28 Het Oordeel en de Sabbat

De Sabbat vanaf het begin

Vanaf de schepping der wereld en gedurende de vierduizend jaar van de Oud Testamentische tijd werd de zevende dag van de week erkend door alle aanbidders van de ware God, de Schepper, als zijn heilige dag. Christus hield volgens Zijn gewoonte de Sabbat (Luc.4:16; 23:56). Gedurende de eeuwen die volgden kwam er de afval en de “mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs” begon zijn bedriegelijk werk (2 Thess.2:3,4).
Gedurende de donkere periode van zijn opperheerschappij vanaf 538-1517 (in de geschiedenis bekend als de donkere middeleeuwen) werd met vele andere bedriegelijke dwalingen de viering van de zondag door deze anti-christelijke macht bij het christendom ingevoerd en omdat de Bijbel niet werd toevertrouwd in de handen van het gewone volk, werden velen op een dwaalspoor gebracht. Na de middeleeuwen gedurende de grote Reformatie van de zestiende eeuw kwam de boekdrukkunst op en de Bijbel (die tot op die tijd slechts met de hand was geschreven) werd gedrukt en kwam uiteindelijk beschikbaar voor het gewone volk in hun eigen taal. Maar ondanks deze geweldige vooruitgang bleven vele van de door de anti-christ ingevoerde dwalingen voortleven in de harten van het volk.
In 1844, toen het oordeel in het hemels heiligdom begon, werden zij die door het geloof met Christus het heilige der heiligen binnengingen (binnen het tweede voorhangsel) door God geleid bij de bestudering van het heiligdom. Gods boodschap op die tijd was “sta op, en meet de tempel God’s.” Openb.11:1. IJverig beantwoordden zij dit door een speciale bestudering van de tempel of het heiligdom. Als resultaat werd de tempel Gods in de hemel geopend en werd in de tempel de ark van Zijn verbond gezien (Openb.11:9). In de ark was de wet van God, de tien geboden, gegraveerd in de tafelen van steen. Toen werd de Sabbat herontdekt. Met het verstrijken van de tijd heeft verdere studie meer licht laten schijnen op het heiligdom en de wet van God, speciaal met betrekking tot het Sabbatsgebod, dat vanaf het begin van de zonde het speciale doelwit van satans aanvallen was. We gaan nu enige van deze waarheden beschouwen.

De Sabbat en de naam van God

«De Sabbat werd apart gezet om te worden bewaard tot eer van God’s heilige naam.» EG 26. In bijbelse tijden drukte een naam een karakter uit. Lucifer, wiens naam lichtdrager betekent, werd zo genoemd, omdat hij woonde in het heerlijke licht van de troon van God. Toen hij zondigde werd zijn naam veranderd in satan, de tegenstander, de verwoester (1 Petr.5:8,8; Openb.12:9).

Toen Jacob de bedrieger, de hielenlichter berouw kreeg en gedurende de hele nacht bad voor zijn broer die hem haatte, werd zijn naam in Israël veranderd, één die God overmocht had (Gen.32:28). Na Abrams beproeving van geloof en overwinning werd zijn naam in Abraham veranderd, de vader der gelovigen, een vader van vele volkeren, Sarai’s naam werd Sara: prinses en moeder van vele volken (Gen.17:3-5; 17:15,16). “Jezus” betekent “Heiland”, Hij werd zo genoemd omdat Hij Zijn volk zou redden van hun zonden (Matt.1:21). Zo is ook de naam Jhwh een uitdrukking van Zijn karakter en macht. Dit is de reden waarom satan vanaf het begin het vierde gebod heeft aangevallen, het enige van de tien die de naam van God als Schepper aanduidt. Zodoende heeft hij Gods karakter aangevallen en verloochent hij Gods recht om over de aarde te heersen. Vanaf de tijd van zijn val in de hemel is het zijn levens-ambitie geweest de naam of het karakter van God te bezoedelen door zijn pogen het Sabbats-gebod te verwijderen uit het hart van Gods wet. En dit zal voortdurend het doel van zijn aanvallen zijn, totdat hij uiteindelijk in de poel van vuur wordt geworpen met hen die zijn vertegenwoordigers zijn geweest in zijn schandelijk werk (Openb.20:10).

De Sabbat en Gods zegel

Een zegel verleent gezag en waarde aan een document. Het bevat de naam van de regerende macht en het gebied waarover hij regeert. Midden in het hart van de wet van God, in het Sabbatsgebod, wordt de naam van God omsloten, als uitdrukking van Zijn gezag en ter aanduiding het gebied waarover Hij regeert,... Zijn naam; “de Here uw God, de Schepper,” Zijn koninkrijk: “hemel en aarde, de zee en al wat daar in is.” Ex.20:10,11. Dit is Gods zegel waarmee Hij Zijn wet onder Zijn discipelen verzegelt (Jes.8:16).

God gedenkt Zijn scheppingswerk op de zevende dag. “Dit is de Sabbat (de rustdag), van de Here uw God. Daarom (door de handeling dat Hij zelf rustte op die dag), zegende Hij de Sabbatdag (een speciale zegen), en heiligde die (maakte het tot een heilige dag).” Ex.20:9-11. Toen heiligde Hij die dag (Gen.2:3); dat is Hij zette deze apart van alle andere dagen om voor heilige doeleinden te worden gebruikt. Geen andere dag ontving deze eer, God maakte haar heilig en bijzonder.

Hij maakte deze rustdag niet alleen voor de Joden noch voor een speciale groep mensen, maar voor de mens, de gehele mensheid (Marc.2:27). Toen zei Hij tot de mens: “Gedenk de Sabbatdag, dat gij dien heiligt.” Ex.20:8. Ieder voorschrift van Gods heilige wet is een goddelijke eis waar geen vervanging voor is, want de Heilige Geest zegt door Jacobus: “Wie op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden,... hij is een overtreder van de wet,... de wet waardoor een ieder zal geoordeeld worden.” Jac.2:8-12. Het Sabbatsgebod als het zegel van God, maakt de wet van God “een altoos durend verbond, tussen God en de mens.” Ex.31:16,17.

Zij heeft het gezag van de Schepper van hemel en aarde. Zoals een zegel een document bekrachtigt, bekrachtigt het zegel van de Schepper Zijn wet. Zonder dit zou niets van deze wet enig goddelijk gezag hebben. Zonder het vierde gebod zonder Gods zegel zou de wet zijn geldigheid verliezen. De Heilige Geest is de persoon die het zegel van God op de harten drukt (Ef.4:30). Zonder dit zou de Sabbat zijn heiligheid verliezen en louter een dag van lichamelijke rust en ontspanning worden, maar geen heilige dag. Als we de Sabbat heilig houden, dan zal de Heilige Geest het zegel van God op ons drukken en we zullen de Geest tot onderpand in ons hart hebben (2 Cor.1:22). De Heilige Geest is het onderpand, of de verzekering, waardoor we onze erfenis verkrijgen. Niemand kan de Sabbat “heilig” houden, zonder de Heilige Geest in zijn hart.

Het teken van de vijand

“Uw tegenstanders... hebben er hun tekenen tot tekenen gesteld.” Psalm 74:4. Satan, de aartsvijand in de strijd tussen goed en kwaad, heeft zijn teken gesteld. Hij wil graag Gods zegel vernietigen en zo zijn wet krachteloos maken. Hij wil graag “zijn” naam in de wet hebben die de wereld regeert, om zijn macht om te regeren aan te duiden. Door de antichrist, de mens der zonde, de zoon des verderfs, heeft hij Gods heilige dag onder zijn voet vertrapt. Hij heeft gemeend Gods wet te veranderen (Dan.7:25) door de eerste dag van de week de plaats te laten innemen van de zevende dag die bij de schepping als de Sabbat van de Here God is ingesteld. De profeet zegt: “De gehele aarde ging het beest met verbazing achterna en zij aanbaden de draak,” (de satan, Openb.20:2), omdat hij aan het beest macht gegeven had (Openb.13:3,4). Niettemin blijft Gods heilige wet als een gedenkteken van Zijn scheppende macht staan. Laten we ons in acht nemen, opdat we niet Gods banier onder de voet vertrappen en ons scharen onder de kleuren van die grote tegenstander, de duivel!!!

De Sabbat “een teken” van heiligmaking

Bij de schepping heiligde God de zevende dag (Gen.2:1-3). Toen, zegt Goodspeed (een bekende Bijbelvertaler) werd de Sabbat die het hart en kracht van Gods wet is “in het gebouw van het universum ingeweven.” Op de Sinaï verkondigde God in verbazingwekkende grandeur de Sabbat als teken…... een teken van heiligmaking: “Maar mijn Sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, opdat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heiligt.” Ex.31:12-17.
Op welke wijze is dan de Sabbat, een teken, een richtingwijzer die naar heiligmaking wijst? We hebben reeds geleerd dat heiligmaking het resultaat is van drie onderscheiden ervaringen, verkregen in het heilige: studie van en gehoorzaamheid aan het Woord van God, het gebed en de dienst voor God. Ieder die deze overgang van ongehoorzaamheid aan Gods wet hetzij onwetend of bewust naar het onderhouden van de Sabbat van de Here heeft ervaren weet heel goed, dat het begint met een ijverige studie van de Schriften, dikwijls tot diep in de nacht, om de waarheid vollediger te leren kennen. Zijn gebeden werden duidelijker omschreven en vuriger, en wanneer hij eenmaal de waarheid in zijn hart heeft aanvaard, is zijn eerste gedachte om God te dienen in het helpen van iemand anders, een buur of een vriend, om die te doen begrijpen wat voor hem zo kostbaar is. Iemand die deze ervaring heeft gemist, heeft één van de grootste zegeningen gemist die in zijn leven kunnen komen. En als hij een leven heeft van groeiende ervaring in heiligmaking, zal hij voortgaan Gods Woord ijverig te bestuderen en vuriger te bidden, om zijn licht met meer geloof te doen schijnen. Een ware Sabbatvierder zal een doorwrocht Bijbelstudent zijn, een persoon van krachtig gebed en een onvermoeibaar werker voor God, iemand die een werkelijke last draagt voor zielen die Gods waarheid niet kennen. Zo wordt de Sabbat een teken, een werkelijke handwijzer, die naar heiligmaking wijst, het einde van de aardse christelijke ervaring, zoals verzinnebeeld in het heilige van het hemels heiligdom.

Gods wet een wet van liefde

“En één van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: Meester wat is het grote gebod in de wet? Jezus antwoordde hem zeggende: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en het eerste gebod, het tweede, daaraan gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als u zelf. Aan deze twee geboden hangt de gehele wet en de profeten.” Matt.22:35-40,46. Daarop was deze wetgeleerde stil en durfde Hem niets meer te vragen.

God is liefde en Zijn wet is belichaamd in één woord “liefde.” Het eerste en het grote gebod van deze wet (alles overtreffende liefde tot God) wordt uitgedrukt in de eerste vier geboden van de eerste tafel van de wet en het tweede (een evengrote liefde voor de naaste) wordt uitgedrukt in de laatste zes geboden op de tweede tafel. Ten gevolge van de zonde werd het geheel in tien regels omschreven «om de gevallen mens tegemoet te komen... want als gevolg van de zonde was de geest van de mens door overtreding verblind.» ST 15 april 1875.

“Om de overtreding te doen blijken, is zij er bijgevoegd.” Gal.3:19. Hoe werd Gods wet bewaard en onderwezen? De mensen uit de oude wereld (voor de zondvloed) hadden geen boeken en geen geschreven verslagen, maar behalve hun grote lichamelijke en verstandelijke krachten, bezaten zij een sterk geheugen, in staat om op te nemen en te onthouden wat hun werd meegedeeld en op hun beurt gaven zij dit weer door aan hun nageslacht (PP 83E; PP 56N).

Op deze wijze leerde Adam gedurende negen generaties zijn nakomelingen de wet van God. Door Noach en zijn gezin werd de wet geëerbiedigd en Noach onderwees zijn nageslacht de tien geboden. Daarom kwam de Here na hun uittocht uit Egypte neer op de Sinaï, gehuld in heerlijkheid en omringd door engelen, en onder ontzagwekkende majesteit sprak Hij Zijn wet ten aanhore van heel het volk. Toen vertrouwde Hij Zijn geboden niet toe aan het geheugen van een volk dat zo lichtvaardig Zijn eisen vergat, maar Hij schreef ze neer op stenen tafelen (PP 363,364E; PP 327,328N). Toen werd de wet in de ark gelegd, het fundament van het verzoendeksel, een symbool van de troon van God. Later werd deze wet van liefde meer bekend gemaakt door zijn omgang met mensen zoals weergegeven in de volledige Bijbel.

Zijn wet is eeuwig en universeel

Voordat de wereld werd geschapen was Gods wet der liefde niet in steen geschreven, maar in de harten van ongevallen wezens. Voordat de zonde haar intrede deed hadden deze ongevallen wezens geen gevoel van beperkingen der wet, want Gods wet is een wet van vrijheid (Jac.2:12). Zij die de wet gehoorzamen zijn onbewust van haar bestaan, “tegen zodanige mensen is de wet niet” verklaart Paulus (Gal.5:23).
Slechts wanneer iemand ongehoorzaam is aan de wet, realiseert hij zich haar bestaan en haar gezag. Evenzo, «toen satan tegen de wet van God in opstand kwam was voor de engelen de gedachte dat er een wet was bijna als een ontwaken uit iets dat ongedacht was.» MB 161.
Toen zij ontdekten dat zonde overtreding van de wet was (1 Joh.3:4) en de dood betekende, begonnen zij zich te realiseren hoe verschrikkelijk de overtreding en hoe onveranderlijk Gods wet is. De twee grote geboden van de liefde waaraan de hele wet en de profeten hangt, zullen blijven bestaan als de grondwet van Gods hele universum in de eeuwigheid die komt. Dit is de wet waarvan David zei: “Ik heb lust om Uw wil te doen, mijn God, Uw wet is in mijn binnenste.” Psalm 40:9.
En van de verlosten zegt God: “Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven.” Jer.31:33. Paulus zegt dat we nu ook brieven van Christus moeten zijn, “niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen maar op de tafel van vlees in het hart.“ 2 Cor.3:3. Is het vanuit dit gezichtspunt niet duidelijk, dat zoals het in de eeuwigheid van het verleden was, het in de eeuwigheid die komt ook zal zijn?

Gods wet is volmaakt

Van Gods wet zegt Paulus dat zij heilig, rechtvaardig en goed is
(Rom.7:12). Het is een afschrift van Gods karakter. David verklaarde:

“De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel;
de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige.
De bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen
het hart, het gebod des Heren is louter, het verlicht
de ogen. De vreze des Heren is rein, voor immer bestendig, de verordeningen des Heren zijn waarheid, altegader rechtvaardig. Kostelijker zijn ze dan goud,
ja dan veel fijn goud. En zoeter dan honing, ja, dan honingzeem uit de raat. Ook laat Uw knecht zich daardoor ernstig vermanen; in het houden ervan ligt rijke beloning.”
Psalm 19:8-11.

Dit geïnspireerde commentaar op de wet van de levende God
oneindig in liefde, moet voor altijd de onveranderlijkheid ervan
vestigen in de geest van de sterfelijke mens.

Gods wet is onveranderlijk

Wat God ook doet, het is volmaakt en daarom voor eeuwig (Pred.3:14). Iets veranderen dat al volmaakt is, zou het alleen maar onvolmaakt maken. Een bekwaam schrijver heeft met overtuiging aangetoond dat de wet van God onveranderlijk is. Hij zegt: «Beschouw de heerlijkheid en de majesteit die gepaard gingen met de proclamatie van de wet op de vlammende bergtop! Een grote stoet engelen was aanwezig. Miljoenen mensen stonden er aandachtig bij. Bliksems flitsten, de aarde beefde, en temidden van dit vertoon van oneindige macht, verkondigde de goddelijke wetgever de voorschriften die de gehele plicht van de mens omvatten (Pred.12:13). Als de wet veranderlijk zou zijn, zou dan een getrouw en alwijs God haar op een minder indrukwekkende en opzienbarende manier veranderen of afschaffen dan toen zij werd verkondigd van de berg Sinaï? Zou het dan gedaan worden op een zo geheimzinnige en onopvallende wijze, dat de kerk in onwetenheid en onzekerheid zou worden gelaten? Als het Christus’ bedoeling was geweest om de Sabbat te vervangen door de zondag, zou Hij het dan zo onaangekondigd doen, dat zelfs de uitverkoren apostelen het pas vele jaren later zouden horen? Duizend maal nee!» R.R. Cottrell in Our Times, dec.1947.

Een ander bekend schrijver zegt het op deze manier: «Denkt u, dat er een wezen is dat de wet kan veranderen? Pas als hij door de engelenwacht in de binnenste tempel kan breken, God onttroont, het verzoendeksel, de zetel van vergeving en verlossing voor de wereld, uit zijn positie zou wringen en met zijn vinger het schrift van de onvernietigbare tafelen zou verminken.» Uriah Smith, LJ 321. «Daar Gods wet een openbaring is van Zijn wil en de uitdrukking van Zijn karakter, moet zij eeuwig blijven bestaan als een trouwe getuige in de hemel» GC 434; GS 405.

Sabbathervorming onder de Sabbatvierders - Jes.58.

De vijand heeft een bres gemaakt in de wet van God. Daar hij weet dat zijn tijd kort is, richt hij zijn aanvallen op het Sabbatgebod, het gebod dat “het fundament was van vorige geslachten”. Jes.58:12. Deze profetie van Jesaja vertelt ons ook, dat vóór dat Jezus’ komst, er een hervorming inzake Sabbatviering zal komen. Deze oproep geldt niet alleen voor hen die dit niet begrijpen en daarom de Sabbat van de Here verontachtzamen. Het is gericht tot “mijn volk” “het huis van Jacob,” “zij die Mij dagelijks zoeken en behagen scheppen in het kennen Mijner wegen, zij die behagen scheppen om tot God te naderen.” Tot deze die uitzien naar Zijn spoedige komst, zendt Hij een kreet van alarm, zeggende: “Roep luidkeels, houd niet in... maak Mijn volk hun overtredingen bekend.” Jes.58:1,2.
Wat is hun overtreding? Zij, Mijn volk, hebben de Sabbat onder de voet vertrapt. Naar wie verwijst dit? Laten we dat controleren met de maatstaf van God voor het Sabbatvieren en bezien onder wiens banier we in werkelijkheid staan.

Ten eerste

“Indien gij niet over de Sabbat heen loopt, door uw zaken te doen op mijn heilige dag.” Jes.58:13. Zien we uit naar de Sabbat als een dag vrij van de gewone wekelijkse zorgen, of naar een gezellig samenzijn,... met onze vrienden, naar een pleziertocht of een wandeling, naar een dagje uitgaan of toegeven aan andere persoonlijke genoegens die verdrongen zijn door de vele plichten van de week? Kunnen we zo’n dag “de heilige dag des Heren van gewicht noemen?”

Ten tweede

Indien gij niet over de Sabbat heenloopt en geen ijdele taal uitslaat (vers 13). Op dit punt staan we voor de grootste beproeving. Hoe kunnen we ons op deze beproeving voorbereiden. Gaan onze gesprekken op Sabbat over de hemel, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten? (Phil.3:20). Gaan we naar de kerk om ideeën uit te wisselen over onze wekelijkse Bijbelstudie of om een speciale zegen te ontvangen van de dienst van die dag? Spreken we over de vooruitgang van Gods werk op de aarde? Overzien we de bewijzen van Zijn spoedige komst in de lopende gebeurtenissen die een vervulling zijn van de profetie? Of gaat ons gesprek over gewone alledaagse dingen? Het is gemakkelijk voorbij te gaan aan sommige genoegens op de Sabbat, maar onze tong in bedwang houden is een zwaardere beproeving van onze Sabbatviering.
“IJdele taal uitslaan,” de tong is een moeilijk te regeren lid. Wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man (Jac.3:2-8). Hoe kan dan een ware Sabbatvierder Gods heilige naam eren op de Sabbat? In dezelfde profetie vertelt God hoe. Hij zegt: “Maak de boeien der goddeloosheid los, deel uw brood met de hongerigen, wanneer gij een naakte ziet, kleedt hem.” Jes. 58:6,7. “Dan zult gij roepen, en de Here zal antwoorden en de Here zal u voortdurend leiden... Dan zult gij worden genoemd: Hersteller van bressen en herbouwer van straten.” Jes.58:9,11,12.

De Sabbat en het oordeel

We hebben gezien, dat een Sabbatopwekking en ware Sabbathervorming in dit oordeelsuur een zaak van de profetie is. Na deze hervorming zal de Here u doen rijden over de hoogten der aarde en doen genieten van het erfdeel van uw vader Jakob (Jes.58:13,14). Onder de Sabbatvierende christenen die uitzien naar de tweede komst van Christus zijn twee groepen van mensen: “De kerk en de wereld.” De ene groep heeft een “diepe belangstelling” in geestelijke dingen, de andere is “onverschillig” en zorgeloos (EG 55). Zij zeggen: “Mijn Heer vertoeft te komen” of “ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt.” Openb.3:17.

Tot welke groep behoren wij?

Spoedig begint het onderzoekend oordeel over de levenden: Het is het uur waarop Jesaja’s profetie “Verzegel de wet onder Mijn leerlingen,” Jes.8:16, in vervulling gaat. Het is de tijd waarin de 144.000 die bij de komst van Jezus op de aarde zullen zijn, verzegeld zullen worden en de naam van het Lam en de naam van de Vader (zijn teken of karakter) op hun voorhoofden (in hun geest) zullen ontvangen (Openb.14:1). Zij weerkaatsen Zijn rechtvaardig karakter op hun aangezichten. Een belijdenis met de mond is onvoldoende. De Sabbat van de Heer is een speciale toets,... een toets van trouw aan God, zelfs voor hen die belijden Sabbatvierders te zijn. Kunnen we deze toets aan?
Of bedroeven we de Heilige Geest van God, waarmee we zijn verzegeld tegen de dag der verlossing? (Ef.4:30). Het Israël van ouds faalde, maar nu in dit laatste oordeelsuur heeft de Heer opnieuw zijn hand uitgestrekt om ten tweede male “het overblijfsel” van Zijn volk bijeen te vergaderen (Jes.11:11,12 SV en KJV). Als de luide roep van de derde engel gehoord wordt, om de Sabbat duidelijker en vollediger te verkondigen, dan zal de profetie vervuld worden dat Hij een banier zal opheffen voor het volk in de verte, hen roepende voor de strijd: de beslissende strijd tussen waarheid en dwaling, tussen Christus en satan en het zal “haastig komen”. Jes.5:26. En zij zullen de tempel des Heren bouwen (Zach.6:15). Is dit niet de tijd voor ieder waarachtig kind van God om door het geloof binnen het tweede voorhangsel te worden vergaderd en zijn plaats in te nemen onder de banier van Christus? Degenen die dit doen, ontvangen de beloofde zegen: “Zalig zijn zij die zijn geboden doen, opdat hunne macht zij aan de boom des levens en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.” Openb.22:14 SV.
(“HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)