De Tabernakel

De Tabernakel

De tabernakel, die in de woestijn werd opgericht, was een prachtig bouwwerk. Eromheen was een voorhof, afgesloten met linnen doeken. Die waren met zilveren haken opgehangen aan bronzen palen, met zilver beslagen. Van welke kant je de tabernakel ook bekeek, het zag er mooi uit. De noord-, zuid- en westzijde werden gevormd door rechtopstaande planken, tien el hoog, van binnen en van buiten met goud bedekt. Ze werden op hun plaats gehouden door zilveren voetstukken, en door dwarsbalken, die met goud overtrokken waren. Deze dwarsbalken pasten in gouden ringen en zaten rondom de hele constructie (Exodus 26:15–30). De voorkant, aan de oostzijde, werd afgesloten door “een gordijn van blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en dubbeldraads fijn linnen, borduurwerk” (Exodus 36:37). Dit gordijn werd opgehangen aan vijf pilaren van acaciahout, met (gepolijst) goud overtrokken. Dit zorgde ervoor, dat de ingang er schitterend uitzag. De rijke regenboogachtige tinten van het gordijn, waarop cherubs waren geborduurd, vormden de deur van het gebouw, waar God beloofd had te zullen wonen. Het was een prachtige “schaduw” van de ingang tot het heiligdom in de hemel. Daar zetelt de Vader, met een heerlijke regenboog, die Zijn troon omgeeft. Tienduizend maal tienduizend engelen gaan op Zijn bevel in en uit (Openbaring 4:2–4 en 5:11).

Het dak of de bedekking van de tabernakel bestond uit vier tentkleden van stof en huiden. Het binnenste tentkleed bestond, net als de ingang van de tabernakel uit “dubbeldraads fijn linnen en blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol” Daarop waren door een kunstenaar gouden cherubs geborduurd (Exodus 26:1). Dit vormde het plafond. Het was een flauwe afschaduwing van de heerlijke baldakijn boven de troon van God, waar tienduizenden engelen klaar staan om Zijn bevelen uit te voeren (Ezechiël 1:28). Hier overheen lag een tentkleed van geitenhaar, daarboven een dekkleed van rood geverfde ramshuiden, en daar weer overheen een dekkleed van zeekoehuiden. Die vormden samen een perfecte bescherming tegen de weersomstandigheden (Exodus 26:1-14). De verschillende kleuren in de dekkleden vermengden zich met de gouden wanden. En aan de ingang hing het schitterende gordijn, of voorhangsel, zoals dit genoemd werd. Dit alles vormde samen een bouwwerk, dat alles in heerlijkheid overtrof.

Overdag hing boven de tabernakel de wolkkolom, en ’s nachts de vuurkolom. Deze leidden de Israëlieten op al hun tochten (Exodus 40:38). Midden in de woestijn was een koele, verfrissende schuilplaats in de schaduw van de wolkkolom. De mensen die dienst deden in de tabernakel, of in de voorhof aanbaden, hadden hier beschutting van. Daarbuiten was de schroeiende hitte van de woestijn (Jesaja 32:2). Wat een prachtig beeld van de bedekking, die God over Zijn volk spreidt, midden in deze boze wereld. Zo kunnen wij in de schuilplaats van de Allerhoogste zitten, en overnachten in de schaduw van de Almachtige (Psalm 91:1). Terwijl we toch midden in de opschudding en strijd van deze goddeloze, woestijnachtige wereld leven.

’s Nachts viel de intense hitte weg, en duisternis overdekte de woestijn. Dan hing de wolk boven de heilige tabernakel. Het was nu een grote vuurkolom geworden: “’s nachts was er een vuur in voor de ogen van heel het huis van Israël tijdens al hun tochten” (Exodus 40:38). Gods directe, zichtbare aanwezigheid verlichtte het hele kamp. Zo kon iedereen veilig in het donker voorttrekken. Wat een sprekend beeld voor de levenswandel van een christen! Misschien is het licht voor een christen niet met de ogen zichtbaar. Maar als het licht van Gods aanwezigheid hem omgeeft, is zijn levensweg licht. David wist hiervan, toen hij schreef: “Welzalig het volk dat de klank van de bazuin kent, zij wandelen, HEERE, in het licht van Uw aangezicht” (Psalm 89:16). Het zwakste kind van God, dat vertrouwen toont, kan het gezegende voorrecht hebben, te worden geleid door het licht van Gods aangezicht. Je bent veilig voor de valkuilen van de satan, als je jouw hart aan God overgeeft.

Binnen de gouden wanden van de tabernakel verrichtten door God aangewezen priesters hun dienstwerk. In beelden en symbolen was dit een voorstelling van het verlossingsplan.
Het werk van Christus kent twee onderscheiden fases. De ene fase wordt verricht in de eerste afdeling van het heiligdom in de hemel. De andere in de tweede afdeling. Hij biedt voor iedereen vrij de verlossing aan. Veel mensen nemen die aan en gaan op weg op het christelijke levenspad. Christus strekt Zijn oneindige arm naar beneden. Hij slaat die om een ieder heen, die Zijn naam aanroept, en ondersteunt hen. En geen macht op aarde – ook de satan niet – kan een kind van God dwingen om deze beschermende zorg te verlaten (Johannes 10:28–29). De enige manier waarop iemand verloren kan gaan, is het loslaten van die oneindige hand. Als zij, net als Petrus, hun blik van Christus afkeren en die richten op de zee van dit leven, dan zinken ze weg. Tenzij ze, net als hij, uitroepen: “Heere, red mij!” Dan worden zij door de Heiland gered.

Christus’ werk wordt geïllustreerd door de gelijkenis van het huwelijk van de zoon van de koning. Alle gasten, zowel de slechte als de goede, zijn voor de bruiloft samengekomen. Maar wanneer de koning binnenkomt om de gasten te overzien, wordt iedereen eruit gezet, behalve zij die met het bruiloftskleed van de gerechtigheid van Christus zijn bekleed. “Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren” (Mattheüs 22:1–14).
In het heiligdom, de tabernakel, waren twee afdelingen. In de eerste afdeling werd het hele jaar door dagelijks dienst gedaan. Dit is een beeld van het uitnodigen en het bijeenbrengen van de gasten voor de bruiloft. Op één dag aan het einde van het jaar vond in de tweede afdeling een dienst plaats. Dit vormt een beeld voor het uit veel mensen kiezen van diegenen, die aan de uitnodiging gehoor hebben gegeven. Dit zijn de mensen die het eeuwig leven waardig zijn. In de gelijkenis wordt dit uitgebeeld door de koning, die de gasten overziet.

Schaduw
Hebreeën 8:1-5. Het aardse heiligdom was een schaduw van het heiligdom in de hemel.
Werkelijkheid;
Openbaring 11:19. Er is een tempel in de hemel.

Schaduw:
Hebreeën 9:1-3. Het heiligdom op aarde had twee afdelingen.
Werkelijkheid:
Hebreeën 9:24. Het heiligdom in de hemel heeft ook twee afdelingen.