebben met succes een sabbatschool gesticht en in stand gehouden in Efrata, hun hoofdkwartier, veertig jaar voordat Robert Raikes het stelsel van zondagscholen had ingevoerd. Deze mensen hebben veel vervolging doorstaan vanwege hun viering van de zevende dag, aangezien de wetten van Pennsylvanië vooral jegens sabbatsvierders onderdrukkend zijn. (15) De Duitse Z.D. Baptisten maken geen deel uit van de Z.D. Baptisten Generale Conferentie.



Wij hebben reeds het feit opgemerkt dat de sabbatsvierders talrijk zijn in Rusland, Polen en Turkije. We vinden de volgende uitspraak over sabbatsvierders in Hongarije:

“Een vergadering van zevende-dags christenen in Hongarije, aan wie, door de wetten geen verdraagzaamheid werd toegestaan, heeft het Jodendom aanvaard, om bestaansrecht te krijgen als één van de `erkende godsdiensten’.” (16)

Het is waarschijnlijk dat aangezien de wetten van het Oostenrijkse rijk zwaar drukken op alle godsdienstige groepen die niet behoren tot de erkende sekten of ordes, deze `zevende-dags christenen’, aan wie onder hun eigen naam bestaansrecht werd geweigerd, zich het voorrecht van de viering van de zevende dag hebben verschaft door zich, door de burgerlijke autoriteiten, te laten rekenen onder het Jodendom, en zo te worden geduld als een `erkende godsdienst’. Wij zeggen niet dat dit juist was, zelfs niet als formaliteit, maar klaarblijkelijk zijn ze wel zo ver gegaan. Er bestaat geen aanleiding te geloven dat zij Christus hebben verworpen.

Wij weten ook dat er in het noorden van Azië sabbatsvierders waren:

“Er is een sekte van Griekse christenen in Siberië die de Joodse sabbat (zaterdag) viert. Zulke sekten bestaan reeds in de Verenigde Staten, in Duitsland en naar wij geloven in Engeland.” (17)



De sabbat werd voor het eerst onder de aandacht van de Adventisten gebracht in Washington, N.H. Een trouwe Z.D. Baptistische zuster, Rachel Preston, (18) uit de staat New York verhuisde naar deze plaats, en nam de sabbat van haar Heer mee. Hier stelde zij belang in de leer van de glorieuze nabije komst van de Heiland. Nadat zij over dit onderwerp door de Adventisten was onderricht, onderwees zij op haar beurt hen in de geboden van God, en reeds in 1844 vierde bijna de gehele gemeente in die plaats, die uit ongeveer veertig personen bestond, de sabbat des Heren. De oudste groep sabbatsvierders onder de Zevende-dags Adventisten komt dus uit Washington, N.H. Het huidige aantal is klein, want het is uitgedund door emigratie en door de dood, maar er bestaat toch nog een kleine groep om van deze oude waarheid uit de Bijbel te getuigen.

Vanuit deze plaats hebben verschillende Adventistische predikanten de sabbat in het jaar 1844 ontvangen. Eén van hen was Elder T.M. Preble, aan wie de eer toekomt deze grote waarheid door middel van de pers voor het eerst onder de aandacht van de Adventisten te hebben gebracht. Zijn verhandeling was gedateerd op 13 februari 1845. Hij toonde in het kort de aanspraken van de bijbelse sabbat aan, en liet zien dat deze niet door de Heiland, maar door de grote afval was veranderd. Hij zei vervolgens:

“Zo zien wij in de vervulling van Dan.7:25, dat de kleine horen `tijden en wetten’ veranderde. Daarom komt het mij voor dat allen, die de eerste dag als sabbat vieren, de zondag van de paus houden en de sabbat van God overtreden.” (19)

Binnen enkele maanden begonnen velen de sabbat te vieren als resultaat van het licht, dat aldus op hun weg scheen. Ouderling J.B. Cook, een man met een uitgesproken gave als prediker en schrijver, was één van deze eerste bekeerlingen tot de sabbat. Preble en Cook waren in deze tijd in de volle kracht van hun verstandelijke vermogens, en bezaten talenten en een reputatie van godsvrucht die hen grote invloed bezorgden onder de Adventisten ten gunste van de sabbat. Deze mannen werden in Gods voorzienigheid geroepen om een belangrijke plaats in het werk van de sabbatshervorming in te nemen.

Maar terwijl zij ten behoeve van de sabbat predikten en schreven, maakten zij de ernstige vergissing, deze van geen praktische betekenis te maken. Zij hadden klaarblijkelijk dezelfde gemeenschap met hen die de sabbat verwierpen als met degenen, die deze onderhielden. Een dergelijke handelwijze bracht een vanzelfsprekend gevolg met zich mee. Na twee of drie jaar van een dergelijke sabbatsviering, lieten deze mannen de sabbat los en gebruikten van die tijd af al hun invloed om het vierde gebod te bestrijden. Het merendeel van degenen, die de sabbat door hun werk hadden aanvaard, waren niet voldoende onder de indruk van de betekenis ervan, om geworteld en gegrond te zijn in de zwaarwegende bewijzen, en na korte tijd lieten ook zij de viering ervan na. Maar er werd genoeg gedaan om bittere tegenstand op te wekken tegen de sabbat, van de zijde van vele Adventisten en om ingenieuze en verklaarbare argumenten naar voren te brengen, waarmee de mensen trachtten aan te tonen dat God zijn eigen heilige wet had afgeschaft.



Dusdanig was het resultaat van hun gedragswijze en de staat van zaken ten tijde van hun afval. Maar het resultaat van hun doelstelling leerde de Adventistische sabbatsvierders een waardevolle les, die zij nooit hebben vergeten. Zij hebben geleerd dat het vierde gebod behandeld moest worden als een deel van de zedenwet, als de mensen er ooit toe gebracht wilden worden deze dag te heiligen.

Het eerste artikel van ouderling Preble, ten gunste van de sabbat, was het middel om de aandacht van onze eerbiedwaardige broeder Joseph Bates op deze goddelijke inzetting te vestigen. Hij was al spoedig van de verplichting daartoe overtuigd en begon de sabbat dadelijk te vieren. Hij had een vooraanstaande rol gespeeld in de Adventbeweging van 1843-1844, en nu legde hij met een zelfopofferende ijver de verachte sabbatwaarheid voor aan zijn medemensen. Hij deed dit niet op de halfslachtige wijze van Preble en Cook, maar als een man die het diep ernstig meent, en die zich ten volle bewust is van de belangrijkheid van zijn onderwerp.

Het onderwerp van het hemels Heiligdom begon in deze tijd vele Adventisten belang in te boezemen. Dit was met name het geval bij Ouderling Bates. Hij was één van de eersten die besefte dat het centrale voorwerp van dat Heiligdom de ark van God is. Ook vestigde hij de aandacht op de verkondiging van de derde engel met betrekking tot Gods geboden. Hij nam de wapenrusting op om deze pas weer af te leggen als zijn werk voltooid zou zijn. Hij werd gebruikt om velen ertoe te brengen de geboden van God en het geloof van Jezus te onderhouden, en slechts weinigen, die door zijn leer de sabbat hebben aanvaard, hebben deze weer losgelaten. (20)

Slechts enkele maanden na ouderling Bates nam ook onze geachte en bekwame ouderling James White de sabbat aan. Hij had met veel succes in de grote Adventbeweging gewerkt, en ging nu van harte op in het werk van de sabbatshervorming. Samen met ouderling Bates heeft hij, in de verkondiging van de leer der wederkomst en de sabbat, zoals deze verbonden zijn in de heiligdomsleer en de boodschap van de derde engel, onder Gods zegen grote resultaten bereikt ten gunste van de sabbat.



De belangen van het Adventistisch uitgeverswerk ontstonden door zijn toedoen. Hij begon met dit werk in 1849, zonder enige hulpbronnen en met slechts enkele vrienden, maar onder veel arbeid, zelfopoffering en zorgen. Terwijl Gods zegen op zijn werk rustte, is hij het werktuig geweest waardoor een succesvol uit­gevers­werk gesticht kon worden, vanwaar tal van belangrijke werken door heel het land zijn verspreid, en tot op zekere hoogte ook naar het buitenland. De publicatie van de ADVENT REVIEW AND SABBATH HERALD, het kerkblad van de Zevende-dags Adventisten, werd door hem begonnen in 1850. Tijdens de beginjaren van dit blad was hij zowel de redacteur als de uitgever, en jarenlang is hij van dit blad redacteur geweest. In die periode heeft hij tevens, vol energie, als bedienaar van het evangelie van Christus gewerkt. Het werk vroeg om meer kapitaal en uitgebreider werkzaamheden, waartoe een associatie werd gevormd in de stad Battle Creek, Michigan, op 3 mei 1861, onder de naam Seventh-day Adventist Publishing Association. Naast God heeft deze associatie haar voorspoed vooral te danken aan de behoedzame leiding en onvermoeide energie van ouderling White.

De Zevende-dags Adventisten stellen ook veel belang in het onderwerp van de hygiëne en de gezondheidswetten, en hebben een gezondheidsinstituut opgericht in Battle Creek, waar het tijdschrift de HEALTH REFORMER maandelijks wordt uitgegeven, die in 1886 een oplage van 5000 exemplaren had.

Tal van publicaties over de profetieën, de tekenen der tijden, de wederkomst van Christus, de sabbat, Gods wet, het heiligdom, en andere, werden sedert 1860 uitgegeven en werden uitgebreid verspreid.

De geldelijke behoeften van het werk worden verschaft door een stelsel van geven, bekend als “Systematisch weldoen” (nu bekend als het tiendenstelsel). De bedoeling is, dat door dit stelsel, iedere vriend van deze beweging wekelijks een bepaald bedrag geeft in evenredigheid met wat hij verdient. In dit opzicht bestaat echter geen dwang. Op deze wijze wordt de last door allen gedragen, zodat niet één enkeling te zwaar wordt belast, en de middelen voor het werk komen in een gestadige stroom binnen bij de penningmeesters van de verschillende gemeenten, en tenslotte bij de penningmeester van de conferentie. Elk jaar vindt een zitting plaats waarin het werk, de ontvangsten en de uitgaven van elke predikant zorgvuldig onder ogen wordt gezien. Op deze wijze worden geen middelen verspild, en niemand die voor het predikambt wordt geroepen, hoeft gebrek te lijden.



De gemeenten voorzien overwegend in hun vergaderingen zonder de hulp der prediking. Zij brengen gelden bijeen om de dienstknechten van Christus te onderhouden, maar vragen hun om hun tijd en kracht voornamelijk te besteden aan de redding van hen, die het licht van deze belangrijke waarheden nog niet inzien. Op deze wijze gaan zij overal heen, terwijl zij Gods woord prediken en God hun wegen leidt. In de zomermaanden wordt het werk voornamelijk gedaan met behulp van grote tenten, die de prediker in staat stellen te zorgen voor een geschikte plaats van samenkomst, waar het naar zijn oordeel wenselijk is om te werken.

De onderwerpen, die in het bijzonder de mensen belang inboezemen, zijn de vervulling der profetieën, de persoonlijke wederkomst van de Heiland als een op handen zijnde gebeurtenis, onsterfelijkheid door Christus alleen, een verandering van het hart door het werk van de Heilige Geest, de viering van de sabbat van het vierde gebod, het goddelijk en bemiddelend werk van Christus, en de ontwikkeling van een geheiligd karakter door gehoorzaamheid aan de volmaakte en heilige wet van God. (21)

Ze zijn heel strikt met betrekking tot de inzetting van de doop, en geloven dat het niet alleen een vereiste is dat de mensen worden begraven in het watergraf, maar dat een dergelijke doop geen waarde heeft voor degenen, die één van de tien geboden breken. Ze geloven eveneens dat de aanwijzingen van onze Heer in Johannes 13 moeten worden waargenomen in verband met het avondmaal.



Ze leren dat de gaven van de Geest, die in 1 Korinthe 12 en Efeze 4 naar voren worden gebracht, bedoeld zijn om tot het einde toe in de gemeente te blijven. Ze geloven dat deze verloren gingen als gevolg van dezelfde afval die de sabbat heeft veranderd. Ze geloven ook, dat bij het uiteindelijk herstel van de geboden door het werk van de derde engel, de gaven van de Geest van God weer worden gegeven. Zo wordt gezegd van het overblijfsel van de gemeente, of met andere woorden van de laatste generatie van haar leden, dat zij “de geboden van God en het getuigenis van Jezus hebben.” (22) En de engel van God geeft hiervan een verklaring als hij zegt: “Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.” (23) De geest der profetie heeft dus een duidelijke plaats in het slotwerk van de sabbatshervorming. Dusdanig zijn hun meningen wat betreft dit schriftgedeelte, en hun geschiedenis werd van het begin af gekenmerkt door de invloed van deze geheiligde gave.

Ondanks felle oppositie zijn de mensen, bekend als Zevende-dags Adventisten, ontstaan om te getuigen van de sabbat van de Heer. Zij hebben gevaren ondervonden van openlijke vijanden en van valse broeders, maar tot dusver hebben zij alle moeilijkheden overwonnen en hebben uit elk daarvan nieuwe kracht opgedaan voor de strijd, die hen te wachten staat. Zij hebben een duidelijk omlijnd werk dat zij hopen te vervullen; een volk gereed te maken voor de komst van de Heer. De viering van de sabbat wordt soms gepropageerd op grond van het feit, dat de mens een rustdag nodig heeft, en dat hij voortijdig oud zal worden als hij zeven dagen per week werkt, wat ongetwijfeld waar is. Ook wordt het soms gepropageerd op grond van het geloof dat God hen, die zijn sabbat heiligen, in materieel opzicht zal zegenen, wat in vele gevallen ook waar is, maar de Bijbel legt geen nadruk op deze drijfveren met betrekking tot deze geheiligde inzetting. Er zijn ongetwijfeld grote incidentele voordelen aan het vieren van de sabbat verbonden. Maar God houdt ons deze niet voor ogen als de redenen voor de viering van deze dag. De ware reden is oneindig belangrijker dan alle overwegingen van deze aard, en zou de mensen ertoe moeten brengen om gehoorzaam te zijn, zelfs al zou hun dit alles kosten, wat hun in dit leven dierbaar is.



De sabbat wordt gepropageerd op grond van het gegeven dat de mensen dan een dag hebben om God te aanbidden en waarop zij gezamenlijk voor God kunnen verschijnen. Dit is een heel belangrijke overweging, en toch zegt de Bijbel hierover weinig. Het is een van de incidentele zegeningen van de sabbat, maar niet de voornaamste reden om deze dag te vieren. De sabbat werd ingesteld om de schepping van hemel en aarde te herdenken.

Het belang van de sabbat als gedenkteken van de schepping is, dat de ware reden voor aanbidding, waarop God recht heeft, levend blijft. Het aanbidden van God is gebaseerd op het feit, dat Hij de Schepper is, en dat alle andere wezens door Hem zijn geschapen. De sabbat is dus de grondslag van het aanbidden van God, want Hij leert ons deze grote waarheid op de meest indrukwekkende wijze, zoals geen andere instelling dit doet. De ware reden voor het aanbidden van God, niet alleen aanbidding op de zevende dag, maar van alle aanbidding, ligt in het onderscheid tussen de Schepper en zijn schepselen. Dit grote feit kan en mag nooit vergeten worden. God heeft aan de mens de sabbat gegeven om hem daar altijd aan te doen denken. De mens heeft de sabbat in zijn zondeloze staat gekregen, en niettegenstaande de verdorvenheid van zijn belijdend volk heeft God deze geheiligde inzetting, tijdens heel de periode van de gevallen staat van de mens, bewaard.

De vierentwintig oudsten noemen, bij het aanbidden van Hem die op de troon zit, de reden waarom God recht heeft op aanbidding: “Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.” (24)

Deze grote waarheid is daarom waard om zelfs in de verheerlijkte staat te worden herdacht. En heel spoedig zullen wij ontdekken dat, datgene wat God aan de mens in het paradijs gaf, om deze grote waarheid altijd voor ogen te houden, door Hem zal worden geëerd in het herstelde paradijs.

De toekomst wordt ons bekend gemaakt in de profetische Schriften. Daaruit leren wij dat onze aarde ten vure bewaard zal worden, en dat uit de as nieuwe hemelen en een nieuwe aarde en eindeloze eeuwen zullen ontspruiten. (25) Over deze heerlijke erfenis zal de tweede Adam, de Here van de sabbat, heersen, en onder zijn genadige bescherming zullen de volken der geredden het land voor eeuwig beërven. (26) Wanneer de heerlijkheid des Heren zo de aarde zal vullen zoals wateren de zee bedekken, wordt de sabbat van de Allerhoogste opnieuw en voor de laatste maal naar voren gebracht:

“Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord des Heren, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor Mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here.” (27)



Verwijst Paulus niet naar dezelfde feiten die Jesaja noemt als hij zegt: “Er blijft dus een sabbatsrust (in het Grieks, `Sabbatismos’, letterlijk `een vieren van de sabbat’) voor het volk van God”? (28) De reden voor deze maandelijkse bijeenkomst in het Nieuw Jeruzalem van alle verlosten uit alle delen van de nieuwe aarde, kunnen wij vinden in de woorden van de Openbaring:

“En hij toonde mij een rivier van het water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalf maal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren.” (29)

De bijeenkomst van de volken die gered zijn, in tegenwoordigheid van de Schepper van het gehele aardoppervlak op elke opeenvolgende sabbat, getuigt van de heiligheid van de sabbat, zelfs in die geheiligde staat, en plaatst het zegel van de Allerhoogste op de eeuwige duur van deze oude inzetting.

Voetnoten

Verwijzingen:

(1) “Toen de Londense Z.D. Baptisten in 1664 Stephen Mumford en in 1675 Elder W. Gibson naar Amerika zonden, deden zij evenveel in verhouding tot hun kunnen, als elk ander genootschap heeft gedaan voor de verkondiging van het evangelie in anderen landen.” S.D. Baptist Memorial, vol.1, p.43.

(2) Church Hist. of Hist. of New England from 1783 to 1796, ch.11, sec.10.

(3) Hist. of S.D. Batists Gen.Conf. door James Bailey, p.237,238.

(4) S.D. Baptist Memorial, vol.1, p.27,28,29.

(5) Records of the First Baptist Church in Newport, geciteerd in S.D. Baptist Memorial, vol.1, p.28-39.

(6) Bailey’s Hist. p.9,10.

(7) Id. p.237.

(8) Id. p.238.

(9) Manual of S.D. Baptists, p.39,40; Backus, ch.11, sec.10.

(10) Hist. of S.D. Baptist Gen.Conf. p.15,238.

(11) Id. p.46-55.

(12) Id. p.57,58,62,74,82.

(13) Sabbath and Sunday, p.232.

(14) Veel interessante gegevens over de S.D. Baptisten in Amerika zijn te vinden in Utters Manual of S.D. Baptists; Bailey’s Hist. of the S.D. Baptists Gen.Conf.; Lewis’s Sabbath and Sunday; en in de S.D. Baptist Memorial.

(15) Rupp’s Hist. of all Religious Denom. in the U.S. p.109-123. sec. edition; Bailey’s Hist. Gen.Conf. p.255-258.

(16) New York Independent, 18 Maart 1869.

(17) Semi-weekly Tribune, 4 mei 1869.

(18) Deze zuster is in Vernon, Vt. geboren. Haar meisjesnaam was Rachel D.Harris. Op 17-jarige leeftijd werd zij bekeerd en werd lid van de Methodistenkerk. Na haar huwelijk ging ze met haar man naar New York. Daar begon zij, toen ze 28 jaar oud was, de bijbelse sabbat te vieren. De Methodistenpredikant deed alles wat hij kon om haar van de sabbat af te wenden, maar zei tenslotte dat zij, als ze niet anders wilde, die dag maar moest vieren. Maar ze was trouw aan haar overtuiging en verenigde zich met de Z.D. Baptistenkerk van Verona, N.Y. Haar eerste man heette Oaks, haar tweede man Preston. Zij en haar dochter waren leden van de eerste Verona kerk ten tijde van hun verhuizing naar Washington, N.H. De moeder stierf in 1868, de dochter enkele jaren eerder.

(19) Het artikel van elder Preble verscheen in de Hope of Israël, op 28 febr.1845, uitgegeven in Portland, Maine. Dit artikel werd herdrukt in de Advent Review van 23 aug. 1870.

(20) Hij ontsliep op 19 maart 1872 op 80 jarige leeftijd.

(21) Zie voor verdere gegevens hun weekblad, de Advent Review.

(22) Op.12:17; 14:12.

(23) Op.19:10.

(24) Openb.4:10-11.

(25) 2 Petr.3; Jes.65; Openb.21,22.

(26) Dan.7:9,10,13,14,17-27; Ps.2:7-9; 37:9-11,18-22,34; Mal.4:1-3.

(27) Jes.66:22,23.

(28) Hebr.4:9.

(29) Openb.22:1,2.