22 De Kandelaar van gedreven goud

De derde stap in heiligmaking

Met de gouden kandelaar wordt de derde belangrijke stap verzinnebeeld in de heiligmaking en wordt de kroon op de beide andere gezet. Als we niet verder komen dan het gebed en de studie van Gods Woord, zullen wij de maat van de wasdom der volheid van Christus niet bereiken (Ef.4:13). Het is niet genoeg dat wij wedergeboren worden uit het onvergankelijke Woord van God (1 Petr.1:23) of dat we als “nieuw geboren kinderen verlangen naar de redelijke onvervalste melk van het Woord, opdat we daardoor mogen groeien.” 1 Petr.2:2. Door zo’n geweldig begin zijn we echter geen kinderen meer, op en neer en heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer (Ef.4:14).
Het is niet genoeg dat onze gebeden ‘s morgens en ‘s avonds opstijgen met het reukwerk op het altaar We moeten “volmaakt en verzekerd zijn bij alles wat God wil.” Col.4:12.

“Wij moeten ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toegroeien.” Ef.4:15. Dat is de kandelaarervaring. Hoe kunnen wij ons aan de waarheid houden en in liefde naar Hem toegroeien? Wij hebben de waarheid aanvaard. En God wil de waarheid in het verborgene, in het binnenste van ons hart (Psalm 51:8). De waarheid in het hart aanvaard met de wil, komt tot uitdrukking in het leven. Dan staat het licht op de kandelaar en niet onder de korenmaat (Matt.5:14-15) en schijnt het in goede werken voor iedereen. Dit “lichtdragen” is de kroon op de heiligmaking, op het gebed en de studie van de Bijbel.

De delen van de kandelaar

Ex.25:31-40. De kandelaar had een schacht, met aan beide zijden drie takken of armen. Deze zes takken zagen er hetzelfde uit: ieder had drie bloemkelken, drie knoppen en drie amandelbloesems. De bloemkelken leken op lelies. De middelste schacht had vier bloemkelken, vier knoppen en vier amandelbloesems. Dat was dus in totaal 22 bloemkelken, 22 knoppen en 22 amandelbloesems: dat zijn 66 versieringen. Onder elk van de drie paar takken was een knop, dus drie versieringen meer. Met inbegrip van de versiering aan de voet waren er dus zeventig versieringen. Wat een gedetailleerde beschrijving! “Zie, dat gij het maakt naar het voorbeeld, dat Ik u op de berg toonde.” Ex.25:40.

Waarom wordt er zo’n nadruk gelegd op al de details met die vermanende woorden? Zonder twijfel omdat, zoals we reeds opgemerkt hadden, enig afwijken van Gods plan de betekenis ervan zou vernietigen of bederven en dan zou het ongeschikt zijn om een belangrijke geestelijke waarheid betreffende het verlossingsplan te leren.

De betekenis van de zeven armen

In zijn geheel verzinnebeeldde de kandelaar Christus “het Licht der wereld.” Joh.8:12. Een bijzondere betekenis heeft de middelste schacht, die met zijn veelbetekend getal “vier” Christus symboliseert. Hij is de Zoon des mensen, Die wandelde temidden van de zeven kandelaren (Openb.1:12,13). Deze kandelaren zijn een voorstelling van de zeven gemeenten: de gehele kerk van God (Openb.1:20). Zoals zeven niet alleen volledigheid, maar ook volmaaktheid symboliseert, zo moet de kerk van God volmaakt zijn, heilig en zonder smet (Ef.5:27). Jezus zei tot Zijn discipelen: “Gij zijt het licht van de wereld. Een stad die op een berg ligt kan niet verborgen blijven.” Matt.5:14.

Amandel versieringen

In het borstschild worden Gods kinderen verzinnebeeld als Zijn juwelen; in de kandelaar als Zijn versieringen. Waarom leken deze ornamenten op amandelen? Het hebreeuwse woord voor “amandel” betekent “zich haasten”, want de amandelboombloesem bloeit heel vroeg in het seizoen, “hij haast zich” om te bloeien. Het werd door de Joden als een welkome aanwijzing gezien dat de lente was gekomen: een treffende gelijkenis met de opstanding. Zo zijn de versieringen met amandelbloesems een aanduiding van Christus Die “de opstanding en het leven is” (Joh.11:25) en ook van het nieuwe leven dat komen zal voor allen die van Hem getuigen. Overal op de kandelaar was dit symbool van de opstanding van Christus te zien, die wij als christenen met spoed aan de wereld moeten verkondigen. De zaak van de koning vereist spoed (1 Sam.21:8; KJV Jer.1:11,12) geeft dezelfde gedachte weer: “Het Woord van de Here kwam tot mij, zeggende: “Jeremia wat ziet gij?” En ik zeide: “Ik zie een tak van een amandelboom”. Toen zeide de Here tot mij: “Gij hebt het goed gezien, want Ik zal Mijn woord verhaasten om dat te doen.” Het woord “amandel” betekent ook “waakzaam”. Dit illustreert prachtig het werk van Christus voor ons: “De Bewaarder van Israël sluimert noch slaapt.” Psalm 121:4.

De zeven ogen van het Lam gaan “over de gehele aarde.” Openb.5:6. Waarom doorzoekt Jezus de aarde? “De ogen des Heren gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen wier hart volkomen naar Hem uitgaat.” 2 Kron.16:9. Het Lam had niet alleen zeven ogen maar ook zeven hoornen. De gedachte van ijver zit ook in het grondwoord van de amandel, nl. “ijverig zijn”, scherp waarnemen als een luipaard; doel gericht zijn, ijverig en waakzaam zijn (Jer.5:6). De zeven lampen voor de troon zien eruit als vurige fakkels (Openb.4:5): net als Zijn kerk, die door het vuur van de Heilige Geest met ijver wordt vervuld.

Zeventig versieringen

Waarom waren er zeventig versieringen? Wat verzinnebeelden zij? De Here gaf Zijn opdracht niet alleen aan de twaalven om de wereld in te gaan om het evangelie te prediken, maar Hij wees er ook zeventig aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waar Hij zelf komen zou.
Wat was het resultaat van hun pogingen? Zij keerden met blijdschap weder, zeggende: “Here, zelfs de duivelen waren aan ons onderworpen door Uw naam.” Luc.10:1,17. Zij waren verbonden met de Bron van Kracht, het ware Licht der wereld en succes begeleidde hen. Evenals de apostelen «ontvingen zij bovennatuurlijke gaven als een zegel van hun opdracht.» MH 94.

Anderen hebben gezegd, dat deze zeventig versieringen de toegewijde gemeenteleden verzinnebeelden, wier harten van ijver branden om de toorts van de waarheid omhoog te houden, opdat iemands voet geleid mag worden te wandelen in ‘HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD’. En waarom niet? Verzinnebeeld de kandelaar niet de gehele kerk in getrouwe dienst? De eerste zeventig oudsten werden aangewezen toen het verbond met God op de Sinaï werd gesloten (Ex.24:1,9). Zij waren de hoofdvertegenwoordigers van de stammen; zij blonken uit in onkreukbaarheid en oprechtheid. Later werden zij de speciale assistenten van Mozes in zijn zware en moeilijke werk. Toen zij werden aangewezen daalde de Here af in een wolk en nam een deel van de Geest die op Mozes was en gaf haar aan de zeventig (Num.11:14,16,17,25). Hun gezag strekte zich uit tot alle zaken betreffende het openbare welzijn. Zij waren een soort bestuurslichaam: een parlement. Aan hun was de Geest der Profetie toevertrouwd, buitengewoon scherpzinnig in de ontdekking van het verborgen kwaad en het oplossen van moeilijkheden (Num.11:24-30).
joodse schrijvers zeggen dat dit de oorsprong was van het Sanhedrin, het opperste gerechtshof van hun volk.

Zuiver goud

In tegenstelling tot de tafel en het altaar die van hout gemaakt en met goud overtrokken waren, was de kandelaar gemaakt uit één stuk massief zuiver goud (PP 348E; PP 311N). Zijn schacht en zijn takken, zijn kelken, knoppen en zijn bloesems, maar ook zijn snuiters en doofschalen waren van zuiver goud gemaakt. Van een talent zuiver goud maakte hij hem met al zijn gerei (Ex.25:38; 37:23). Van de kerk die door Jezus wordt gereinigd staat geschreven: “Hij zal het louteren als goud en zilver, opdat zij de Here in gerechtigheid offers brengen.” Mal.3:3. Zoals de smelter van goud werkt met het kostbare metaal, totdat zijn eigen beeld wordt weerkaatst in de gesmolten massa, zo werkt Christus voor Zijn beeld in iedere discipel, ieder die God heeft geroepen om te worden gevormd naar het beeld van Zijn Zoon (Rom.8:29; DA 827; WdE 725). Wanneer wij Zijn beeld in ons leven weerkaatsen, dan zal ons licht voor Jezus schijnen.

Goud verzinnebeeldt ook waarde. Een talent goud woog ongeveer 34 kg. Een talent goud werd voor de kandelaar gebruikt. De waarde daarvan was ongeveer dertigduizend dollar. Een dagloon in de dagen van Christus bedroeg ongeveer vijftien dollarcent. De waarde van de kandelaar in onze dagen zou dan drie miljoen dollar zijn. De kandelaar was niet alleen het kostbaarste, maar ook het sierlijkste van de heilige gebruiksvoorwerpen. Door de geweldige hoeveelheid goud die daarvoor werd gebruikt, wilde de geïnspireerde kunstenaar het geweldige belang overbrengen en de hoge waarde die Jezus plaatst op iedere ware zieledienst. Het is het symbool van het motto “deel uw geloof.” “Laat uw licht schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien mogen en uw Vader verheerlijken, die in de hemelen is.” Matt.5:16.

Het goud was gedreven

De kandelaar was niet alleen van zuiver goud, hij was van gedreven goud, een moeizaam en geweldadig proces (Ex.25:31,36). Het vereistte veel bekwaamheid om de details van de versieringen te vormen. Zo werd Christus om onze overtredingen verwond, “om onze ongerechtigheden werd Hij verbrijzeld, de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem.” Jes.53:3. Trouwens allen die godzalig willen leven zullen vervolgd worden (2 Tim.3:12). Het is beproeving die de kerk zuivert en haar geschikt maakt om het licht der wereld te zijn. Dit is duidelijk getoond in het lijden van de duizenden martelaren gedurende de donkere middeleeuwen en gedurende de Reformatie, en het bloed van de martelaren was het zaad der kerk.

Ook in onze dagen verdragen vele werkers voor God striemen en gevangenneming voor de zaak der waarheid. God laat het vuur der beproeving toe, opdat de slakken mogen worden verteerd en het waardeloze wordt gescheiden van het waardevolle, zodat het zuivere metaal te voorschijn komt. «Hij brengt ons van het ene vuur in het andere, om onze werkelijke waarde te toetsen... Indien voorspoed of tegenspoed in onze harten valsheid, trots of zelfzucht naar boven weet te brengen, wat zullen wij dan doen, wanneer God ieders werk door vuur beproeft en de geheimen van alle harten blootlegt?» 4T 85. Om deze reden werd de kandelaar die zowel Christus als Zijn volgelingen verzinnebeeldde, van gedreven goud gemaakt.

Zuivere olijfolie en de betekenis

“Gebied de Israëlieten, dat zij tot u brengen zuivere olie uit gestoten olijven, voor de kandelaar, om voortdurend een lamp te laten branden.” Lev.24:2; Ex.27:20.
De olie was zuiver... zij was geslagen en de lampen moesten voortdurend branden. Wat betekent de zuivere olie? Het visioen van de kandelaar dat God aan Zacharia gaf, verklaart: “En de Engel zeide tot mij: Wat ziet gij? Daarop antwoordde ik: Ik zie een kandelaar geheel van goud, met een oliehouder aan zijn top; hij heeft zeven lampen en telkens zeven toevoerbuizen voor de lampen er bovenop; en twee olijfbomen steken boven hem uit, de ene rechts en de andere links van de oliehouder. Ik hernam en vroeg aan de Engel die met mij sprak: ‘Wat betekent dit mijn Heer?’ Toen gaf de Engel die met mij sprak mij ten antwoord: Weet gij niet, wat dit betekent? Ik zeide: Neen, mijn Heer. Hij antwoordde mij: Dit is het Woord des Heren tot Zerubbabel: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest! zegt de Here der heerscharen.” Zach.4:6. De olie is dus de Geest van God, waardoor de lampen branden. En Christus is “oliehouder” waarvan de olie vloeit naar de zeven lampen, want Hij is het die de Heilige Geest zendt naar de zeven gemeenten. Zonder deze zuivere olie van de Geest is het onmogelijk voor de volgelingen van Jezus om het licht in zijn volheid voor de wereld te laten schijnen. De olie werd gebruikt bij kroningsdiensten, waar het een teken van souvereiniteit was. Het gebruik is ook een aanduiding van goddelijke blijdschap: “Gij zalft mijn hoofd met olie; mijn beker vloeit over.” Psalm 23:5. Het is ook verbonden met het gebed om genezing. Indien iemand ziek onder u is: “laat hij de oudsten der gemeente tot zich roepen opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.” Jac.5:14.

De olijfolie werd gestoten

Zoals de kandelaar van gedreven goud was, zo werd de olie gestoten, waarmee aangeduid werd dat de Heilige Geest deelde in het lijden dat onze verlossing heeft gekost. Deze olie werd gestoten, om de lampen altijd te laten branden (Ex.27:20). Wat een verantwoordelijkheid plaatst dit op hen die lichtdragers voor God zijn. Hoe meer wij als zonen van God het lijden beseffen, dat onze verlossing de hemel heeft gekost, des te meer zullen we er naar verlangen onze lampen altijd te laten branden. Niet ongeregeld, maar voortdurend. Gelegen of ongelegen, moeten wij het hemels licht laten schijnen, temidden van een krom en verdraaid geslacht (2 Tim.4:2; Phil2:15).

De lampen branden “voortdurend”

Zoals het brood “voortdurend” aanwezig was op de tafel (Num.4:7) en de wierook “voortdurend” op het altaar (Ex.30:8) evenzo branden de lampen “voortdurend”. Lev.24:2. Zij verspreiden hun licht dag en nacht (PP 348E; PP 311N). Evenzo moet het licht van de kerk schijnen rond de aarde, dag en nacht. “Zaai uw zaad in de morgen en laat uw hand tegen de avond niet rusten.” Pred.11:6.

Wat ook onze bezigheid in het leven is, iedere dienst moet gericht zijn op de bevordering van Gods werk. Zo kunnen allen dagelijks lichtdragers zijn, “gezanten van Christus.” 2 Cor.5:20. In dit verband is het zowel interessant als belangrijk op te merken dat de woorden “voortdurend” en “gedurig” gebruikt worden om de diensten bij de tafel, het altaar en de kandelaar te beschrijven. Evenals bij het koperen altaar waar “het voortdurend brandoffer” was, dat ‘s morgens en ‘s avonds geofferd werd. Deze woorden zijn in de oorspronkelijke taal hetzelfde als het woord, “dagelijks”, gebruikt in (Dan.8:11-13), waar het godslasterlijk werk van “de kleine hoorn” beschreven wordt. We doen er goed aan dit in gedachte te houden want we komen er later op terug. Laten we er acht op geven dat we niet door de listen van satan onze voortdurende en dagelijkse gelegenheden verzuimen voor heiligmaking. De tijd voor deze voortdurende diensten werd waargenomen op vaste tijden voor aanbidding door de hele joodse natie. Wanneer de hele volksmenigte zich verenigde in stil gebed, waren hun gezichten gewend naar het heiligdom (PP 353,354E; PP 316-318N; Luc.1:10).

De twee olijfbomen

Opnieuw vroeg Zacharia aan de Engel: “Wat betekenen deze twee olijfbomen aan de rechterzijde van de kandelaar en aan de linkerzijde daarvan... deze twee olijftakken die door de twee gouden buizen het goud van zich doen uitvloeien? De Engel antwoordde en zei: Deze zijn de twee gezalfden, die staan voor de Here der ganse aarde.” Zach.4:11-14. Wat wordt door deze twee gezalfden verzinnebeeld? Deze twee olijfbomen die de lampen van olie voorzien? In Openb.11:3,4 zegt Jezus: “Ik zal mijn twee getuigen last geven... Dit zijn de twee olijfbomen... die voor het aangezicht van de Here der aarde staan.”

Wat zijn deze twee getuigen? Zijn het niet de Schriften die “getuigen” van de macht van God? Van de oud-testamentische schriften zegt Jezus: “Zij zijn het, die van Mij getuigen.” Joh.5:39. En betreffende het Nieuwe Testament verklaart Hij: “Dit Evangelie van het koninkrijk zal gepredikt worden tot een getuigenis.” Matt.24:14. Het Oude en het Nieuwe Testament, zijn dus “de twee getuigen” van Christus, “de twee gezalfden,” gesymboliseerd door de twee olijfbomen, die door de gouden buizen het goud van zich doen uitvloeien. Zij vullen de lampen van zijn lichtdragers met de olie, die maakt, dat de lampen licht geven. “De opening van Uw Woord, geeft licht.” “Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.” Psalm 119:130.105. God geeft macht aan deze twee “getuigen” en zij zijn de bron van onze kracht, zoals zij de bron van Christus macht waren toen Hij de vijand tegemoet trad met de oproep: “Er staat geschreven.” Matt.4:4,7,10. Door het Woord van God, voorziet de Heilige Geest de lampen van olie zodat de lampen voortdurend branden.

Slechts door een voortdurende studie van het Oude en Nieuwe testament, is het voor de christen mogelijk de volle hoeveelheid olie voor zijn lamp te ontvangen, zodat hij een getuige voor Christus kan zijn. Zonder deze voortdurende stroom olie in zijn leven zal zijn lamp, zoals die van de vijf dwaze maagden, zeker uitgaan. Er zijn sommigen, die bepaalde delen van de Bijbel in twijfel trekken, in het bijzonder het Oude Testament en het boek de Openbaring. Wat zal het resultaat zijn van deze beschadiging aan de twee olijfbomen? “En indien iemand hun schade wil toebrengen moet hij zo de dood vinden.” Openb.11:5.
De olijfboom groeit langzaam en leeft een geweldig lange tijd, een teken van kracht en een lang leven. “Maar Ik ben als een groenende olijfboom in het huis van God. Ik vertrouw op Gods goedertierenheid voor altoos en immer.” Psalm 52:10. Het is ook een teken van goddelijke zegen voor ons huis: “Uw zonen zijn als olijfscheuten rondom uw dis.” Psalm 128:3.

Wie stak de lampen aan?

Aäron de hogepriester stak de lampen aan (Num.8:3). Evenzo moet Christus, onze Hogepriester, de lampen in ons aansteken alvorens we kunnen schijnen voor Hem. Hij is de centrale schacht. Hij zendt olie naar alle takken en dat zonder mate, want het is “de mate der volheid van Christus.” Ef.4:13.
Dit kontakt met de bron van licht, kan vergeleken worden met de elektrische stroom in de draden. Slechts als we verbonden zijn met deze kracht kunnen we werkelijk schijnen. Een verbroken circuit kan de stroom niet door de draden laten passeren naar de lampen, maar een volmaakt circuit brengt kracht en overwinning aan de mens. De Heilige Geest bracht overwinning aan Gideon. Hij bracht Philippus in aktie en de Ethiopiër werd bekeerd. Hij werkte door Petrus en ook Cornelius aanvaardde de Verlosser.

De verzorging van de lampen dient ‘s morgens en ‘s avonds te geschieden

Wanneer Aäron ‘s morgens op het altaar wierook in rook deed opgaan, trimde hij de lampen en zette het licht hoger (Ex.30:7,8). Iedere morgen deed hij dat. ‘s Avonds werd een verse hoeveelheid olie in de lampen gedaan en ‘s morgens gingen de lampen in hun volheid branden door het trimmen of in orde brengen. Het branden van de wierook en de zorg voor de lampen waren nauw met elkaar verbonden. Zo zal, als we ‘s avonds en ‘s morgens voor ons gebedsaltaar neerknielen, onze Hogepriester ons meer van de Heilige Geest geven om ons geschikt te maken voor dienstbaarheid.

De kandelaar: een lichtdrager

Het doel van de kandelaar was om licht te geven. Zo is het enige doel van de kerk het verspreiden van licht. Een lamp die geen licht geeft of die slecht licht geeft (vaag licht), is van weinig waarde en de kerk die het licht niet doet schijnen heeft slechts de schijn van Godzaligheid maar zij verloochent de kracht daarvan (2 Tim.3:5). Dienstbaarheid is de enige reden voor het bestaan van de kerk. Indien zij niet schijnt, wordt de wereld in duisternis gelaten en velen zullen verdwalen op ‘HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD’.
Ieder waar lid van de kerk zal zijn licht laten schijnen en voortdurend laten schijnen, ongeacht waar hij zich ook bevindt. Zo zegt Jezus tot Zijn gemeente: “Gij zijt het licht van de wereld... laat uw licht zo schijnen.” Matth.5:14,15.

Jezus zegt, dat Hij hier van ons verwacht,
dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht.
En Hij wenst dat ieder tot Zijn ere schijnt,
gij in uw klein hoekje en ik ‘t mijn!

Jezus zegt, dat Hij ieders kaarsje ziet,
of het helder licht geeft, of ook bijna niet.
Hij ziet uit de hemel of wij lichtjes zijn,
gij in uw klein hoekje en ik in ‘t mijn!

Jezus zegt ons ook dat ‘t zo donker is,
overal op aarde zonde en droefenis.
Laat ons dan in ‘t duister held’re lichtjes zijn,
gij in uw klein hoekje en ik in ‘t mijn!

(Aldus een kinderversje dat deze waarheid
prachtig in dichtvorm weergeeft).

Lichtdragen: de vrucht van geloof

Dienstbaarheid die werkelijk schijnt, is de wil om de tweede mijl te gaan. “Zal iemand u voor één mijl pressen, ga er twee met hem... Maar Ik zeg u de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel.” Matt.5:41,39,40. Dit betekent echt onze vijanden liefhebben. Het is door deze dienst, dat we de titel mogen dragen van: “Kinderen van de Vader die in de hemelen is.” Zulke dienst is de vrucht van allen die volmaakt willen zijn, gelijk hun Vader in de hemel ook volmaakt is (Matt.5:44,45,48). Zo’n dienst zal de mensen er toe brengen om God te verheerlijken (Matt.5:16).
Zonder deze “twee mijl gewilligheid”, kan er geen waar geloof zijn. “Toon mij dan uw geloof, zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken” of zoals Moffatt het weergeeft: “Jij toont me jouw geloof zonder daden, en ik wil jou door mijn daden tonen wat geloof is.” Jac.2:17,18. Deze liefdearbeid is het werk des geloofs (Moffatt), een geloof dat werkt door liefde (Gal.5:6).

Geloof dat voor rechtvaardigheid wordt gerekend, staat voor recht doen en is een geloof dat resulteert in heiligmaking. Dienst zonder geloof en liefde wordt een dode grauwe dienst. We zijn allen dienstknechten, “hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid.” Rom.6:16.

Hoe kunnen wij dienstknechten van de gehoorzaamheid zijn? Er is maar één weg: “Doch allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden.” Joh.1:12.
Deze macht is het geboorterecht van iedereen die de wedergeboorte heeft ervaren, iedereen die verzoend en gerechtvaardigd is in de voorhof en het heiligdom is binnengegaan om geheiligd te worden. Dit wordt zeer krachtig uitgedrukt door H.M. Tippett in zijn inspirerende boek “My Lord and I”, p.51: «Het is Gods bedoeling dat ieder van ons een geestelijk meesterstuk zou zijn, die deel uitmaakt van zijn gebouw.
De grote tragedie van het menselijk leven is dat we zo dikwijls voor onze eigen plannen kiezen, inplaats van die, die onze hemelse bestemming aangeven.» «De tragedie van het leven in geestelijke dingen is, dat een honderdvoudige kracht slechts het dertigvoudige opbrengt.» Ibid. 31. «God reikt door onze schroothoop van gebroken voornemens, verwelkte idealen, neergeslagen hoop, toegeschroeide gewetens en een eigenzinnige wil naar de begraven talenten van de edelmoedigheid en dienstbaarheid om ons dienstknechten der gerechtigheid te maken.» Ibid. 46.
Laten we onze lampen op de standaard zetten en niet onder de korenmaat, en ons er ten alle tijden van bewust zijn dat «de plaats voor ons in de hemel bereid niet zekerder is dan de plaats, ons op aarde toegewezen, waar wij voor God moeten werken.» Col.3:5-17; LLD 198.

De centrale van God

De bliksemstralen, stemmen en donderslagen die uit de troon komen waarvoor “de zeven vurige fakkels” branden, kan Gods centrale worden genoemd. Vanuit deze centrale zendt God door de zeven Geesten van God, het “Heilige Geest-licht” naar de zeven brandende kandelaren, om de wereld te verlichten. God werkt altijd. De engelen werken; het zijn dienaren van God voor de mensenkinderen en het is Gods bedoeling dat allen wier hart verlicht is zullen werken en vissers van mensen zullen zijn.

“Het zwoegende lastdier beantwoordt meer aan het doel waarvoor het geschapen is, dan de trage mens... Zij die uitzien naar een hemel van nietsdoen zullen teleurgesteld worden; want de hemel is geen plaats van nietsdoen. Het is de getrouwe dienstknecht die wordt verwelkomt tot de vreugde van zijn Heer (MYP 216; CT 280).

Daar bij de zee, in Galilee.
Ging de Heiland steeds voorbij,
Vanaf het strand riep Hij, volg Mij,
en Ik zal u een visser van mensen maken.

Hij roept ook vandaag, met ernstige stem,
om vissers.
En de stralendste sterren rondom Gods troon,
waren vissers van mensen. (Auteur onbekend, vrij vertaald).

De zegen van dienst

Onze pogingen om anderen te helpen en te wijzen op de weg des levens, zal niet alleen hen zegenen, maar als gevolg daarvan zal het ons zelf zegenen. Dit was de bedoeling van God, toen Hij ons deed deelnemen in het plan van de verlossing. «Hij heeft de mensen het voorrecht geschonken om deelhebbers te worden aan de goddelijke natuur en op hun beurt de zegeningen te verspreiden aan de medemens. Dit is de hoogste eer, de grootste vreugde, die God aan de mensen geven kan.» SC 83. Zó lichtdragen is niet bekrompen of schraal. Het wordt door Lucas als volgt beschreven: “Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.” Luc.6:38. Een voor God aanvaardbare dienst wordt ingegeven door de Geest van Christus. Van hen die dienen uit zelfzuchtige motieven (en het doet er niet toe hoe goed die dienst aan de buitenkant mag lijken), van hem is geschreven: “Daar is niemand die goed doet, zelfs niet één.” Rom.3:11-12; Psalm 14:3.

De kandelaar: een symbool van de Heilige Geest

Zoals reeds is opgemerkt, het tegenbeeld van de zevenarmige kandelaar zijn de zeven vurige fakkels die branden voor de troon, welke de zeven geesten van God zijn (Openb.4:5). Deze zeven geesten van God zijn door het Lam over de gehele aarde uitgezonden (Openb.5:6). Dit was de vervulling van Zijn laatste belofte aan Zijn discipelen: “Maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn naam, die zal u alles leren.” Joh.16:7; 14:26. Aan hen die zoeken zal Hij geestelijke waarheid openbaren en geestelijke kracht schenken. Zoals in het aards heiligdom de kandelaar een beeld is van het laten schijnen “van het licht in de dienst van God”, zo doorzoekt de Heilige Geest in het hemels heiligdom in al de volheid van Zijn zevenvoudige macht al de donkere schuilhoeken der aarde en al de donkere schuilhoeken van onze arglistige verderfelijke harten. Zo wint Hij zielen voor de gehoorzaamheid aan het levende Woord van God (Jer.17:9). Het lijden van de Heilige Geest, Die pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen (Rom.8:26), en Hij pleit voor zondige mensen, wordt verzinnebeeld door het feit, dat niet alleen het goud gedreven werd, maar ook de olie die in de kandelaar werd gebruikt uit gestoten olijven werd verkregen. Door het verwaarlozen van het Woord, het gebed en de dienst, verwaarlozen we zulk een heil (Hebr.2:3). Laten we ons in acht nemen dat we de Heilige Geest van God niet bedroeven, want alleen door deze vertegenwoordiger zijn we verzegeld tot de dag van de verlossing (Ef.4:30; 1:13).

Heiligmaking: haar relatie tot rechtvaardigmaking

De termen rechtvaardigmaking en heiligmaking worden gewoonlijk slechts vaag en te dikwijls geheel verkeerd begrepen. Vaak wordt rechtvaardigmaking verward met heiligmaking, waar het ene wordt beschouwd als een synoniem van het andere, terwijl ze in werkelijkheid geheel verschillend zijn. Zoals reeds opgemerkt worden verzoening en rechtvaardigmaking gesymboliseerd in de voorhof, en resulteren zij in de wedergeboorte, op het moment dat de gerechtigheid van Christus aan de berouwvolle zondaar wordt “toegerekend”, waardoor al zijn vroegere zonden worden bedekt. Deze gerechtigheid wordt niet verkregen door de werken der wet (Rom.3:20,24).
Het is een vrije gave van Christus door geloof alleen (Rom.5:16,18; Ef.2:8-10). De schenking echter van deze gave is het werk van een moment. In tegenstelling daarmee is heiligmaking het werk van een geheel leven, waarbij wij onze behoudenis bewerken met vreze en beven, “want God is het Die om Zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.” Phil.2:12,13. Dit is een actieve dynamische christelijke ervaring in de dagelijkse “gehoorzaamheid aan de wet van God”. Hier worden door Christus de werken der wet (maar dan als vruchten van de Geest) in het dagelijkse leven geopenbaard. Zonder dat is het geloof dood (Jac.2:16,17).
Gedurende die levenslange ervaring wordt de gerechtigheid van Christus aan de christen “meegedeeld” d.w.z. het wordt een deel van zijn leven. “Opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare.” 2 Cor.4:10-11. Zo wordt men een deelhebber van de goddelijke natuur. Deze gerechtigheid die in de voorhof “toegerekend” wordt, wordt in het heilige “meegedeeld.” Dit is een prachtige en betekenisvolle leer, omdat het in het heiligdom in zijn ware perspektief wordt getoond. De eerste ervaring (rechtvaardigmaking) geeft ons “recht op de hemel,” de tweede ervaring (heiligmaking) is ons «geschikt zijn voor de hemel.» R&H 4 juni 1895. De Geest van God, door het geloof in het hart ontvangen, is het begin van het eeuwige leven (Joh.17:3; 6:54; GD 76-77).

Heiligmaking is een drievoudige ervaring, in het heilige gesymboliseerd door de tafel, het altaar en de kandelaar. Het is krachtig uitgedrukt door H.M. Tippett: «In de wachttijd worden zij het meest gezegend die op hun tenen staan, zich uitstrekkende naar de beste dingen van God... Op hun tenen in het gebed, op hun tenen in getrouwe studie van Gods Woord, op hun tenen in dienstbaarheid.» ‘My Lord and I’ p.311. Dit zijn de drie noodzakelijke dingen om “op te groeien” tot volwassen mannen en vrouwen in het geloof. Door deze actieve krachten wordt de geest geheel op Christus gericht en zo “blijven we in Hem.” Dit is heiligmaking die in het licht van het heiligdom helder, tastbaar en rijk is in geestelijke ervaring.

De meest eenvoudige verklaring over rechtvaardigmaking en heiligmaking is van Jezus Zelf: “Blijf in Mij, gelijk Ik in u.” Door de rechtvaardiging zijn wij “in Hem” en vertrouwen op Zijn werk “voor ons”. Door de heiligmaking komt Hij door de Geest “in ons”. Als een spons in het water ligt komt het water in de spons. Als de mens “in Christus is” d.w.z. “gerechtvaardigd is” dan komt “Christus in de mens” d.w.z. dan wordt hij geheiligd. Gaat men uit Christus dan gaat Christus uit ons. Haal de spons uit het water en het water gaat uit de spons.

Gerechtigheid door het geloof

Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het “in Christus zijn” is noodzakelijk en onlosmakelijk verbonden met Christus in ons. Het eerste is geheel een handeling door het geloof zonder de daden van de wet, door het offer van Christus als onze gerechtigheid voor God, als een vrije gave; het tweede is het werken van God in u, het willen maar ook het werken naar zijn welbehagen (Phil.2:12,13).
De rechtvaardigmaking wordt zichtbaar in de vruchten in ons leven. Beiden komen door het geloof in Christus. Vanaf de tijd dat we de poort van de voorhof binnengaan, is de gehele christelijke ervaring “gerechtigheid door het geloof”. Slechts op die wijze kan iemand gerechtvaardigd en geheiligd worden, opdat Christus alles mag zijn in allen (Col.3:11). In de woorden van Petrus wordt dit verkregen door “betoon van alle ijver, en voeg bij uw geloof, deugd, ... kennis, ... zelfbeheersing, ... volharding, ... godsvrucht, ... broederlijke liefde, ... liefde jegens allen ...”. “Want bij wie ze niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar hij de reiniging van zijn vroegere zonde heeft vergeten... want als gij dit doet... zal u rijkelijke toegang worden verleend tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus.” 2 Petr.1:3-11.

Heiligmaking: ons paspoort tot het heilige der heiligen

Terwijl de “toegerekende” gerechtigheid ons bevrijdt van de straf voor onze vroegere zonden, bevrijdt de “meegedeelde gerechtigheid” ons iedere dag van de macht van de zonde en geeft ons macht om kinderen Gods te zijn (Joh.1:12). Dit zal ons voor struikelen behoeden en doet ons onberispelijk staan voor Zijn heerlijkheid met grote vreugde (Judas 24). God heeft de zonden in het vlees veroordeeld door het zenden van Zijn eigen Zoon, in een vlees aan dat der zonde gelijk.

Hij deed dit, opdat Zijn gerechtigheid (de eis der wet) in ons vervuld zou worden (Rom.8:3,4). Door zo de zonde in het vlees van Zijn Zoon te veroordelen. “Deze dingen schrijf ik aan u, opdat gij niet zondigt.” 1 Joh.2:1. Allen die hun lichaam, ziel en geest aan God wijden zullen voortdurend nieuwe lichamelijke en geestelijke kracht ontvangen. De onuitputtelijke voorraden des hemels staan tot hun beschikking (DA 827). Als we trouw zijn aan onze doopbeloften, trouw in het bestuderen en gehoorzamen van Gods Woord, trouw in het gebed en in onze afhankelijkheid van onze Verlosser en optreden als gezanten van Christus door anderen te smeken om zich met God te verzoenen, als dit onze ervaring is, dan zullen we aan het einde van onze levensreis worden bekleed met het bruiloftskleed van fijn zuiver en wit linnen (Openb.19:7-8).

Wanneer we onze wandel in de tent der samenkomst- het heilige - hebben beëindigd, dan kunnen we met Paulus zeggen: “Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden. Voorts ligt voor mij gereed, de kroon der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad.” 2 Tim.4:7-8. Dan zullen wij de naam des Vaders,... Zijn karakter, op ons voorhoofd hebben (Openb.22:4). Dit is heiligmaking; het is ons paspoort tot het heilige der heiligen in aanwezigheid van Zijn heerlijkheid voor de volmaking van het karakter zodat het zonder enige gebrek is (Judas 24).
(“HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)