De Tafel voor de Toonbroden

De Tafel voor de Toonbroden

De tafel voor de toonbroden stond aan de noordzijde van de eerste afdeling van het heiligdom. De tafel was twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog. Hij was overtrokken met zuiver goud. Net als het reukofferaltaar had hij aan de bovenkant een gouden sierlijst (Exodus 25:23–30; 40:22).

Op Sabbat maakten de Levieten twaalf broden, of koeken, van ongezuurd deeg (I Kronieken 9:32; Leviticus 24:5). Deze koeken werden elke Sabbat warm op de tafel gelegd (Leviticus 24:8; I Samuel 21:3–6; Mattheüs 12:3–4). Ze werden gerangschikt in twee rijen, of op twee stapels, zes in elke stapel. Op elke stapel moest een gouden wierookbrander met zuivere wierook gelegd worden (Leviticus 24:6–7). Het brood lag een volle week op de tafel. Door sommige vertalers wordt het “brood van de aanwezigheid” genoemd. Aan het einde van de week werd het weggehaald en door de priesters opgegeten (Leviticus 24:9). Dit verklaart, waarom Achimelech de priester op Sabbat geen gewoon brood had, om aan David te geven. Want de priesters waren gewoon, op die dag “geheiligd brood” te eten. (I Samuel 21:4). Het was niet in overeenstemming met de wet om op Sabbat gewoon brood te bakken. Het gebod is duidelijk, dat alle brood, dat thuis voor de Sabbat bestemd is, op de zesde dag gebakken moet worden. “Dat is het wat de HEERE gesproken heeft. Morgen is het de rustdag, de heilige sabbat voor de HEERE! Wat u bakken wilt, bak het, en kook wat u koken wilt, en laat alles wat er overblijft voor uzelf liggen om het tot de volgende morgen te bewaren” (Exodus 16:22–23). Maar de Heer had bepaald, dat de Levieten het toonbrood elke Sabbat moesten bereiden (I Kronieken 9:32).
De hele dienst rond de tafel voor de toonbroden werd op Sabbat verricht. Het brood werd op Sabbat klaargemaakt, en werd warm op de tafel gelegd. De volgende Sabbat werd het weggehaald, en op diezelfde dag door de priesters opgegeten.

De priesters deden dienst “in een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen” Daarom schuilt er voor ons een hemelse les in de toonbroden van het heiligdom in de hemel. Het is een voortdurend offer, dat altijd voor het aangezicht van God aanwezig is. Het leert, dat mensen voor zowel het tijdelijke als het geestelijke voedsel volkomen en voortdurend afhankelijk zijn van God. Beide vormen van voedsel komen tot ons via de Ene, Die altijd leeft om bij de Vader voor ons te pleiten (Hebreeën 7:25).

Dit beeld werd vervuld in Christus, zoals alle afbeeldingen van de dienst in het heiligdom. Hij is het ware brood. Hij zegt: “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees” En Hij voegt hieraan toe: “Als u het vlees van de Zoon des mensen niet eet … hebt u geen leven in uzelf” (Johannes 6:51, 53). Zelfs de discipelen konden Jezus’ woorden niet begrijpen, en zij morden. Jezus las hun gedachten en zei tegen hen: “De Geest is het Die levend maakt; het vlees heeft geen enkel nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven” (Johannes 6:63). Zijn woord is het ware brood. Daarvan moeten wij eten.

Het brood dat in Gods aanwezigheid ligt, wordt uit het heiligdom weggenomen en opgegeten. Daarom zeg Jezus ook: “Het woord dat u hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, Die Mij gezonden heeft” (Johannes 14:24). De Bijbel is rechtstreeks afkomstig van God. God heeft deze aan Christus gegeven, Christus maakte het via Zijn engel aan de profeten bekend. En de profeten gaven het door aan het volk (Openbaring 1:1).
Vaak lezen wij de Bijbel louter uit vroomheid, of om er iets uit te halen, wat we aan anderen kunnen doorgeven. Maar als we haar leven gevende kracht in onze ziel willen ontvangen, moeten we het “warm”, vers vanuit de hemel ontvangen.

Er is geen geschiktere tijd om God via Zijn Woord tot onze ziel te laten spreken, dan op Sabbat. Dan leggen we onze wereldse zorgen en zaken opzij, en nemen de tijd om het Heilige Woord te bestuderen. We laten dit woord doordringen tot in het diepste binnenste van ons hart – net zolang, tot we God tot ons horen spreken, en niet tot een ander.
De priesters moesten op Sabbat niet alleen het warme brood op de tafel zetten. Later moesten zij dat brood eten. Het moest onderdeel van hun diepste wezen worden. God heeft het zo bedoeld, dat Zijn volk elke Sabbat een nieuwe ervaring met de dingen van God heeft. Daardoor zijn ze beter geschikt om door de week aan verzoekingen het hoofd te bieden. Iemand, die op Sabbat nooit een diepere ervaring heeft dan op andere dagen, zal er niet in slagen, de Sabbat zó te houden als God dat wil (Exodus 20:12). Misschien bestuderen we het Woord op Sabbat in een ogenblik van stille tijd. Dan horen we de Heer persoonlijk tot ons spreken. Maar als die woorden niet worden toegepast in ons leven, verlenen die woorden ons geen blijvende kracht. De priesters aten het brood, wat de Sabbat ervoor bereid was. Zij namen het in zich op, en ontvingen zo kracht voor hun dagelijkse taak.

Petrus begreep blijkbaar deze waarheid. Hij spoorde de gemeente aan te verlangen naar de zuivere melk van het Woord, om daardoor op te groeien. Hij zei, dat als ze dat zouden doen, zij “een heilig priesterschap” zouden worden (I Petrus 2:2 5). Dat is het geheim van een leven als ware christen. Onze ziel ontvangt het eeuwige leven niet door vormen en rituelen. Die hebben allemaal hun toegewezen plaats. Maar eeuwig leven is het resultaat van het eten van het ware brood, dat uit Gods aanwezigheid afkomstig is. Dat is Gods Heilige Woord, de gezegende Bijbel.

Schaduw
Exodus 25:30: De toonbroden liggen altijd voor het aangezicht van de Heer.
Werkelijkheid
Johannes 6:48: Christus zei: “Ik ben het levende brood”

Schaduw
Leviticus 24:5: Er waren twaalf toonbroden, het getal van de stammen van Israël
Werkelijkheid
I Korinthe 10:17: Paulus spreekt over de gemeente en zegt dan: “Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood.”