De brief aan de gemeente Thyatira

De brief aan de gemeente Thyatira
oktober 25, 2012 Door bijbelenzo
Dertig kilometer ten westen van Pergamus op de keizerlijke Romeinse weg lag Thyatira, waar vandaag de stad Akhisar ligt. De opvallendste Godheid in de stad die aanbeden werd was Apollo. De stad was ook wel bekend om zijn industrie.

In de Romeinse tijd was Thyatira het centrum van productie en handel en vooral gespecialiseerd in geverfde kleding. De stad stond vooral bekend om hun koninklijke purper en scharlaken waarmee de vrouw op het beest uit Openbaringen 17 gekleed is.

Thyatira betekend de zoete geur van de arbeid en werd gesticht omstreeks 300 voor Christus door Seleucus de 1e, de Generaal van Alexander de Grote. Tevens was het de stad waar Lydia woonde die de allereerste Christelijke bekeerde Europeaanse was van Paulus uit Handelingen 16:14. In het centrum van de stad staat nu een monument van Kemal Ataturk, De nationale held van Turkije. Maar er is tegenwoordig nog weinig te vinden wat herinnert aan de oude stad.

Zoals gebruikelijk in de brieven begint ook deze brief weer met een verwijzing naar Christus zelf. Deze keer is het de zoon van God die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper.

“En schrijf aan de engel van de gemeente in Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper:” (Op 2:18)

De profetische toepassing.

De brief aan de gemeente van Thyatira is de langste van alle brieven. Deze periode vertegenwoordigd de middeleeuwen en begint in 538 na Christus tot aan de reformatie. Deze periode is het langst en daarom heeft het ook de langste brief ontvangen.

De geest van de compromissen begon in de periode van Pergamus en bereikte zijn hoogtepunt in deze periode. Zoals de betekenis “zoete geur van de arbeid” al aangeeft werd het idee van genade uit werken een prominent handelsmerk binnen de religie. De introductie van deze brief benadrukt dat ook.

“Ik ken uw werken, de liefde, het dienstbetoon, het geloof, uw volharding en uw werken, en ook dat de laatste meer zijn dan de eerste”. (Op 2:19)

de zoete smaak van de afvalligheid werkte als een gif in de kerk. De geestelijke duisternis breidde zich uit, en de waarheid van het Christendom werd verlaten voor de heidense leugens van zonneverering vermomd als Christendom. Rituelen en allerlei occulte objecten deden zijn intrede in de kerk en verving de waarheid van het evangelie. Heidense Goden vermomd onder evangelische titels begonnen Christus te vervangen om plaats te maken voor oude Babylonische Goden en rituelen.

Zelfs de heidense gewaden met hun prominente paarse en karmozijnen kleuren werden geintroduceerd als de gewaden van het priesterschap. De symbolen van Dagon. De zogenaamde vis God werd het symbool voor de herders van de kudde.

Het was in deze periode dat heidense tempels Christelijke tempels werden. Heidense symbolen Christelijke symbolen werden. En heidense feesten als Christelijke feesten werden geintroduceerd. Daarom verwijst de brief ook naar Izebel.

“Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden, zodat zij hoererij bedrijven en afgodenoffers eten. En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren, maar zij heeft zich niet bekeerd”. (Op 2:21,22)

De verwijzing naar Izebel brengt ons terug naar de tijd van koning Achab die Izebel als vrouw nam en hem liet neerbuigen voor de Baal en een tempel en een altaar liet bouwen (1 Kon 16:29,34). Izebel vervoerde het volk in afgoderij, deed aan toverij en liet zelfs de profeten van God ombrengen. Izebel mag je dan ook als typologie beschouwen op deze periode. God geeft in deze brief nadrukkelijk een waarschuwing aan het volk dat ze in grote verdrukking terecht zullen komen als ze zich niet bekeren van hun werken.

“Zie, Ik werp haar te bed met hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken. En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoek, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken”.(Op 2:22,23)

Deze woorden zijn in vervulling gegaan door de donkere eeuwen. De donkere eeuwen was een tijd van grote morele duisternis, religieus verval en zware onderdrukking en verdrukking. De Roomse kerk kreeg complete heerschappij over het volk en wist het volk onder de duim te houden. Ook geeft Christus de belofte dat degene die niet vervallen in afgoderij geen zwaardere last opgelegd zouden krijgen en uiteindelijk over de heidenvolken zullen regeren met een ijzeren staf.

“Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voorzover zij deze leer niet hebben en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom. En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen”. (Op 2:24,27)

Deze belofte markeert de vooravond van de reformatie, en het was ook die periode die het volk weer uit de morele duisternis wist te krijgen. En het woord van God weer oprecht en in waarheid wist te verspreiden onder de volkeren. De belofte van de morgenster is een verwijzing naar John Wycliff, de vader van de reformatie, en waarvan zijn leer door vele reformanten uiteindelijk is overgenomen. Hij word dan ook de morgenster van de reformatie genoemd.

En Ik zal hem de morgenster geven. (Op 2:28)