Licht in de Duisternis

Licht in de Duisternis

De Heer heeft aan iedere reiziger op de door stormen geteisterde levenszee een kompas gegeven. Als je daar goed gebruik van maakt, word je veilig de haven van de eeuwige rust binnengeloodst. Bij de poort van de Hof van Eden hebben onze eerste voorouders dit kompas meegekregen. Dit gebeurde, nadat ze de zonde in deze prachtige wereld – en in hun eigen leven – hadden laten binnenkomen. Dit kompas bestaat uit de volgende woorden, die de Heer tot de satan sprak: “Ik zal vijandschap zetten tussen u en deze vrouw, en tussen uw nageslacht en haar nageslacht; dat zal u de kop vermorzelen, en u zult het de hiel vermorzelen” (Genesis 3:15). God heeft in het hart van iedereen vijandschap tegen de zonde gelegd. Als we daarnaar luisteren, leidt die ons naar gerechtigheid en eeuwig leven. Ieder mens, van wat voor rang of stand ook, die dit goddelijk kompas in zijn hart absoluut volgt, zal Christus als zijn of haar Heiland aannemen. Zo iemand wordt in het zonlicht van Gods liefde en goedkeuring geleid (Johannes 1:9).

Onze eerste voorouders hebben van de verboden vrucht gegeten. Als gevolg daarvan hing over de hele aarde de droefgeestigheid van Gods uitspraak: “Op de dag dat u daarvan eet, zult u al stervende sterven” (Genesis 2:17 letterlijk uit het Hebreeuws). De tekens van dood en verval waren al gauw te zien in de vallende bladeren en de verwelkende bloemen. Aan Gods uitspraak viel niet te ontkomen. “Het loon van de zonde is de dood” (Romeinen 6:23). Maar een lichtstraal drong door de duisternis heen, toen God deze woorden tot de satan sprak: “dat (het zaad van de vrouw) zal u de kop vermorzelen, en u zult het de hiel vermorzelen” (Genesis 3:15). God heeft vijandschap tegen de zonde in het hart van de mens gelegd. Voor mensen, die deze vijandschap koesteren, is er een weg om aan de dood te ontsnappen. Dat blijkt uit deze woorden. Zij zullen leven, en de satan zal sterven. Maar vóór zijn dood zou hij de hiel van het zaad van de vrouw vermorzelen. Dit was noodzakelijk. Daardoor werd de dood van de satan zeker. En de mensheid kon aan de dood ontsnappen (Hebreeën 2:14).

De liefde van de Vader en de Zoon voor de mens was groot. Nog vóór de mens op de proef gesteld werd, beloofde Christus Zijn eigen leven als losprijs te geven, voor het geval deze voor de verzoekingen van de satan zou bezwijken. Christus is “het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af” (Openbaring 13:8). Deze wonderlijke waarheid werd aan onze eerste voorouders bekend gemaakt, doordat de Heer deze woorden tot de satan sprak: “dat (het zaad van de vrouw) zal u de kop vermorzelen, en u zult het de hiel vermorzelen”

De mens moest beseffen hoe gruwelijk de zonde is. Want deze zonde zou de zondeloze Zoon van God het leven kosten. Daarom moest hij een onschuldig lam brengen, en zijn zonden op de kop van dit dier belijden. En daarna moest hij met eigen handen het leven van dit dier nemen, als beeld van het leven van Christus. Dit zondoffer werd verbrand. Dit beeldde uit, dat door de dood van Christus ten slotte alle zonde vernietigd zou worden in het vuur van de jongste dag (Maleachi 4:1–3).

De mensen werden omringd door de duisternis van de zonde. Het was moeilijk voor hen om deze wonderlijke, hemelse waarheden te begrijpen. De lichtstralen, die vanuit het heiligdom in de hemel neerschenen op de eenvoudige offers, werden door twijfel en zonde zó verduisterd, dat God hier iets aan deed. In Zijn grote liefde en genade liet Hij een aards heiligdom bouwen, naar het goddelijk voorbeeld. Er werden priesters aangewezen. Deze “doen dienst in een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen” (Hebreeën 8:5). Dit gebeurde, zodat het geloof van de mens houvast kon vinden in het feit, dat er in de hemel een heiligdom is. De dienst die daarin verricht wordt, is bestemd voor de verlossing van de mensheid.

De profeet Jeremia begreep iets van deze geweldige waarheid, en riep uit: “Troon van de heerlijkheid, verheven vanaf het begin, is de plaats van ons heiligdom” (Jeremia 17:12 NBG). David wist van Gods woning in de hemel. Hij schreef voor het volgende geslacht: “Want Hij heeft uit Zijn hoge heiligdom neergezien, De HEERE heeft uit de hemel op aarde neergekeken” (Psalm 102:19–20). De trouwe gelovigen hebben altijd begrepen, dat wanneer zij God met heel hun hart zochten, “hun gebed kwam tot in zijn heilige woning, tot in de hemel” (II Kronieken 30:27 SV).

Alle aanbidding in het aardse heiligdom was bedoeld, om de waarheid van het heiligdom in de hemel te onderwijzen. Zolang de aardse tabernakel nog bestond, werd de weg naar het heiligdom in de hemel nog niet geopenbaard (Hebreeën 9:8). Maar toen Christus de hemel binnenging, om Zijn eigen bloed voor de mens aan te bieden, openbaarde God aan Zijn profeten veel licht over het heiligdom in de hemel.

Johannes, de geliefde discipel, kreeg veel gezichten van deze heerlijke tempel. Hij zag het gouden altaar, waarop de gebeden van de heiligen op aarde, vermengd met geurige wierook, aan God worden geofferd. In een visioen zag hij de kandelaar met zijn zeven vurige lampen branden voor de troon van God. De voorhang naar het heilige der heiligen werd opgetild. Hij schrijft: “En de tempel van God die in de hemel is, werd geopend en de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in Zijn tempel” (Openbaring 11:19).

In deze “ware tabernakel, die de Heere heeft opgericht en geen mens,” pleit Christus voor de Vader op Zijn bloed, ten behoeve van zondige mensen (Hebreeën 8:2). Daar is de troon van God, omringd door tienduizenden engelen. Ze staan klaar om Zijn bevelen gehoorzaam uit te voeren (Psalm 103:19–20). En van daaruit worden zij uitgezonden om de gebeden van Gods kinderen hier op aarde te verhoren (Daniël 9:21–23).

Een zwaar beladen tram, die met zijn slanke arm omhoog reikt naar de bovenleiding. Hij krijgt kracht van de elektriciteitscentrale, die mijlenver weg ligt. Dit is een passend beeld voor een christen. Zolang de verbinding intact blijft, rijdt de tram zelfs in de donkerste nacht soepel heuvel op en heuvel af. Hij schijnt niet alleen met zijn licht op de weg die vlak voor hem ligt. Maar hij werpt zijn heldere lichtstralen de duisternis in: dichtbij en veraf. Maar op het moment, dat de verbinding verbroken wordt, hoe groot is dan de verandering! De tram blijft donker, en is niet in staat vooruit te gaan.

Zo strekt Christus, onze grote Hogepriester in het heiligdom in de hemel, Zijn hand uit over de kantelen van de hemel. Hij wil de hand grijpen van iedereen, die in geloof zijn handen omhoog strekt, en zich wil vastklampen aan de aangeboden hulp. Iemand, die in geloof die hulp aangrijpt, kan veilig over de steilste bergen van moeilijkheden heenkomen. Daarbij is zijn eigen ziel vervuld van licht, terwijl hij licht en zegen voor anderen verspreidt. Zo lang als hij zich in geloof stevig aan God vasthoudt, heeft hij licht en kracht van boven uit het heiligdom. Maar als hij twijfel en ongeloof de verbinding laat verbreken, is hij in de duisternis. Hij is niet alleen onmachtig om zelf nog vooruit te komen, maar hij is ook een struikelblok voor anderen.

Iemand die door niets en niemand zijn verbinding met de hemel laat verbreken, wordt een aardse woonplaats voor de Allerhoogste. “Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is: In de hoge en in het heilige woon Ik, en bij de verbrijzelde en nederige van geest” (Jesaja 57:15 NBG). Iemand, die afstand neemt van de zonde en die ver van zich afwerpt, wordt een tempel van de Heilige Geest (I Korinthe 6:19–20). God wil graag in de harten van Zijn volk wonen (Efeze 3:17-20). Maar als we zonde in ons hart koesteren, verhinderen we, dat de Heilige Geest daar wonen kan (I Johannes 3:15). Christus klopt aan de deur van ieder hart. Hij nodigt iedereen uit, zonde in te ruilen voor gerechtigheid. Dan kan Hij binnen komen en bij hen wonen (Openbaring 3:20).

De Bijbel wijst drie tempels aan. De tempel in de hemel, de woonplaats van de Allerhoogste. Daar doet Christus voorbede voor ons. Dan is er de tempel van het menselijk lichaam. Daar regeert en leidt de Heilige Geest ons. En dan is er de tempel op aarde, met zijn dienst, die als beeld dient. Deze is bedoeld om de mensheid te leren, hoe zij goddelijke hulp uit de grote voorraadkamer in de hoge kunnen krijgen. Dan kan God hen eren, door voortdurend bij hen te wonen.

Het aardse heiligdom met zijn beelden en symbolen is net als de krachtige lenzen van een telescoop. Die maken het mogelijk, hemellichamen te zien, die anders onzichtbaar zouden zijn gebleven. In de ogen van onwetende mensen lijken die schitterende lenzen gewoon glas. Maar een sterrenkundige, die ernaar verlangt de wonderen van de hemel te leren kennen, kijkt er vol verrukking doorheen.

Zo is het ook met een christen, die de dienst met zijn beelden van het aardse heiligdom bestudeert. Het is niet een verzameling droge, levenloze overblijfselen van antieke godsdienstige vormen. Maar het is een schitterende kunstgalerij. Daar zijn door de hand van de Meester-Kunstenaar de verschillende onderdelen van het wonderlijke verlossingsplan afgebeeld. Als je dat bestudeert, zul je verwonderd staan over de schoonheid die hierin onthuld wordt. De verschillende figuren spreken als het ware tot hem vanaf het schildersdoek. Zij vertellen het prachtige verhaal over de liefde van de Heiland, totdat hij zelf in geestvervoering naar ze kijkt. Hij ziet het levendige beeld van de priester in sneeuwwit gewaad, die de rode koe naar buiten leidt naar het ruige, onontgonnen dal. Daar wordt het geofferd als offer voor de zonde. Hij ziet hem het bloed sprengen op de ruwe stenen van het dal, om te leren, dat Christus voor de meest waardeloze en meest uitgestoten mensen gestorven is. Wie kan zo’n schilderij aanschouwen, zonder dat zijn hart volstroomt met liefde voor zo’n barmhartige Verlosser?
Dan ziet hij een ander schilderij van een arme zondaar, die ernaar verlangt om vrij te zijn van de zonde. En als hij zijn rijke broeders en zusters met hun lammeren voor het zondoffer voorbij ziet komen, en de armen met hun tortelduiven en jonge duiven, zakt hij weer in wanhoop weg. Want hij heeft niets levends, dat hij kan offeren. Dan licht er hoop op in zijn gelaat, want iemand zegt hem: “Een handvol meel is al genoeg” En dan ziet hij, dat de priester de gebroken tarwe offert, als symbool van het gezegende lichaam dat eens voor hem gebroken zal worden. En hij hoort de priester zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” Dan springt zijn hart op van vreugde, zoals het hart van de arme man bij de vijver van Bethesda opsprong. Die had niemand om hem te helpen. Maar de gezegende Meester zei hem, dat hij zijn bed moest opnemen en gaan wandelen (Johannes 5:2–9).
Iemand, die meer van Christus en Zijn oneindige liefde wil weten, kan de beelden en symbolen van het heiligdom op aarde bestuderen. Als hij of zij deze allemaal met hun origineel verbindt, wordt de ziel met verrukking vervuld. Net als de lenzen van een telescoop onthullen zij de wonderlijke schoonheid in het karakter van onze gezegende Verlosser: een schoonheid, die op geen enkele andere manier geopenbaard is.

De verschillende beelden en symbolen van de dienst in het aardse heiligdom bevatten elk een afzonderlijke en bijzondere hemelse les. Als wij ze allemaal samen zien, vormen ze een prachtig Mozaïsch schilderij van het goddelijke karakter van Christus. Niemand anders dan een hemelse kunstenaar kan van zoiets een portret maken.



Namen voor het heiligdom in de hemel, gegeven door verschillende Bijbelschrijvers:


De vaste plaats van Uw woning
Salomo
II Kronieken 6:39 NBG


Paleizen van Sion
David
Psalm 48:3


Zijn heilig paleis
David
Psalm 11:4


Tempel van God
Johannes
Openbaring 11:19


Uw heilige en luisterrijke woning
Jesaja
Jesaja 63:15 NBG


De ware tabernakel, die de Heere heeft opgericht
Paulus
Hebreeën 8:2


Het huis van Mijn Vader
Jezus
Johannes 14:2


Zijn verheven woonplaats
David
Psalm 33:14


Zijn heilige woning
Jeremia
Jeremia 25:30 NBG



Het heiligdom
Paulus
Hebreeën 8:2


Heilige der heiligen
Paulus
Hebreeën 9:8 King James



Namen voor het heiligdom op aarde:

Het aardse heiligdom
Hebreeën 9:1

De eerste tabernakel
Hebreeën 9:8

Een zinnebeeld (= voorbeeld) voor de tegenwoordige tijd
Hebreeën 9:9

De zinnebeelden van de dingen die in de hemelen zijn
Hebreeën 9:23

Het heiligdom dat met handen gemaakt is
Hebreeën 9:24

Een afschaduwing van het ware
Hebreeën 9:24

Niet het wezen van de dingen zelf
Hebreeën 10:1

Het altaar
I Korinthe 9:13



Het lichaam van een christen wordt tempel genoemd:

“Jezus antwoordde en zei tegen hen: Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem oprichten. … Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam” (Johannes 2:19, 21).

“Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest?” (I Korinthe 6:19).

“Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten, want de tempel van God – en dat bent u – is heilig” (I Korinthe 3:17).