18 De wanden van het Heiligdom en de Vloer

Aantal en maten van de planken

Er waren 48 planken in de totale wand van het heiligdom; twintig aan iedere zijde en acht aan de westkant. De veertig delen aan de noord en de zuidkant en de zes delen aan de westkant (zonder de twee hoekwanddelen), waren alle even groot; tien el lang en anderhalf el breed, niet minder dan 60 cm bij 4 meter. Deze wand was tweemaal zo hoog als de wit linnen wand van de voorhof (Ex.26:15-30).
Beroemde joodse schrijvers verklaren, dat de wanddelen een half span dik waren. Een span is ongeveer 23 cm. Daarmee overeenstemmend waren de planken ongeveer 11 cm dik. Waarschijnlijk is dit juist. In ieder geval was het noodzakelijk dat ze dik genoeg waren, om de middelste stang “door” de wanddelen van het ene naar het andere einde te schuiven (Ex.36:33).

De hoek-planken

Telkens als er sprake is van de hoek aan de westkant, zijn het altijd zes planken en twee planken voor de hoeken (Ex.26:22,23). Dit betekent, dat de hoekplanken en de andere planken niet gelijk waren. Zij waren even lang als de andere wanddelen, maar hun breedte was niet hetzelfde. De Bijbel geeft nergens hun breedte aan. Hoe kan dit toch worden bepaald? De tweede dakbedekking van het heiligdom was dertig el lang, precies voldoende om haar te bedekken (Ex.26:7,8,13). De gezamelijke lengte van de twee zijden van het heiligdom was twintig ellen, dus tien el overlatend voor de breedte. De totale breedte van de zes gelijke wanddelen was negen el. Dit laat een el over voor de twee hoekwanddelen of een halve el voor de breedte van elk hoekdeel.
De betekenis van de 48 wanddelen

De planken (48 in totaal) waren door God aan Mozes voorgeschreven, degene door wie God zo vaak het oude Israël vermaand, zijn voorbeeld te volgen. Hieraan kan niet worden voorbijgegaan zonder verlies van de geestelijke betekenis van het heiligdom: “in Zijn tempel spreekt alles heerlijkheid.” Psalm 29:9.
Zoals in een voorgaand hoofdstuk werd op gemerkt, spreekt Salomo zowel van de zestig voorhofs-pilaren van het heiligdom als van de “zestig helden” uit de helden van Israël, die allen het zwaard dragen en geoefend zijn in de strijd (Hooglied 3:7-8). Deze zestig pilaren van koper, samen verbonden met het wit linnen gordijn van de omheining (dat de gerechtigheid van Christus verzinnebeeldde), waren als een lijfwacht van goed getrainde soldaten, die een beschermende muur rond het heiligdom vormden. Op gelijke wijze vormden de 48 rechtopstaande planken (verbonden in een solide rij door stangen en pilaren) een tweede beschermingswand met het stempel van de hemel erop. Waarom was dit een dubbele bescherming? Was het niet om aan te duiden dat het hier ging om iets dat bij God vàststond, zoals in het geval van Farao’s droom, die aan hem twee keer werd herhaald? (Gen.41:32). Zo zijn de 144.000 (een getal dat zowel van 60 als van 48 een veelvoud is) bij wijze van spreken een dubbele bescherming in de eeuwige tempel. Evenals de Levieten die leraren van het oude Israël waren en rondom het aardse heiligdom hun legerkamp opsloegen, en daar ook zorg voor droegen als het van de ene plaats naar de andere verhuisd moest worden, hebben ook de 144.000 een dubbele dienst.
Ze zijn niet slechts leraars van het verloste Israël, maar daar zij het Lam volgen waar Hij ook heen gaat, Zijn ze getuigen voor de andere werelden van Zijn reddende genade. Dat de pilaren in de tempel wezen op de 144.000 blijkt uit een vergelijking van de belofte aan Filadelphia (Openb.3:12) en de beschrijving van de 144.000 in Openb.14:1-5.

De betekenis van de hoekplanken

De hoekplanken van het heiligdom corresponderen met de hoeksteen van de later gebouwde tempel (Jesaja 28:6). Christus is de kostbare Hoeksteen.
In Hem wast elk bouwwerk goed inéénsluitend op tot een tempel: “heilig in de Here, in wien gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.” Ef.2:21,22. Zijn kinderen moeten als hoekstenen zijn, gebeeldhouwd als voor een paleis (Psalm 144:12). Het speciale doel van de hoekplanken was, om alle andere wanddelen aan elkaar te koppelen tot één tabernakel (Ex.26:24) en het is het werk van Christus om alle leden van Zijn huisgezin samen te binden tot één lichaam.

Acaciahout

In zijn bible dictionary vertelt Smith ons, dat het shittemhout dat voor het heiligdom werd gebruikt van de wilde acacia van de woestijn kwam: de acacia van de brandende braambos. In feite is Sinaï genoemd naar “Shitta.” De boom zelf werd “de shittaboom” genoemd. Het was een kleine doornige boom van een speciale duurzame kwaliteit. Het vereist veel geduld om het hout te bewerken alvorens het gebruikt kan worden; en daarom was het eindprodukt van grote waarde. Deze wanddelen werden van planken gemaakt (Ex.36:20) en gelet op hun maat is het duidelijk, dat ze van vele smalle planken waren samengesteld die op de een of andere manier solide aaneengehecht werden. Acaciahout was een van de artikelen vermeld onder de gaven van het volk voor de bouw van het heiligdom. Iedere man die acaciahout bezat, bracht het (Ex.35:24). Zonder twijfel was dit prachtige dure hout een deel van de buit die men uit Egypte had meegebracht, waarvan de Here voorzag dat het voor de bouw van het heiligdom nodig was. Het is volkomen aannemelijk dat sommigen van de Israëlieten, toen zij nog slaven in Egypte waren, werden gebruikt voor de vervaardiging van zulke houten wanden voor de Egyptische paleizen en tempels. Het verwijderen van de doornen en het hakken en schaven van de delen tezamen, is een toepasselijk symbool voor de verwijdering van de doornen uit onze vleselijke natuur. Het hakken en polijsten dat wij moeten ondergaan, dient om geschikt te worden voor een plaats in de hemelse tempel. Hoe bemoedigend te weten, dat God geen tijd verspilt aan waardeloos materiaal!
Hij ziet de duurzame kwaliteit en de ongewone waarde van ieder kind van Hem. Met veel geduldige arbeid verwijdert Hij de doornen, polijst en past, totdat we geschikt zijn voor een plaats in Zijn tempel.

Gebeeldhouwde planken met goud overtrokken

Waren deze planken gebeeldhouwd met engelen-figuren? De Bijbel maakt er geen melding van. Maar Bezaleël werd door God uitgekozen om een belangrijk werk te doen bij de constructie van het heiligdom, omdat hij naast de andere talenten die hij had, begiftigd was met de gave van het houtsnijden om kunstig werk te maken. Buiten deze natuurlijke gaven vervulde God hem met Zijn Geest van wijsheid en verstand en kennis in alle soorten van vakmanschap (Ex.31:1-11).
Indien de wanden niet bewerkt waren, dan bleef er weinig over om te beeldhouwen, dan slechts enkele delen van het reukofferaltaar en de Ark. In Salomo’s tempel was het cederhout gebeeldhouwd. Hij bracht op alle binnenste muren van het huis beeldhouwwerk aan met Cherubijnen (1 Kon.6:18,29).
Omdat Salomo de woestijntabernakel als voorbeeld gebruikte, mogen wij met voldoende zekerheid aannemen, dat de wanddelen van het heiligdom waren bewerkt met figuren die later met goud werden overtrokken, of dat de wanddelen in hun prachtige oppervlak van goud, de geborduurde engelen van de twee gordijnen (en van het binnenste geborduurde dak) weerkaatsten. De les is hetzelfde: Christus is het goud en wij zijn het hout (1 Cor.3:12). En zoals de wanddelen geheel met goud waren overtrokken, zo moeten wij gehéél worden bekleed met Zijn gerechtigheid, voordat we een plaats mogen innemen in Zijn tempel.
Elk van deze planken was aan beide zijden ‘zwaar met goud overtrokken’ (GS blz. 368, 412). «Dit was niet alleen voor versiering, maar het moest ons ook leren, dat de tempel van God van buiten moet zijn wat hij van binnen ook is. In onze levens moet ook gezien worden wat wij belijden.» R.S. Owen in de R&H 26 maart 1925, p.11,12.

De hoeveelheid goud die gebruikt werd

De totale hoeveelheid goud gebruikt in het heiligdom was 29 talenten en 730 sikkels (Ex.38:24).
Laten we aannemen dat vijf talenten en 730 sikkels werden gebruikt voor de kandelaar (gemaakt van een talent), het verzoendeksel met de twee cherubijnen, de bekleding van de ark, de tafel en de schalen, de schenkkan, het reukofferaltaar, de negen pilaren... vijf voor de deur en vier voor het voorhangsel, het gouden wierookvat, het gouden borduurwerk en de vijftig haken voor de binnenste bedekking (Ex.25:39). Er zouden dan vier en twintig talenten overblijven voor de 48 wanddelen of een half talent voor elk deel. Een talent goud woog ongeveer 90 kg. Een half talent goud aan het gewicht van elke plank toegevoegd, zou elke plank brengen op een gewicht van 360 kg. Het totale gewicht aan gebruikt goud was ongeveer 2600 kg. Haar totale waarde was 877.000 dollar, welke hedendaagse waarde wordt gewaardeerd op het aanzienlijke bedrag van 87.700.000 dollar, dat is ongeveer 300 miljoen gulden.

Goud is zinnebeeld

Goud verzinnebeeldt altijd een bijzondere waarde en, zoals reeds opgemerkt, waar het in het heiligdom ook voor werd gebruikt, het was altijd een zinnebeeld van de Almachtige (Job.22:25). Het goud dat voor het heiligdom werd gebruikt, was zuiver goud, goud in het vuur beproefd tot alle slakken daaruit waren verdwenen. Alléén op déze manier kon het Christus voorstellen, die het hart zuivert waardoor we deelhebbers aan de goddelijke natuur worden. Zodoende worden wij geschikt om een plaats in de tempel in te nemen (Ef.2:22 en 1 Petr.2:5). Dat dit werkelijkheid mag worden, heeft God de verlosten beloofd. Ze zijn kostbaarder dan fijn goud (Jes.13:12). Deze zekerheid zou ons in staat moeten stellen om de vermaning van de apostel Petrus beter te waarderen, zodat wij ons mogen verblijden in de vuurgloed die tot beproeving dient in dit leven, want dit zijn Gods middelen om het fijne goud zevenvoudig te louteren en te ontwikkelen (1 Petr. 4:12,13).

Hout is een zinnebeeld

Acaciahout werd gebruikt in ieder deel van het heiligdom waar hout nodig was en zoals reeds eerder opgemerkt, waarvoor het ook werd gebruikt, het was een zinnebeeld van de mensheid. Onze werken die niet in God gewrocht zijn, worden met hout, hooi en stoppels vergeleken (1 Cor.3:12).
Hoe dankbaar kunnen we zijn, dat al het hout met goud werd overtrokken. Slechts als we geheel met Christus in God verborgen zijn (Col.3:3), zijn we veilig op de dag wanneer het vuur ieder menselijk werk zal beproeven uit welk maaksel het bestaat. Indien het werk stand houdt, zal het beloond worden. Indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Maar luister,... doch hij-zelf zal gered worden, “maar als door vuur heen.” 1 Cor.3:13-15. Wat een overvloedige genade voor zwakke dwalende mensen wanneer, ondanks alle fouten, we waarlijk God wensen te dienen! Het volgende vers toont, dat Paulus hier spreekt van de tempel van God, want hij gaat voort met te zeggen: “Weet gij niet, dat gij de tempel van God zijt en dat de Geest van God in u woont?” Indien iemand de tempel van God schendt, God zal hem schenden, want de tempel Gods is heilig en dat zijt gij (1 Cor.3:16,17; 6:19,20). Wanneer wij zo in Christus zijn verborgen, kunnen wij vol vertrouwen zingen:

Niet ik, maar Christus wordt geëerd, geliefd en verhoogd,
niet ik, maar Christus wordt gezien, bekend en gehoord,
niet ik, maar Christus in iedere blik en daad,
niet ik, maar Christus in iedere gedachte en woord.

Christus, slechts Christus, geen ijdel woord zal er vallen,
Christus, slechts Christus, geen nodeloos druk geluid,
Christus, slechts Christus, geen eigenbelang brengen,
Christus, slechts Christus, geen spoor van het ik wordt gevonden.

De Dwarsbalken

Er waren vijf dwarsbalken op de noord, zuid en de westzijde van de wanden van het heiligdom. Vijf pilaren waaraan het gordijn (de deur) was gehangen vormden de oostwand. Evenals de planken waren deze dwarsbalken en pilaren van acaciahout gemaakt en met goud overtrokken. De middelste dwarsbalk was zo gemaakt, dat hij door de planken geschoven kon worden, van het ene einde naar het andere (Ex.26:28; 36:31-33). De andere vier stangen pasten door de gouden ringen aan elke plank. Deze stangen hielpen de planken overeind houden en de planken vastgemaakt aan de hoekplanken, vormden samen als één geheel een tempel. Ook de pilaren waaraan de gordijnen hingen en waaraan de stangen waren vastgemaakt, verstevigden de wanden (PP 347E; PP 309,310N).

De dwarsbalken zijn een symbool

Deze eenheid is even belangrijk in de geestelijke tempel als in de tempel met handen gemaakt. Paulus zegt: “Ik vermaan u dat gij waardig wandelt naar de roeping waarmee gij geroepen zijt met alle nederigheid en zachtmoedigheid, elkaar in liefde verdragende, als broeders staande en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes.” Ef.4:1-3.
De planken hadden nooit onenigheid met elkaar. Wat of wie zijn de vijf machten die het lichaam van Christus in eenheid en vrede van de Geest bijeenhouden?
Paulus geeft ons dit antwoord: “..één Heer, ..één geloof, ..één doop, en ..één Geest, de God en Vader van allen, Die boven allen is en door allen en in u allen.” Ef.4:3-6. De middelste dwarsbalk die door alle planken loopt van het ene einde naar het andere, is als de eeuwige armen van onze hemelse Vader, de Vader van allen, die boven allen is en door ons allen en in ons allen. Tezamen met de middelste dwarsbalk, de vier andere dwarsbalken en de twee hoekplanken (die Christus verzinnebeelden), zijn alle planken stevig samengebonden tot de gemeente van de levende God (1 Tim.3:15). Zonder twijfel is het geheimenis der godsvrucht groot (1 Tim.3:16).

Het fundament gevormd door zilveren voetstukken

Van de honderd talenten zilver, waarvan de voeten van het heiligdom werden gegoten en de voeten van het voorhangsel, diende één talent zilver voor elk afzonderlijk voetstuk (Ex.38:27). Elk van de 48 wanddelen stond op twee pinnen die precies in de voetstukken pasten. Deze voetstukken waren blokken zilver, die de wanddelen overeind hielden. Elk voetstuk woog één talent. Twee talenten vormden het fundament van elke afzonderlijke plank (dit alles van massief zilver). Dus het totale gewicht van de voeten bedroeg honderd talenten en dat was minstens 4500 kg solide zilver. Hoe was in deze grote hoeveelheid zilver voorzien? Zoals reeds opgemerkt; al de andere gaven van het volk, voor het heiligdom bijeengebracht, waren geheel vrijwillig! Maar dat was niet zo met het zilver. Op uitdrukkelijk bevel van God werd een halve sikkel zilver door iedere man die een wapen kon dragen bijeengebracht. Het was een losprijs voor iedere soldaat van Gods leger (Ex.38:25,26). Bij een waarde van 32 dollarcent voor een halve sikkel brachten 603.550 mensen in totaal 193.136 dollar aan zilver bijeen.

De waarde van het gebruikte goud en zilver

Ex.38:24-28. Een talent zilver was gelijk aan 6000 halve sikkels. Twee talenten, voor ieder wanddeel, is dus gelijk aan twaalf duizend halve sikkels. Ieder wanddeel rustte dus op de losprijs van 12000 soldaten.
Bij een waarde van 1920 dollar per talent zilver vormde de gezamelijke waarde van de honderd voetstukken het enorme bedrag van ongeveer 19.200.000 dollar. Bovendien waren 1.755 sikkels zilver voor andere delen bestemd (Ex.38:28). Hun waarde à 32 dollarcent per halve sikkel bedroeg 1.136 dollar.
Deze hoeveelheid bij de honderd talenten voor de voeten toegevoegd, (192.000) geeft 193.136. - dollar, het totale bedrag van het verlossingsgeld van de 603.550 getelde mannen. Dit geld in de hedendaagse waarde omgerekend, is 19.313.600 dollar. Dit opgeteld bij de 87.700.000 dollar aan gebruikt goud voor de wanddelen, brengt ons op 107.013.600 dollar. Een enorme hoeveelheid naar de maatstaven van 1955. Dit alles kwam van de buit van Egypte, het rijkste land van de wereld in die dagen. Willen we een idee krijgen van de rijkdom van Egypte in die tijd, dan zouden we eens het grote museum van Caïro moeten bezoeken. In dit museum ligt de mummie van Toet-Anch-Amon, gewoonlijk koning Toet genoemd, een van de kleinste heersers van het oude Egypte. De binnenste kist (er waren er drie, waarin zich de mummie bevond), is van zuiver goud en heeft een waarde van ongeveer 1.000.000 dollar. Sommige van de graftomben van Egyptische heersers bewaarden meer dan twintig miljoen dollar aan schatten. Waarom zulke enorme uitgaven aan goud en zilver, maar ook aan koper (waarvan er slechts 4.000 kg was, Ex.38:29) en ander kostbaar materiaal? Het is om ons te helpen, enig idee te krijgen van de oneindige prijs die voor onze verlossing werd betaald. Het kan niet worden gemeten!!! We kunnen het niet bevatten!!! Het zal de wetenschap en het lied zijn van de verlosten door de eindeloze eeuwen heen. Zelfs de engelen kunnen het niet peilen, maar ze wensen er wel een blik in te slaan (1 Petr.1:12).

De voetstukken als symbolen

Wie is het fundament van het huis van God, de woonplaats van de Allerhoogste? Een ander fundament dan dat er gelegd is kan de mens niet leggen, want het is Jezus Christus (1 Cor.3:11). “Daarom”, zo zegt de Here Here: “Zie Ik leg in Sion een steen ten grondslag; hij die gelooft haast niet.” Jes.28:16. De hele woning van God rust op de verlossing, verkregen door het bloed van Christus, dat vergoten is voor iedere ziel.

Ik heb de vaste grond gevonden,
waarin mijn anker eeuwig hecht.
Den grond in Jezus bloed en wonden.

Zonder dit vaste fundament zouden de voetstukken wegzinken in het drijfzand en het gebouw zou ineenstorten.

Gods bescherming over Zijn volk

In de tempel van Salomo was de vloer van het huis met goud overtrokken (1 Kon.6:30), maar in het verplaatsbare heiligdom door Mozes gebouwd, wordt van de vloer geen melding gemaakt. Het is duidelijk dat de woestijngrond ook de vloer was (Num.5:17). Werden de voorhof van het heiligdom en het kamp van de Israëlieten tijdens de regentijd een modderige plaats? Iedere keer dat Israël het kamp opsloeg werd de plaats van het heiligdom door Christus Zelf ( de wolkkolom) gekozen. De plek was heilige, door God beschermde grond. De wolkkolom beschermde niet alleen het heiligdom, maar als een gewelf strekte hij zich boven het gehele leger uit. Overdag beschermde hij hen tegen de hitte en bij nacht verlichtte de wolk het gehele kamp (PP 282E; PP 246N). Kunstenaars tonen dikwijls de bedekkingen van de tabernakel als een aflopend dak,... en sommigen denken dat de twee buitenste lagen dienden ter bescherming tegen de regen en dat daarom een dakgoot aanwezig moest zijn voor de waterafvoer. Maar de Bijbel zegt daarover niets. Geen menselijk ontwerp, maar God Die Zichzelf door vele overdekkingen toonde, was hun bescherming. Wanneer de tabernakel werd opgezet, was het kenmerkend dat de wolkkolom deze overdag bedekte en bij nacht als een vuur verscheen (Num.9:15,16). Jesaja zegt het op deze manier: “Dan zal de Here over het hele gebied van de berg Sion en over de samenkomsten die daar gehouden worden des daags een wolk scheppen en des nachts een schijnsel van vlammend vuur, want over al wat heerlijk is zal een beschutting zijn. En er zal een hut zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte en tot een schuilplaats en een toevlucht tegen stortbui en regen (Jes.4:5,6). Met deze belofte, behoeven wij niet bezorgd te zijn dat de regen de tabernakel in een modderige plaats zou veranderen, of dat aan het dak een goot voor de waterafvoer zou moeten zitten.
Als van ouds was de wolk een verdediging (Jes.4:5), die hen bij voortduring verzekerde van Gods aanwezigheid (PP 282E; PP 246N). Zo ook mogen vandaag wáre christenen de voortdurende zekerheid bezitten van de bescherming en leiding van Hem, (verzinnebeeld in de wolk Israël), maar ook van Zijn aanwezigheid tijdens onze reis naar het beloofde land.
(“HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)