34 De Gemeente der Eerstgeboren bij de Troon van G

De gemeente na de verlossing

Wanneer het werk van de gemeente der overigen, dat is de gemeente van het heilige der heiligen, voltooid is, sluit het onderzoekend oordeel van het huis Gods af. Dan zullen allen, wier namen niet uit het boek des levens zijn uitgewist en die de toets van het onderzoekend oordeel hebben doorstaan, van de aarde overgebracht worden naar de stad van de levende God, het hemels Jeruzalem, en daar ingeschreven worden bij de plechtige vergadering van de gemeente der eerstegeborenen (Hebr.12:22,23). Toen de Zoon van God de hemel verliet en de opdracht in de voorhof van de aarde op zich nam, ging de profetie van Micha 5:1 in vervulling. Toen Hij bij zijn hemelvaart de voorhof van deze aarde verliet en het heilige van het hemels heiligdom binnenging, ging de profetie van Dan.9:24 in vervulling. Toen Hij in 1844 het heilige verliet en door het tweede voorhangsel het heilige der heiligen binnenging, ging de profetie van de 2300 dagen van Dan.8:14 en Dan.7:13 in vervulling. Wanneer zijn bediening in het heilige der heiligen afgesloten wordt en zijn middelaarswerk is geëindigd, zal de profetie van Openbaring 8:3-5 vervuld worden. Wanneer alle profetieën vervuld zijn, zullen de verlosten in het nieuwe Jeruzalem priesters van God en van Christus zijn,... gedurende duizend jaren (Openb.20:6), en gedurende die duizend jaren zijn zij verbonden met Hem in het oordeelswerk over de goddelozen (1 Cor.6:2,3).

Christus de Eerstgeborene

Christus, de Eniggeboren Zoon van God, is ook de Zoon des mensen. Hij is de Eerstgeborene van hen die, hoewel mens, deelhebbers zijn geworden aan de goddelijke natuur en veranderd zijn naar het beeld van Zijn Zoon (2 Petr.1:3,4; Rom.8:29). Hij is de Eerstgeborene der ganse schepping (Col.1:15). Hij is de Eerstgeborene der doden (Openb.1:5); dat betekent dat Hij opstond uit de dood door eigen kracht, want betreffende zijn leven zei Hij: “Ik heb macht het af te leggen en Ik heb macht het weer op te nemen.” Joh.10:17,18. Hij werd de eersteling van hen die ontslapen zijn (1 Cor.15:20). En omdat Hij in alles de Eerstgeborene is werd Hij Hogepriester, in Zichzelf God en mens verenigend.

Huisgenoten Gods

Christus is de eerstgeborene onder vele broederen (Rom.8:29). Christus de eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij Zijn komst (1 Cor.15:23). Hij is de oudste Broeder, de verlosten zijn zijn broeders. Het huisgezin Gods zal geen verdeelde familie zijn. Hij die heiligt en zij die geheiligd worden zijn allen uit één, daarom schaamt Hij zich niet hen broeders te noemen (Hebr.2:11; Matt.12:50). Door de wedergeboorte, zijn zij kinderen Gods (1 Joh.3:2). Bij zijn komst zullen de huisgenoten Gods (Ef.2:19) die zo lang van Hem waren gescheiden met Hem worden verenigd en dan zal Christus’ gebed: “Opdat ook zij één zijn, gelijk wij één zijn,” (Joh.17:21), volledig beantwoord zijn.


Het lidmaatschap van de gemeente der eerstgeborenen

“Wie afwijken, zullen in de aarde geschreven worden.” Jer.17:13. Maar de namen van de plechtige vergadering van de eerstgeborenen “zijn ingeschreven in de hemelen.” Hebr.12:22,23. Door de Vader zelf geschreven in zijn boek (Ex.32:32), het boek des levens. Dit bevat de namen der leden van de gemeente van het hemels Jeruzalem. Zij vormen een grote menigte die geen mens kan tellen (Openb.7:9). Zij zijn vergaderd uit iedere natie, geslacht, taal en volk, vanaf de dagen van Adam tot het einde van de genadetijd. Allen zijn door het bloed van Christus verlost. Zij zijn gegraveerd in de palmen van Zijn handen (Jes.49:16) en Zijn bij uitstek zijn gemeente, de gemeente der eerstgeborenen.

De laatste toevoeging van de gemeente

De Bijbel spreekt van de 144.000. als de laatste groep die aan de gemeente van de eerstgeborenen wordt toegevoegd (Openb.7:4), omdat zij stoutmoedig geweigerd hebben om het beest en zijn beeld te aanbidden, maar de geboden van God hebben gehouden en het geloof van Jezus hebben bewaard (Openb.14:9,12). De wraak van satan is opgewekt (Openb.12:17) en het wordt toegelaten iedere denkbare ellende toe te brengen om hun geloof te testen en indien mogelijk hen af te brengen van hun trouw aan God. Daarom wordt van hen geschreven: “Dezen zijn zij die uit de grote verdrukking komen” (Openb.7:14); de laatste vreselijke strijd met het beest en zijn beeld. Door de eeuwen heen moesten de gelovigen strijden met het beest, maar in deze laatste grote worsteling ontmoeten de 144.000 hem onder de meest ongunstige omstandigheden, want hij is furieuzer dan ooit te voren tegen hen die God gehoorzamen. In tegenstelling met enige andere groep gelovigen leven zij in een tijd van grote benauwdheid zoals er nooit is geweest sinds er volken op aarde waren (Dan.12:1). Zij hebben de angst van de tijd van Jakobs benauwdheid doorstaan. Zij zijn zonder middelaar geweest tijdens de laatste uitstorting van God’s oordelen; zij zagen de aarde verwoest door hongersnood en epidemieën. De zon had macht om de mensen en het beest te folteren met hitte en zijzelf hebben honger, dorst en lijden verdragen (GC 649; GS 598). Soms hebben zij gedacht dat God hen had verlaten. Dit stelde hen in staat het laatste angstige gebed van Christus te begrijpen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Matt.27:46. Deze extreme omstandigheden vereisen een weergaloos geduld en verdraagzaamheid, daarom is van hen geschreven: “Hier blijkt de volharding der heiligen.” Openb.14:12. Ondanks deze strenge beproeving van hun geloof, bleven zij toch trouw aan God en aan zijn Woord. Zijn waarheid was voor hen een schild en een pantser (Psalm 91:4 KJV ea. vert.). Uiteindelijk zijn zij bevrijd en aan hen is de kostbare belofte vervuld: “Zij zullen niet meer hongeren, en niet dorsten; ook zal de zon niet op hen vallen noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar de waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.” Openb.7:16,17. Overwinning onder deze ongunstige omstandigheden brengt een bijzondere beloning met zich mee. Zoals in het beeld van het aardse heiligdom de Levieten werden geëerd met de zorg voor het heiligdom omdat zij trouw bleven in het uur van crisis, zo zullen ook de 144.000 die in hun crisisuur trouw bleven door God worden geëerd door dag en nacht in Zijn tempel te mogen dienen (Openb.7:15), een teken van de hoogste eer (EG 11). De 144.000 ontvangen deze bijzondere beloning niet omdat zij een hogere staat van karaktervolmaking bereikten dan anderen, want allen die de aarde beërven zullen zachtmoedig zijn, allen die barmhartigheid ontvingen zijn barmhartig, alle die God zien zijn vredestichters (Matt.5:5-9). Alle verlosten zullen tenslotte vrij van smet zijn, allen zullen deelhebbers aan de goddelijke natuur zijn. Tot allen zijn de woorden gericht: “Weest daarom volmaakt, gelijk als Uw Vader in de hemel volmaakt is.” Matt.5:48. Allen zullen zonder fouten voor de troon van God zijn. Allen zullen op Hem gelijken, want zij zullen Hem zien gelijk Hij is (1 Joh.3:2). Van allen is geschreven: “Zij hebben hun gewaden gewassen, en die witgemaakt in het bloed van het Lam.” Openb.7:14. Alle “rimpels” rechtgestreken, alle “vlekken” verwijderd (Ef.5:27). Maar de 144.000 hebben zonder middelaar geleefd gedurende de laatste zeven plagen en bijgevolg hebben zij zondeloos geleefd op deze aarde.

De eerste duizend jaren

Gedurende de eerste duizend jaren, volgende op de aankomst in de hemel, zullen de verlosten en zij die deel hadden aan de eerste opstanding “priesters van God en van Christus zijn.” (Openb.20:4,6; Dan.7:22). “De heiligen zullen de wereld oordelen.” 1 Cor.6:2. D.w.z. de goddelozen die nog op hun oordeel wachten. Zij zullen ook de “engelen oordelen.” 1 Cor.6:3; Judas 6, d.w.z. het derde deel van de engelen dat met satan op de aarde werd geworpen (Openb.12:4; GC 661,601; GS 609; zie ook Matt.19:28 en Luc.22:30). Zoals niet anders kan zal deze ervaring aan de verlosten duidelijk maken dat in de laatste volledige verwoesting van de goddelozen met wortel en tak (Mal.4:1), God rechtvaardig is. Zelfs wat de gevallen betreft van familieleden en vrienden die geweigerd en verzuimd hebben ernst te maken om de verlossing te aanvaarden (Hebr.2:1-3), zullen zij overtuigd worden dat alles is gedaan wat een God van liefde en recht kon doen en terzelfde tijd zijn belofte houden, opdat de benauwdheid niet een tweede maal zal oprijzen (Nahum 1:9). Voor velen van de verlosten zal het nu een tijd van wenen en weeklacht zijn, maar wanneer dit voorbij is, wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn geschapen, zal God alle tranen van hun ogen afwissen (Openb.21:4). De deelneming aan het oordeelswerk zal een soort nascholingscursus zijn in de wetenschap der wetenschappen, de wetenschap der verlossing.

Verschillende bezigheden van de verlosten

Wanneer de duizend jaren voorbij zijn, wat zullen de verlosten dan gaan doen? Zeker, alleen maar nietsdoen en ijdel bij de rivier des levens zitten om te eten van de boom des levens of spelen op de gouden harp en een vrolijk lied zingen door de eeuwen heen zou niet de hemel zijn voor hen die de onsterfelijke vitaliteit hebben van een eeuwige jeugd. Daar zal een belangrijk maar vreugdevol werk zijn voor allen, maar niet allen zullen noodzakelijkerwijs dezelfde bezigheden hebben. Sommigen zullen huizen bouwen, maar niet zoals wij ze hier bouwen, sommigen zullen wijngaarden planten (Jes.65:21), hoewel onder geheel andere omstandigheden van bodem en klimaat; zij zullen niet tevergeefs werken (vers 23), en zij zullen lang van het werk van hun handen genieten (vers 22). Anderen zullen God dag en nacht in zijn tempel dienen (Openb.7:15) en het Lam volgen waar Hij ook heengaat (Openb.14:4).

Studenten in de school van het hiernamaals

De hele gemeente der eerstgeborenen zal bestaan uit studenten in de school van het “Hiernamaals” en Christus zelf zal de Hoogleraar zijn. Behalve deze school die samenkomt voor instructie gedurende de week buiten het nieuwe Jeruzalem, wordt ons verteld dat in de stad van Sabbat tot Sabbat al wat leeft zal samenkomen om zich voor het aangezicht des Heren te buigen (Jesaja 66:23). Dit zal de wekelijkse Sabbatschool zijn en de godsdienstoefening voor de gemeente der eerstgeborenen. Hier zullen ook de engelen aanwezig zijn en samen zijn ze Gods huisgenoten (Ef.3:19). Niemand zal afwezig zijn, niemand zal achterblijven. In het aardse heiligdom verzinnebeeldde de schechina de heerlijkheid van God, verborgen achter het voorhangsel. Maar in het nieuwe Jeruzalem mogen de verlosten zijn heerlijkheid zien zonder de sluier die Hem aan ons gezicht onttrekt (GC 677; GS 623; 1 Cor.2:9). Gods volk zal het voorrecht genieten de Vader en de Zoon van aangezicht tot aangezicht te zien. “En zij zullen Zijn aangezicht zien.” Openb.22:4. Zij zullen in Zijn aanwezigheid staan en de heerlijkheid van Zijn aangezicht aanschouwen (GC 676; GS 622). Hun ogen zullen de koning in Zijn schoonheid zien (Jes.33:17). Als of dit niet genoeg was om iedere ziel tevreden te stellen, wordt ons verteld dat de verlosten het buitengewoon voorrecht bezitten de ongevallen werelden te bezoeken om met hen de vreugde van de verlossende liefde te delen. Wat een blijde gebeurtenis zal dat zijn zowel voor de verlosten als voor die verafgelegen werelden (GC 677; GS 623). Is het dan niet meer dan waard een lid van de gemeente der eerstgeborenen te zijn? Dat mogen wij zijn indien we aan het einde van onze genadetijd met Paulus kunnen zeggen: “Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, die te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter mij zal geven, doch niet alleen mij, maar allen die Zijn verschijning hebben liefgehad.” 2 Tim.4:7,8.
(“HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)