33 De Gemeente van de heilige der Heiligen, de Ove

De Gemeente van de heilige der Heiligen, de Overigen van het Nageslacht

De “overigen”

De “overigen” zijn zij die overblijven nadat een deel weggevallen is; het is “dat wat over is.” De gemeente van het heilige der heiligen wordt niet alleen de gemeente der overigen genoemd omdat zij het laatst overgebleven deel van de gemeente op aarde is, maar in vergelijking met de miljoenen belijdende christenen die nu op aarde leven, worden er slechts weinigen onder begrepen (niets anders dan een “overblijfsel”) die, wat er ook gebeurt, verkiezen trouw te blijven aan het zuivere Woord van God. Dit is de gemeente die Johannes zag, tegen wie de draak toornig werd: “de grote draak,... de oude slang, die duivel genaamd wordt en de satan die uitgaat om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben.” Openb.12:9,17.
Zoals het joodse volk verdwaalde in wat een “levenloze kring van zinloze ceremoniën” en “dood formalisme” was geworden, zo verging het ook de christelijke gemeente, de gemeente van het heilige. Zij was zegenvierend met de apostelen begonnen, werd moedig voortgezet door de machtige leiders van de Reformatie, die het zuivere Woord van God in de moderne talen van de beschaafde wereld aan het volk gaven en werden edelmoedig gevolgd door de eerste zendelingen en de Bijbelgenootschappen wier grote bijdrage aan het evangelie de vertaling van de Bijbel in de heidense talen was. Dit stadium der gemeente verdwaalde in de verblindende mist van de dwalingen die de anti-christ, “de draak” invoerde.
Vanaf 1844 ging de profetie van de twee duizend drie honderd avonden en morgens uit Dan.8:14 “dan zal het heiligdom gereinigd worden,” in vervulling. Dit was niet alleen de reiniging van het huis Gods van alle zonden die van tevoren naar het oordeel waren gegaan, maar van alle bedriegelijke dwalingen van de kleine hoorn, opdat de ware godsdienst die in het heiligdom werd uitgebeeld en door de kleine hoorn ter aarde geworpen was, in haar rechtmatige staat hersteld zou worden. Op deze wijze zou het evangelie weer in haar oorspronkelijke zuivere vorm gepredikt worden en de gemeente voorbereiden om Christus te ontmoeten bij Zijn wederkomst. Op dat moment begon men de twee oordeelsprofetieën: de profetie van Dan.7:10. “De vierschaar zette zich neder en de boeken werden geopend” en de profetie van Johannes in Openb.14:6-12, “de ure zijns oordeels is gekomen” aan de wereld te verkondigen. De hele tijdsperiode die in deze profetieën wordt omspannen reikt van 1844 tot aan het einde van de genadetijd en is het tegenbeeld van de Oud Testamentische Grote Verzoendag, de laatste dag van de jaarlijkse dienst. Wij leven nu sinds 1844 in het stadium van de gemeente der “overigen” of “het overblijfsel.”

De organisatie van de gemeente der overigen

Bij de organisatie van het joodse volk, de gemeente van de voorhof, schudde de berg Sinaï door de kracht van God. Bij de organisatie van de christelijke gemeente, de gemeente van het heilige, werd de kracht van God machtig gemanifesteerd in Jeruzalem op het Pinksterfeest. Gedurende de circa tien jaren die aan de instelling van de gemeente der overigen vooraf gingen, werd de waarschuwing: “Het uur van Zijn oordeel is gekomen” (Openb. 14:6-7), “Maak u gereed, o, Israël, om uw God te ontmoeten” (Amos 4:12), gelijktijdig door Godvrezende mannen in alle delen van de beschaafde wereld verkondigd. Deze waarschuwing wekte de hele christenheid op zoals ze niet meer was opgewekt sinds de dagen van de apostelen. Hij, die de eerste twee stadia van de gemeente organiseerde is nog Dezelfde: “Hij is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid.” Hebr.13:8.

Omdat Zijn plannen volmaakt zijn kunnen zij niet veranderen. Daarom is de gemeente van het heilige der heiligen, de gemeente van de overigen, op hetzelfde fundament gebouwd, als die van de twee voorafgaande stadia der gemeente, dezelfde eeuwige wet van God, die de hebreeuwse gemeente moest verkondigen en het geloof in de gekruisigde, opgestane en opgevaren Heer, die de boodschap van de christelijke gemeente was. Hoewel beide stadia der gemeente hun toegemeten tijd vervuld hadden, is het werk dat voor God volbracht moet worden nog niet voltooid, en daarom moest een ander hun plaats innemen en het werk beëindigen.

Het heiligdom, de hoeksteen van de gemeente

De heiligdoms-waarheid is altijd het hart van Gods boodschap voor Zijn gemeente geweest, omdat het zo volledig en duidelijk het verlossingswerk van Christus openbaart. De vijand weet dat en is daarom vastbesloten om de kerk in onwetendheid en onverschilligheid te houden over dit onderwerp. Hoewel het joodse volk een geweldig licht bezat over het heiligdom, verloor het uiteindelijk de geestelijke betekenis daarvan uit het oog en schoot daarom tekort in de vervulling van Gods plan.
Hoewel de christelijke gemeente in de dagen van de apostelen de zending van Christus zoals die in het heiligdom geopenbaard werd, begreep (zie de brief aan de Hebreeën), heeft ze de verlichting die het heiligdom aan de Schrift gaf uit het oog verloren en viel tenslotte ten prooi aan de dwalingen van de antichrist. Had het joodse volk zijn geestelijk inzicht van het heiligdom bewaard, dan zou het Christus bij Zijn geboorte niet verworpen hebben en zij zouden Hem gevolgd zijn door de voorhof totdat Hij het heilige van het hemels heiligdom binnenging. Had de christelijke gemeente haar geloof behouden zoals dat in het heiligdom geopenbaard wordt, dan zou zij de oordeelsboodschap niet verworpen hebben. Maar in die tijd rond 1844 dachten de christelijke kerken in het algemeen dat de aarde het heiligdom was en zij hadden weinig of geen idee van het bestaan van het heiligdom in de hemel, waar Christus na Zijn hemelvaart Zijn werk als Hogepriester begon. Door dit algemeen gebrek aan kennis struikelde de gemeente der overigen zelfs over dit punt. Dientengevolge was de enige logische conclusie, toen het einde van de 2300 dagen naderde, dat men dacht dat de aarde gereinigd moest worden door vuur. En dat betekende natuurlijk de wederkomst van Christus en het einde van de wereld.
Toen de 22ste oktober 1844 (de door de profetie aangewezen datum), verstreek en Jezus niet kwam, waren de gelovigen verbijsterd en zeer teleurgesteld. Bij velen veroorzaakte deze dwaling ongeloof in de boodschap zelf. God werkt op een mysterieuze wijze om Zijn wonderen uit te voeren en door deze teleurstelling was Hij in staat Zijn volk te leiden naar speciaal licht betreffende het heiligdom. Diezelfde morgen na de grote “teleurstelling”, terwijl sommigen in gebed om meer licht vroegen, bracht de Heilige Geest de bekende tekst: “De tempel Gods in de hemel werd geopend” (Openb.11:19) bij hen in herinnering, en sommigen zagen in dat het heiligdom in de hemel ermee bedoeld werd (Hebr.9:24; 8:2). Toen zij uit hun knielende houding opstonden, riep één van hen uit: “Ik denk, dat ik deze tekst wel honderd keer heb gelezen, maar ik zag er nooit in wat ik nu zie.”

Het heiligdom en de wet van God

Toen deze ijverige Bijbelonderzoekers de tekst die de Heilige Geest met zo’n groot licht had verlicht opnieuw onderzochten, lazen zij: “En de tempel Gods die in de hemel is, ging open en de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in Zijn tempel.” Daarin lag Gods eeuwige wet. Het vers gaat verder met de opmerkelijke woorden: “En er kwamen bliksemstralen, stemmen, donderslagen en aardbeving en zware hagel,” hetgeen wellicht aanduidt dat de speciale macht van God de verkondiging van deze boodschap vergezelt totdat ze de hele aarde tot een beslissing zou brengen (Openb.11:19). Joël zegt: “Menigten, menigten in het dal der beslissing.” Joël 3:14; 1T 646; Ev 238; 4T 446. Het licht op deze tekst leidde tot een vrome en ijverige studie van Gods wet, de tien geboden, die aan hen het verbazingwekkende feit openbaarde, dat de zevende dag van de week de Sabbat van de Heer is (Ex.20:10) en niet de eerste dag zoals zij hun leven lang hadden geleerd. Zij leerden dat inplaats van dat de Sabbat zijn tegenbeeld had ontmoet aan het kruis en was afgeschaft, hij de voorsmaak is van de eeuwige rust (Hebr.4:1-5) en dat de Sabbat zou blijven voortbestaan van eeuwigheid tot eeuwigheid (Jes.66:23). Dit was precies dezelfde Sabbat die het joodse volk en de christelijke gemeente in acht hadden genomen en hadden geëerd toen zij werden georganiseerd. God leidde Zijn volk terug naar Zijn eeuwige wet, welke de kleine hoorn had gedacht te kunnen veranderen (Dan.7:25). Zo groot was de vreugde bij de mensen die deze goddelijke waarheid ontdekten dat, als de een de ander groette, zij elkander vroegen: “Wat is het nieuws? “Het vreugdevolle antwoord was dan: “Zaterdag is de Sabbat.” Het waren een juist begrip van het heiligdom en de Sabbat van Gods wet die leidden tot het ontstaan van de gemeente van de overigen. Dat waren de twee pilaren van de oordeelsboodschap. Uriah Smith verwees naar deze ervaring in zijn bondige stijl:

«De tempel is geopend en geen mens kan haar sluiten;
De ark is gezien en geen mens kan haar verbergen;
De daaruit voortkomende beweging op aarde gaat voorwaarts;
En geen mens kan haar tot stilstand brengen.» LJ 231.

Een profetisch bevel

Toen deze ijverige zoekers naar waarheid voortgingen met hun studie van de Bijbel, liet de Geest des Heren licht schijnen op de profetieën die vermeld staan in Openb.10 tot met 11:2 zo werd hen duidelijk dat hun falen om het heiligdom te begrijpen en de daarop volgende teleurstelling opzichzelf genomen ook onderwerpen van de profetie waren. Vanaf het tiende hoofdstuk van de Openbaring leerden zij dat een studie van het “boekje” van Daniël, hoewel zoet in de mond als honing, bitter zou zijn nadat het was gegeten (Openb.10:2,8-10). Zij hadden zowel het honingzoete van de boodschap als de bittere teleurstelling geproefd en ervaren. Maar deze teleurstelling mocht hen niet ontmoedigen, de engel zei:

“Gij moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen.” Openb.10:11. De engel ging voort: “Sta op en meet de tempel Gods.” Openb.11:1,2. Wat betekende dit meten van de tempel Gods?
Uriah Smith geeft de volgende uitleg: «Het meten van een object vereist dat er speciale aandacht aan dat object wordt geschonken. De roep om op te staan en de tempel Gods te meten is een profetisch bevel aan de kerk om de tempel of het heiligdom aan een speciaal onderzoek te onderwerpen.» D&R 532, 1944 edition. Dit bevel leidde tot een ijverige studie van de hemelse tempel. Daarbij kwam aan het licht dat aan het einde van de 2300 dagen van Dan.8:14, Christus, inplaats van naar deze aarde te komen om haar met vuur te reinigen, het heilige der heiligen binnenging, waar Hij als Hogepriester begon aan de reiniging van zijn gemeente in voorbereiding op zijn komst in heerlijkheid. Hij begon het onderzoekend oordeel van de rechtvaardigen. De ontdekking van deze twee waarheden verklaarde hun teleurstelling en stelde hen in staat te begrijpen, waarom Christus niet naar deze aarde was gekomen zoals zij verwacht en verkondigd hadden. Het verlevendigde hun hoop zodanig dat zij op konden staan “van hun teleurstelling, en de tempel Gods gingen meten.”
Toen satan zag dat deze boodschap aan het licht was gekomen werd zijn woede opgewekt, want hij wist dat zijn koninkrijk werd bedreigd. Tot zijn volgelingen zei hij: «We moeten hen in de gaten houden die de aandacht van het volk op de Sabbat van de Heer richten. Houdt de gedachten van het volk in duisternis tot dat werk (de bediening in het hemels heiligdom van Christus) is geëindigd, en we zullen de wereld en de kerk de onze kunnen noemen.» TM 472. Dit toont dat het satans plan is, de boodschap van Openb.11:19 nietig te verklaren. Laten we ons dan in acht nemen dat we niet door verzuim een geestelijk begrip van het heiligdom missen, dat wijst naar de ware Sabbat en we verstrikt raken in de listige valkuilen van de satan. Alleen met de wapenrusting Gods aan kunnen we stand houden tegen de verleidingen des duivels (Ef.6:11).

De speciale opdracht van de gemeente der overigen

De oprichtingsleden van deze gemeente waren de weinigen die aan het begin de oordeelsboodschap aanvaardden en verkondigden. Vergeleken met de twee voorgaande stadia van de gemeente zijn het altijd weinigen in aantal geweest. Toch heeft God aan hen een machtige taak toevertrouwd. Omdat deze gemeente parallel loopt met het onderzoekend oordeel, dat zich uitstrekt van 1844 tot aan het einde van de genadetijd, zijn de speciale kenmerken van deze wereldwijde boodschap de verkondiging van de profetieën betreffende het oordeel en Christus tweede komst, tezamen met een begrip van het heiligdom en zijn relatie tot de wet van God, onderwerpen die een duidelijk omschreven bijdrage van de gemeente van de overigen aan het Christendom zijn. De opdracht van deze gemeente houdt zelfs meer in dan de prediking van deze speciale waarheden. Gedurende de voorgaande stadia van de gemeente, toen de kleine hoorn vele eeuwen de gemeente overheerste, waren vele andere evangeliewaarheden onder het puin der dwaling begraven en zelfs de verlossing door Christus was bijna uit het oog verloren. Het is de taak van de gemeente der overigen deze waarheden te ontdoen van hun dwaling en ze opnieuw te plaatsen in het raamwerk van waarheid. Dit laatste stadium van de gemeente op aarde zal “de overoude puinhopen herbouwen, de grondvesten van vorige geslachten herstellen”. Zij zullen genoemd worden: “Herstellers van bressen en herbouwers van straten, speciaal van de Sabbat... de heilige dag des Heren van gewicht.” Jes.58:1,2,12,13.
Als het heiligdom begrepen en verkondigd wordt zal het vele dwalingen en boosheden ontmantelen die nu in de gemeente zijn binnengeslopen en het evangelie zal stralen in al zijn oorspronkelijke luister en pracht,... een evangelie dat een volk toebereid voor het koninkrijk. En dit evangelie van het koninkrijk zal in heel de wereld worden gepredikt tot een getuigenis voor alle volken. Wanneer dit is bereikt, dan en niet eerder, zal het einde komen (Matt.24:14).
Aan deze gemeente der overigen zijn ook de tekenen geopenbaard van de komst van Christus precies zoals Hij die aan de discipelen gaf: Leugens over de wijze van zijn komst; oorlogen en geruchten van oorlogen; hongersnoden en dodelijke epidemieën en aardbevingen op verscheidene plaatsen; vervolgingen; tekenen aan de zon en aan de maan en de radeloze angst onder de mensen (Luc.21:25).

Valse christussen en valse profeten vertonen grote tekenen en wonderen om te misleiden, indien het mogelijk waren, ook de uitverkorenen. De mensen leven in wellust en dronkenschap zoals in de dagen van Noach. Zelfs sommigen van Zijn eigen dienstknechten eten en drinken met de dronkaards, terwijl zij in hun harten zeggen: “Mijn Heer vertoeft te komen.” Matt.24:3-31. Dit stadium der gemeente,... de gemeente van de overigen, moet deze tekenen aan de wereld verkondigen. Sommige beweren, dat evenals de twee voorgaande stadia van de gemeente faalden, de gemeente der overigen ook heeft gefaald en een ander haar plaats zal moeten innemen om het werk te voltooien.
Maar de Bijbel verklaart helder en het heiligdom toont duidelijk aan, dat de gemeente van het overblijfsel, de gemeente van het heilige der heiligen, die haar werk in 1844 begon met het oordeelsuur, het laatste stadium van de gemeente is die op aarde leeft en zij zal het werk beëindigen. Zeker deze generatie heeft een grote en belangrijke taak, maar door de hand van de Almachtige zal die taak worden volbracht.
Toen Jesaja het heiligdom werd getoond en hij beantwoordde aan de oproep van God om uit te gaan en het volk de boodschap te vertellen, vroeg hij de Heer: “Hoe lang?” En het antwoord was: “Totdat de steden verwoest zijn, zodat er geen inwoner meer is, en de huizen, zodat er geen mens meer is, en het bouwland verwoest is tot een wildernis.” Jes.6:1,9-11. Zo’n toewijding en overmoeide getrouwheid zijn nodig voor de gemeente vandaag.

De eerste engelboodschap

Johannes beschrijft de opdracht van de gemeente der overigen met het beeld van de drie engelen, vliegend “in het midden des hemels.” De eerste engel heeft het eeuwig evangelie om dat te prediken “aan allen die op de aarde wonen... zeggende met luide stem... Vreest God... want de ure van zijn oordeel is gekomen.” Openb.14:6,7. Het tweede deel van deze boodschap is “Aanbidt Hem die de hemel, de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.” Er is hier een treffende overeenkomst met Ex.20:8-11, waar het Sabbatsgebod beschreven wordt. In feite maakt de verkondiging van de Sabbat des Heren een intregraal deel uit van de oordeelsboodschap en was het een voorafgaande waarschuwing tegen de opkomende evolutieleer van Charles Darwin wiens boek “De oorsprong der soorten” in 1859 werd gepubliceerd. Dit was een complot van satan om het geloof in de Sabbat van het vierde gebod te ondermijnen... De dag die herinnert aan de schepping van deze wereld en naar haar oorsprong wijst. Deze leer zou het geloof in Christus totaal ondermijnen. Als de mens ontstaan is door evolutie, is er geen zondeval geweest, als er geen zondeval geweest is, is Christus voor niets naar de aarde gekomen, is de verzoening een klucht, het oordeel een lachertje en de Sabbat het toppunt van onzin.

De tweede engelboodschap

De eerste engelboodschap wordt snel vergezeld door een tweede. Zo verblindend en zo universeel is de verwarring binnen de kerken, veroorzaakt door de leugens van de antichrist, dat God deze toestand in de kerken “Babylon” noemt, een woord dat verwarring betekent. Om de kerken van al deze verwarring en dwaling te redden daalt een tweede engel van de hemel af en verkondigt met een machtige en zeer sterke stem,... Babylon is gevallen,... Gaat uit van haar mijn volk (Openb.14:8; 18:1,2,4). Kom uit Babylon; vlucht weg van dwalingen en leugens. Vlucht weg uit deze verwarring die de kerk in ontelbare splintergroepen heeft verdeeld. Volg het voorbeeld van de gemeente Berea, die in de dagen van Paulus de Schriften dagelijks onderzochten (Hand.17:11), opdat zij de waarheid mochten kennen. Studeer, studeer totdat inplaats van verwarring in de kerk we allen de eenheid des geloofs bereikt hebben( Ef.4:13); en totdat we aan anderen het zuivere woord van God kunnen brengen. Kom binnen het tweede voorhangsel, in het heilige der heiligen van het heiligdom, waar de anderen de waarheid van het eeuwig evangelie bestuderen en waar Christus nu bemiddelt voor zijn volk.

De derde engelboodschap

In nauw verband met de eerste en de tweede, komt de derde engelboodschap. Deze boodschap is een zeer plechtige waarschuwing om het beest en zijn beeld niet te aanbidden, noch het merkteken of zijn naam te ontvangen, maar om gerekend te worden bij hen die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus hebben (Openb.14:9-12). «De gehele hemel zag met de diepste belangstelling toe» om te zien hoe deze drievoudige boodschap door de kerken ontvangen werd (EG 312). Hoe werd de boodschap ontvangen? De christelijke kerk herhaalde de ervaring van het joodse volk. Toen het scheuren van het tempelvoorhangsel aanwees dat hun aanbidding in het aardse heiligdom moest ophouden en dat zij Jezus moesten volgen in het heilige van het hemels heiligdom, binnen het eerste voorhangsel, hebben slechts weinigen daaraan beantwoord, ongeveer vijfhonderd (1 Cor.15:6). Evenzo in 1844, toen de oordeelsboodschap tot de christelijke kerk kwam om christus door het geloof naar het heilige der heiligen binnen het tweede voorhangsel te volgen, waar Hij naar binnen was gegaan als Hogepriester, beantwoordde slechts een klein aantal vanuit de veschillende kerken daaraan. Wat zal het lot zijn van allen die hardnekkig weigeren om hun Heer te volgen? Evenals Hij aan de Joden zei, zal Hij tot hen zeggen, die nu hardnekkig weigeren Hem in het heilige der heiligen te volgen: “Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.” Luc.13:34,35. “Die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben.” 2 Tim.3:5. Zo zal het ook met ons gaan als we Christus niet volgen waar Hij leidt, we zullen dan in het duister rondtasten en ons niet realiseren dat het verzoeningswerk van Christus snel ten einde loopt en dat zijn komst nabij is, zelfs voor de deur (Matt.24:33).

De aanbidding van het beest

De waarschuwing van de derde engelboodschap is gericht tegen de aanbidding van het beest en zijn beeld. Wat is aanbidding? Webster omschrijft het als God eer bewijzen die Hem alleen toekomt en Hem eer brengen in de eredienst. De drievoudige boodschap van Openb.14 roept de volgelingen van Christus op om God te aanbidden, de Schepper, en waarschuwt tegen de aanbidding van het beest en het ontvangen van zijn merkteken. God heeft de Sabbat tot Zijn zegel gemaakt; het beest heeft een valse Sabbat als Zijn merk of zegel. Het beest eist dat de eer die we verplicht zijn aan God de Schepper te geven, aan hem wordt gegeven. God eist dat wij Zijn merkteken of zegel ontvangen, dat aanduidt, dat we bij Hem behoren. Op deze wijze stelt het beest zich tegenover God op en verheft zichzelf boven al wat God is, of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet om aan zich te laten zien dat hij een God is (2 Thess.2:4). Daarom is het in acht nemen van de ware Sabbat niet louter een ophouden van alle gewone bezigheden, het is aanbiddende eer geven aan God de Schepper en de eisen negeren van het beest dat beweert God te zijn.
De verschrikkelijke gevolgen van het aanbidden van het beest inplaats van God wordt in deze waarschuwing getoond: “Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd (zetel van het verstand) of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn.” Openb.14:9,10.
“Op dit vreselijk vonnis tegen hen die het beest aanbidden volgt onmiddellijk een speciale zegen voor hen die “in de Here sterven van nu aan,” (Openb.14:13), dat is, vanaf de tijd dat de verkondiging van deze boodschap begon. Waarom van nu aan?... Omdat “hoewel zij rusten van hun arbeid, volgen hun werken hen na”; omdat het een speciaal loon is voor hun getrouwheid tot de dood. Zij die sterven in het geloof aan de drie engelenboodschap zullen deel hebben aan die speciale opstanding, vermeldt in Dan.12:2, om Jezus te zien komen en het vredesverbond te horen afkondigen (GC 637; EW 285; GS 588; EG 341). Zij ontkomen ook aan de vele beproevingen en vervolgingen van de laatste dagen. Daarom: gezegend zijn zij die sterven in de Here “van nu aan.”

De Geest der profetie in de gemeente

Verschillende gaven zijn aan de gemeente gegeven (Ef.4:8-14; 1 Cor.12:1,4,8,10), maar geen kostbaarder gave is ooit geschonken gedurende de gehele genadetijd, dan de gaven van de Geest der Profetie. Het joodse volk had zijn profeten; Mozes, Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël en anderen. De christelijke gemeente, de gemeente 31 n.Chr. had haar profeten: Paulus, Petrus, Johannes en anderen. De gemeente der overigen, de gemeente na 1844, moet ook de geest der profetie hebben, zodat zij in geen gave tekort komt terwijl zij wacht op de komst van onze Heer Jezus Christus (1 Cor.1:7,8). Toen Christus het tweede voorhangsel doorging om zijn werk in het heilige der heiligen op zich te nemen gaf God de gave der profetie aan de gemeente der overigen.

De kenmerken van een ware profeet

De gemeente der overigen heeft drie speciale kenmerken: zij houdt de geboden van God, zij heeft het geloof van Jezus (Openb.14:12), en het getuigenis van Jezus Christus (Openb.12:17). Wat is het getuigenis van Jezus? Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie (Openb.19:10). Het is de instructie, bemoediging en waarschuwing die Jezus naar zijn kerk zendt door een door God aangewezen boodschapper(ster) die profeet wordt genoemd. De ware profeet van de overigen moet dus van binnen het tweede voorhangsel spreken; dat betekent het getuigenis moet in harmonie zijn met de waarheden die God aan de kerk geeft binnen het tweede voorhangsel. Daarom zal het getuigenis van een waar profeet van God voor de gemeente der overigen de waarheden benadrukken betreffende het oordeel, het heiligdom en de Sabbat in haar oorspronkelijke zuiverheid. Het zal in harmonie zijn met de wet van God die in de ark ligt. Tot de wet en de getuigenis: “Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.” Jesaja 8:20 KJV. Een juist begrip van het heiligdom zal de gemeente dus in staat stellen de waarheid van de dwaling te onderscheiden. En temidden van de gevaren en misleiding waarmee de gemeente wordt geconfronteerd zal leiding en instructie van God evenzeer noodzakelijk zijn als in de voorgaande stadia van de gemeente.

Het werk van een profeet

Zonder de Geest der Profetie, zou, nu de draak toornig is geworden op de vrouw en oorlog gaat voeren tegen de overigen van haar nageslacht, de kerk overgeleverd zijn aan de genadeloze aanvallen van de vijand, op en neer, heen en weer geslingerd worden door allerlei wind van leer (Ef.4:14), zodat ze steeds lerende nooit tot de erkentenis van de waarheid zal kunnen komen (2 Tim.3:7). De geest der profetie is er om de gemeente tegen zulke boosheden te beschermen. Met de andere gaven van de Geest is zij voor de volmaking van de heiligen, om deze toe te rusten tot dienstbetoon en tot opbouw van het lichaam van Christus; totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef.4:12,13). Het veronachtzamen van de geest der profetie staat gelijk met het proberen om de pracht van de hemelen zonder telescoop te ontdekken, of om de schoonheid en de wonderen van de onzichtbare schepping zonder microscoop te begrijpen. Een waar student zou zich nooit zulke hulpmiddelen ontzeggen. De getuigenissen van Gods Geest zijn een even belangrijk hulpmiddel om tot een dieper en vollediger begrip van zijn woord te komen.

De geest der profetie is een levengevende macht

De gemeente, geleid door God d.m.v. de geest der profetie, zal een levende groeiende gemeente zijn met een gestadige diepere ervaring, een die leven geeft aan allen rondom haar.
Ezechiël illustreert deze ervaring met het beeld van een rivier die steeds dieper en dieper wordt vanaf haar bron totdat zij in de zee uitmondt. Het water van deze rivier dat van het heiligdom uitgaat is het geheim van haar leven en groei (Ezech.47:1-12). De man met de maatstok in de hand mat de diepte van het water op “vier” verschillende plaatsen. Toen de profeet op deze punten door het water ging, kwam het eerst tot de enkels, daarna tot de knieën, dan tot de heupen en uiteindelijk kwam het water waar men niet meer in staan kon, een rivier die niet overgestoken kon worden. Te diep om doorwaad te worden (Moffatt, vers 3-5).
De profeet stelt hier de gemeente voor en te oordelen naar het feit dat het water aan de oostzijde uit het heiligdom stroomt d.w.z. naar het verzamelde volk toe (Ezech.47:1,12), is het duidelijk dat de vier toenemende diepten van het water van die stroom de steeds diepere ervaring van de gemeente voorstellen in haar vier stadia.
Zoals geïllustreerd in het heiligdom, ging het joodse volk de gemeente van de voorhof, tot aan de enkels door het water. De christelijke gemeente tot aan de knieën en de gemeente van de overigen moet weer een diepere ervaring doorwaden, want hier komen de wateren tot de heupen. De vierde periode van de gemeente, de gemeente van de eerstgeborenen, de gemeente van de eeuwige tempel, heeft de diepste ervaring, want hier waren de wateren gerezen tot een hoogte om in te zwemmen, een rivier die niet doorwaad kon worden (Ezech.47:5). Deze gemeente wordt niet langer geroepen om door diepe wateren te gaan, maar wordt opgenomen om haar Heer in de lucht te ontmoeten (1 Thess.4:17). De strijdende kerk heeft haar mars voltooid en is de triomferende kerk geworden.

Het overblijfsel, een levengevende gemeente

Over deze steeds dieper wordende rivier gaat de profeet verder met te zeggen: Alles zal leven... overal waar de rivier komt... en door de rivier, op de oevers aan iedere zijde van de rivier zullen alle bomen met voedsel groeien, waarvan het loof niet zal verwelken, en de vrucht niet opraken, elke maand zullen zij vruchten dragen, omdat het water van het heiligdom uitgaat en de vruchten ervan zullen tot voedsel zijn en het loof tot medicijn (Ezech.47:9,12). We herkennen deze rivier onmiddellijk als de rivier met het water des levens en met aan weerzijden het geboomte des levens (Openb.22:1,2). Deze rivier van het water des levens ontspringt in het heiligdom of zoals Johannes het zegt: “Ontspringt uit de troon van God en het Lam (Openb.22:1). En er zal zeer veel vis zijn, want als dit water van God naar de zee stroomt, wordt het water van de zee gezond. Overal waar de rivier komt, zal alles leven. En de vissers zullen hun netten uitspreiden. Evenzo zal de kerk met haar levende en steeds dieper wordende ervaring “visser van mensen worden” omdat zij het water des levens naar een grote menigte brengen (Ezech.47:8,9).

Het is God’s bedoeling dat zijn gemeente in al haar generatie’s leven en gezondheid zal brengen aan een wereld die ziek is door de zonde. Als gemeente en als individuele christenen is het ons voorrecht deze levengevende ervaring te hebben. Indien wij gehoor geven aan de uitnodiging “volg Mij” en de hele weg met Jezus gaan vanaf het altaar in de voorhof tot de ark in het heilige der heiligen dan zullen wij worden als een rivier van water des levens. Dan zullen wij waar we dagelijks mee in contact komen,... de levengevende gezonde invloed ervaren, omdat het water van het heiligdom uitgaat. Hoe diep gaat onze ervaring? Is het slechts enkeldiepte? Als dit zo is, dan is er slechts één oplossing: ze wordt gevonden op de tafel in het heilige, op het gouden altaar en op de kandelaar. Bestuderen we dagelijks het levende woord,... niet alleen maar lezen, maar doelbewust studeren, schrift met schrift vergelijken, diep graven in de schatten van dat Woord?
Zijn onze gebeden ernstige onzelfzuchtige verzoeken die de troon van God bereiken, geen formele herhalingen van woorden en nietszeggende frasen? Dragen we werkelijk een last voor sommige zielen ziek van zonde? Zijn onze lampen gelijk die der wijze maagden gevuld met de olie van de Heilige Geest als we op de bruidegom wachten? Als dat zo is groeien we in heiligmaking en we helpen deze ervaring in christelijke groei te verkrijgen.

De late regen voor de gemeente van het overblijfsel

Met het beeld van de regen, de vroege regen en de later regen, wijst de profeet Joël naar het werk van de Geest van God in de gemeente (Joël 2:23). De regen begeleidde het werk van de joodse boer op de akker, bij zaaiïng en oogst. De vroege regen werd aan de christelijke gemeente op de Pinksterdag gegeven, na de hemelvaart van Christus; de later regen is de ervaring voor de gemeente der overigen. Daardoor rijpt het koren voor de oogst, vlak voor Christus wederkomst, dat is het einde van de wereld (Matt.13:39; Jac.5:7-8; Marcus 4:26-29).
De late regen kan nooit op iemand vallen die niet met Christus door het geloof binnen het tweede voorhangsel is gegaan. En daarom is de roep tot de kerken: “Kom uit van haar mijn volk,” verzamelt u met de gemeente der overigen binnen het tweede voorhangsel waar Christus nu dienst doet. Stel niet uit, “want wat Hij gesproken heeft, zal de Here doen op aarde, volledig en snel.” Rom.9:28. Ja Hij zal zijn werk afsluiten in gerechtigheid. Onder de late regen zal de boodschap van de gerechtigheid van Christus volledig en snel een einde maken aan het evangelie werk. Het werk zal voltooid worden en de genadetijd zal worden afgesloten. Iedereen zal zijn keuze maken. De oproep: “Gaat uit van haar mijn volk” zal met kracht worden verkondigd (Openb.18:1-5).

Een zifting van de gemeente

Gedurende het werk van Christus in het heilige der heiligen van het hemels heiligdom en in het bijzonder wanneer het zijn einde nadert, en de gemeente het einde van haar pelgrimstocht op aarde nadert, gaat zij door een bijzondere en beslissende ziftingstijd; een tijd waarin sommigen uitgezift zullen worden. In iedere generatie van de gemeente zijn er leden geweest die ontrouw bleken te zijn. Sprekende voorbeelden bij het joodse volk waren Korach, Datan en Abiram; in de christelijke gemeente Annanias en Saffira; Demas en anderen vielen af en vanaf haar begin heeft de gemeente der overigen onder de invloed van dergelijke mensen te lijden gehad. Wanneer de gemeente het einde nadert zal deze zifting zich meer en meer doen gelden. De profeet Amos zegt daarover:

“Want zie, Ik geef bevel en Ik schud het huis van Israël onder al de volken, gelijk men met een zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen.” Amos 9:9.

In de profetie van Ezechiël 9 zien wij een soortegelijke schudding. Een ieder die niet weent over de gruwelen komt om door het zwaard. In de geest der profetie zien wij hetzelfde (EG 49,50; 324-328).

De oude Grote Verzoendag was de tijd dat allen, die onverschillig of zorgeloos waren onder Israël, werden afgesneden van Gods volk; uitgezift uit het oude Israël.
We leven nu in de echte Grote Verzoendag, waarin het onderzoekend oordeel over het huis Gods op het punt staat om afgesloten te worden. Het is een tijd waarin ieder waar kind van God zijn ziel behoort te verootmoedigen met de bedoeling verborgen zonden in zijn leven te ontdekken. Het gevaar voor de gemeente der overigen wordt met deze woorden uitgedrukt: «De mammon is de afgod van velen. De liefde voor geld en de wens naar rijkdom,... reputatie en wereldse eer,... een leven van zelfzuchtig gemak en vrijheid van verantwoordelijkheid is de afgod van anderen.» GC 48,49; GS 44,45.

Jezus zegt: “De zorgen van deze wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerte naar al het andere komen erbij en het woord verstikt.” Marc.4:19. Laten we erop toezien dat deze dingen onze tijd en gedachten niet in beslag nemen zodat er weinig tijd overblijft voor een ijverige bestudering van het woord en het zelfs verstikt wordt. Van deze toestand onder zijn volk zegt God door zijn profeet: “al de zondaren van mijn volk” “zullen door het zwaard sterven.” Amos 9:10. Het oordeel der levenden in het hemels heiligdom zal op de aarde parallel lopen met een machtige schudding onder Gods volk (EG 324-328; 1 Schatk. 537-541; TM 234-235; GO 151-153).

In dit ziftingsproces zal het kaf als een wolk door de wind worden weggevoerd, zelfs op plaatsen waar we alleen rijke oogsten van graan zien, maar het kleinste korreltje zal niet op aarde vallen (Amos 9:9). In dit kaf zal menige ster zijn die we om zijn schittering bewonderd hebben, die dan in de duisternis zal uitgaan, omdat ze deden alsof ze zich sierden met de ornamenten van het heiligdom,... maar zij waren niet bekleed met de gerechtigheid van Christus (5T 81: GD 31-35). In het oordeel zullen dezen zeggen: “Here, Here,... hebben we niet,... in Uw naam vele krachten gedaan?... Het antwoord zal dan zijn: Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij...” Matt.7:22,23. Wat zal dat een droef gezicht zijn!

De bestudering van het heiligdom, een behoudende kracht

Zoals reeds is opgemerkt heeft God herhaaldelijk bij de gemeente der overigen aangedrongen op de noodzaak van een grondige studie van het heiligdom. Waarom? Is het niet omdat het heiligdom de grondslag van het verlossingsplan voorstelt, dat de kerk op het smalle pad houdt en waardoor ze gestadig voorwaarts kan gaan? Het houdt bedriegelijke en verderfelijke dwalingen buiten de deur. Wanneer de waarheid van het heiligdom uit het oog wordt verloren raakt de gemeente van haar ankerplaats los en raakt op drift. Toen het joodse volk haar werk voor God begon, was het heiligdom de plaats die haar kracht gaf. Toen de christelijke gemeente werd georganiseerd, werkten Paulus en de anderen voor zowel joden als heidenen en zij trokken overtuigende en bekerende kracht uit het heiligdom als het zinnebeeldig werk van Christus voor hun verlossing. (Hebreeënbrief; 1 Cor.5:6-8; Ef.2:10-22; Joh.1:29 enz.) Toen deze generaties van de gemeente de geestelijke betekenis van het heiligdom uit het oog verloren, verloren zij hun kracht en de volgende generatie, de gemeente der overigen werd geroepen om de verloren waarheid op te nemen en het werk te voltooien.

Een opleving van de bestudering van het heiligdom is nu vereist

Juist aan het begin van de gemeente der overigen wierp een studie van het heiligdom een stroom van licht op de oordeelsboodschap die op dat moment aan de wereld moest worden gebracht en gaf kracht aan de prediking van deze actuele waarheid. Gedurende de jaren die daarna volgden is een voortgezette studie van het heiligdom min of meer verwaarloosd. Maar voor het einde moet het heiligdom in haar rechte staat hersteld worden (Dan.8:14).
De toegemeten tijd voor dit herstel loopt ten einde en van die tijd zegt de profeet: “Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds.” Amos 9:11.
Naar deze profetie werd door Jacobus verwezen in zijn toespraak voor de vergadering te Jeruzalem, zeggende: “Opdat het overige deel der mensen de Here zoeke.” Hand.15:17.
Is dit niet een uitdaging tot de gemeente der overigen die uitziet naar de spoedige komst van Hem die door het heiligdom wordt verzinnebeeld? Is dit niet een aanwijzing, dat er voor het einde een opwekking zal komen in de bestudering van het heiligdom onder het volk van God?
In 2 Schatkamer 231-232 wordt dit de sleutel genoemd tot de afsluiting van het werk. De vervulling van deze profetie zal niet lang meer op zich laten wachten, hierover kan geen twijfel bestaan, omdat de tijd is aangebroken dat het verlossingswerk voleindigd zal worden. Kennis van het heiligdom is noodzakelijk om ons een breder inzicht te geven op het werk van onze Hogepriester en een duidelijk begrip van de waarde van de eeuwige werkelijkheden. In het licht van het heiligdom begrijpen we het verlossingplan “het herstel van het beeld Gods in de menselijke ziel” tot in de details en omdat het de sleutel is die de hele schatkamer van Gods woord zal ontsluiten (K 121). Door haar studie wordt de Schrift betekenisvol en krijgt nieuwe schoonheid, totdat de hele Bijbel een nieuw boeiend boek wordt. Dan zal het verlangen naar rijkdom, reputatie, eer, zelfzuchtig gemak en andere lusten hun greep geleidelijk op ons verliezen en we zullen de nodige tijd vinden zodat het woord niet langer wordt verstikt. Dan zullen eerder deze wereldse lusten dan wijzelf worden uitgezift,... en het kaf zal van het koren worden gescheiden. Zo’n studie van het heiligdom zal ons niet alleen opwekken en christelijke ervaring tot stand brengen, maar het zal ook ons geloof versterken in het afsluitingswerk van het evangelie. Hoe zal deze opwekking van de bestudering van het heiligdom de vooruitgang van Gods werk op aarde beïnvloeden? “Dat zij beërven de rest... van al de volken over wie Mijn naam is uitgeroepen.” Amos 9:12.
In deze laatste oogst van zielen zal de ploeger “zich aansluiten bij de maaier en de druivertreder bij hem die het zaad strooit,” vers 13, dat betekent: Zij die nog maar net het werk des heren in de wijngaard zijn begonnen zullen zich aansluiten bij hen die zwoegden in de hitte van de dag en door hun gezamelijke inspanning zal de oogst snel binnengehaald worden. «Het laatste werk zal snel gebeuren.» 9T 11.

Welk loon is beloofd aan deze trouwe werkers? “Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: Verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht ervan eten. Dan zal Ik hen planten in hun grond en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de Here, Uw God.” Amos 9:14,15.

Weest ook gij bereid

Wij leven nu, niet meer in het stadium van de hebreeuwse gemeente, noch in de Babylonische toestand van de christelijke gemeente; wij leven in het oordeelsuur van de gemeente der overigen!
Onze ervaring moet dieper gaan als de enkels, ook dieper rijken dan de knieeën, van een heupdiepe ervaring moet men kunnen spreken over dit laatste uur van de genadetijd (Ezech.47). God is ijverig bezig voor de gemeente der overigen. Hij wil niet dat iemand verloren gaat, maar we moeten wel in gedachten houden dat dit het laatste stadium is van de gemeente die leeft op deze aarde,... een gemeente die Hij nu voorbereid voor de opname in de hemel die bij zijn spoedige komst, een verheerlijkte gemeente zal zijn, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks,... heilig en onbesmet (Ef.5:27). Terwijl Hij nu het heiligdom in de hemel reinigt, moet Zijn gemeente op aarde gereinigd worden van alle kwaad. We naderen het middernachtelijk uur, het uur dat de Bruidegom komt, het uur dat de oproep weerklinken zal: “Weest gereed” en niet, “Maakt u gereed.” “Weest” ook gij gereed; want op een uur dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen (Matt.24:44). Zijn wij gereed voor de Bruidegon? Zijn wij gereed ons te voegen bij de gemeente der eerstgeborenen, de gemeente van de eeuwige tempel in het hemels Jeruzalem, met haar ontelbare legioenen engelen? (Hebr.12:22,23).

Zult gij gereed zijn als de Bruidegom komt?
Is uw lamp bereid voor Hem?
‘Zult’, klinkt haast de jubelstem,
gij ook gereed zijn als de Bruidegom komt?
(“HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)