De Reiniging van Melaatsen

De Reiniging van Melaatsen

Van alle ziektes, die de mens geërfd heeft, is er geen afschuwelijker dan melaatsheid. Iemand leeft jarenlang met deze vreselijke ziekte, die delen van zijn lichaam wegvreet. Net zolang tot je naar de dood gaat verlangen, om ervan verlost te zijn.

Melaatsheid is van de vroegste tijden af een beeld voor zonde geweest. En als beeld past het goed voor die walgelijke geestelijke ziekte, die de ziel verwoest van iemand, die zijn geweten keer op keer geweld aandoet. Net zolang, tot er geen kracht meer is om weerstand te bieden, en men helemaal aan het kwaad overgeleverd is.

Toen Mirjam jaloers werd op haar schoonzuster, en zij en Aäron tegen Mozes morden, “zo ontbrandde de toorn van de HEERE tegen hen, … en zie, Mirjam was melaats, wit als sneeuw.” God leerde hen een les: de zonde van jaloezie, morren, en kritiek leveren zijn voor het geestelijk leven hetzelfde, wat melaatsheid voor het lichaam is. Daarna werd zij, als antwoord op het gebed van Mozes, genezen (Numeri 12:9–15).

De begeerte van Gehazi, de knecht van Elisa, ging uit naar de schatten van Naäman. Hij verzon een list en huichelde om die te krijgen. Toen kwam het besluit van de Heer tot hem: “Daarom zal de melaatsheid van Naäman u en uw nakomelingen aankleven, voor altoos” (II Koningen 5:27). Het is daarom niet vreemd, dat de Joden, die de verhalen van Mirjam en Gehazi kenden, melaatsheid zagen als een oordeel van de Heer.

Een melaatse mocht zich niet onder andere mensen mengen. Daarop bestond geen uitzondering: Het gold voor de koning op zijn troon net zo goed als voor de nederigste slaaf. Het gebod van de Heer was: “De kleren van de melaatse bij wie de ziekte is vastgesteld, moeten ingescheurd worden, zijn hoofdhaar moet hij los laten hangen, hij moet zijn baard en snor bedekken en hij moet roepen: Onrein, onrein! Alle dagen dat hij de ziekte heeft, zal hij onrein zijn. … hij moet afgezonderd wonen. Buiten het kamp moet zijn woongebied zijn” (Leviticus 13:45–46).

Melaatsheid was een beeld voor de ergste zonden. Daarom omvatte het ritueel voor de reiniging van een melaatse meer dan enig ander offerritueel. De priester die hem had onderzocht en onrein had verklaard, was de enige die hem weer rein kon verklaren. De priester ging buiten de legerplaats en onderzocht de melaatse. Als de melaatsheid genezen was, dan moest degene die genezen was “twee levende reine vogels neemt, cederhout, karmozijn en hysop” naar de priester brengen. Eén van de vogels werd geslacht boven een aarden pot met bronwater. Daarna werden de levende vogel, het cederhout, de karmozijn en de hysop allemaal in het bloed gedoopt. De priester sprenkelde het bloed ook zevenmaal op degene die gereinigd moest worden. En daarna verklaarde hij hem rein (Leviticus 14:4–7).

Melaatsheid is een erg besmettelijke ziekte. Alles wat een melaatse aanraakt, wordt besmet. Zonde is ook een verschrikkelijke ziekte. De aarde, de lucht en het water zijn allemaal vervloekt vanwege de zonde van de mensheid. En die moeten door hetzelfde bloed gereinigd worden, als het bloed dat de mens reinigt. Daarom liet men de levende vogel, nadat de melaatse rein verklaard was, met z’n veren rood van bloed, vrij wegvliegen in de lucht. Het bloed werd niet alleen op degene die onrein was gesprenkeld. Maar op deze manier werd het bloed ook door de lucht gedragen, die vol ziektekiemen en zonde zat (Jeremia 9:21). Het is een beeld van het bloed van Christus, die een nieuwe hemel – een nieuwe atmosfeer – zal geven aan deze aarde, die door zonde vervloekt is.
Voor de mens ging zondigen bestonden er geen rottende planten. De prachtige bomen werden niet door insectenziektes verwoest. Alles was vrij van de vloek. Niets, behalve het bloed van Christus, kan de plantenwereld herstellen in de schoonheid van de hof van Eden. Als teken van deze herstellende kracht werden een stuk cederhout, de reuzenboom van het woud, en een stukje hysop, de kleine plant, die uit de muur tevoorschijn komt (I Koningen 4:33), in het bloed gedoopt. Deze werden gekozen als de twee uitersten van de plantenwereld, en daarmee werden alle planten erbij ingesloten.

Het dierenrijk is ook door de zonde vervloekt. Maar door de verlossende kracht van het bloed van Christus zal er een andere tijd komen: “Een wolf zal bij een lam verblijven, een luipaard bij een geitenbok neerliggen, een kalf, een jonge leeuw en mestvee zullen bij elkaar zijn, een kleine jongen zal ze hoeden” (Jesaja 11:6).

De scharlaken wol, die in het bloed gedoopt werd, stelde het dierenrijk voor (Hebreeën 9:19). Het bloed van de vogel werd in een aarden pot met bronwater gedaan. Zo zien we, dat het bloed van de vogel bij de reiniging van melaatsen niet alleen in direct contact kwam met de melaatse zelf, maar ook met al het andere dat door de zonde vervloekt was. Namelijk, aarde, lucht, water, plantenleven en het dierenrijk.

Deze wonderlijke afbeeldingen waren slechts compacte profetieën voor het nog veel wonderlijker Origineel. Christus knielde in doodsnood neer op de koude grond van de hof van Gethsémané. Grote druppels bloed vielen van Zijn gezicht neer op de grond (Lukas 22:44). Vierduizend jaar eerder, toen Kaïn zijn broeder doodsloeg, was de aarde voor het eerst in aanraking gekomen met het bloed van een mens. Het viel neer als een vernietigende vloek, die de vruchtbaarheid van de grond verwoestte (Genesis 4:11–12). Sindsdien is de boezem van de aarde bevlekt. Niet alleen met het bloed van afzonderlijke. Stromen bloed hebben de aarde overspoeld, wanneer gewapende legers, aangevoerd door de satan, elkaar afslachtten. Elke bloeddruppel heeft deze vloek verzwaard (Jesaja 24:5–6). Maar hoe anders was dit met het bloed van de gezegende Heiland! Daarin school genezing, reinigende kracht (Numeri 35:33).

De vloek van de zonde hangt zwaar in de atmosfeer. Deze is zó vol ziektekiemen, dat Jeremia kon zeggen: “De dood is geklommen in onze vensters, hij is gekomen in onze paleizen, om uit te roeien het kind van de straat, de jongelingen van de pleinen” (Jeremia 9:21). Bij de afbeelding drupte het bloed van de levende vogel, wanneer deze door de lucht vloog. Het viel beneden op de rotsen. Deze schaduwrituelen van de Levitische priesterdienst waren geen zinloze vormendienst. Ze vormden profetieën voor het grote Origineel.

Vanaf de vroegste tijden is water door de vloek van de zonde aangetast (Exodus 15:23). De vogel, die boven het bronwater gedood werd was een afbeelding van de dood van Christus. Hij zou de vloek van de zonde voorgoed uit de wateren op aarde wegdoen. Het bloed van Christus kwam in direct contact met water. Toen de soldaat die wrede speer in de zijde van de Heiland stootte, “kwam er bloed en water uit” (Johannes 19:34). Niet een mengeling van bloed en water, maar bloed en water: twee stromen die vrucht droegen.
“Het is een prachtig symbool: die levende vogel, die in het bloed van de geslachte vogel gedoopt werd, en daarna werd vrijgelaten tot een vreugdevol leven. Voor ons is het een symbool van de verzoening. Dood en leven werden daar met elkaar vereend. Iemand die op zoek is naar waarheid, vindt hier de verborgen schat: de eenwording van het vergevende bloed met de opstanding en het leven van onze Verlosser.

De vogel werd boven bronwater geslacht. Dat levende water was een symbool van de steeds stromende, steeds reinigende werking van het bloed van Christus.”
Het kruis waaraan de Heiland hing, dat bevlekt was met Zijn kostbaar bloed, was van een boom uit het woud gemaakt. Een dunne hysopstengel droeg de spons, die, in azijn gedoopt, aan Hem gegeven werd om Zijn dorst te lessen.

Toen de Heiland aan het kruis hing, luisterde hij naar een woord of teken van de mensen om Hem heen, dat zou aangeven, dat Zijn over gewaardeerd werd. Maar door de opdringende menigte onder Hem werden alleen maar hatelijke opmerkingen, scheldpartijen en vloeken naar Zijn hoofd geslingerd. Zelfs één van de boosdoeners die naast Hem hing deed mee aan het gescheld. Maar de andere boosdoener bestrafte hem. En tot Jezus zei hij: “Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent” En Jezus antwoordde: “Voorwaar, heden zeg Ik u, u zult met Mij in het paradijs zijn” (Lukas 23:39–43). In dit antwoord school de verzekering, dat deze boosdoener vergeving had ontvangen. Juist toen het reinigende bloed van Christus uit Zijn aderen vloeide, verheugde de boosdoener in de kracht, die daarin school, om van zonde te reinigen. Hij, van wie Zijn vijanden dachten, dat Hij was overwonnen, stierf als een machtig Overwinnaar. En de boosdoener mocht de vervulling ervaren van de belofte: “Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw” (Jesaja 1:18).

De kleur van de wol die in het bloed van het schaduwoffer werd gedoopt was vol betekenis. Het is bijna onmogelijk om vlekken van scharlaken te verwijderen. Maar: “Al waren uw zonden als scharlaken,” het bloed van Christus kan die “wit … als sneeuw” maken. Je kunt door iedereen op aarde veroordeeld worden en als een verworpene beschouwd worden. Maar als je naar de Heiland kijkt, en aanspraak maakt op Zijn reinigende macht, zal Hij al jouw zonden wegwassen. En Hij geeft je blijdschap en vreugde in je hart.

Degene, die in de schaduwdienst gereinigd moest worden, werd met het bloed besprenkeld, en daarna rein verklaard. Toch moest deze nog meer doen. Op de achtste dag nadat hij rein verklaard was, moest hij voor de priester verschijnen met twee lammeren, een graanoffer en een log olie (ongeveer een halve liter). De priester stelde degene, die gereinigd moest worden, bij de ingang van de tabernakel. Hij bewoog één van de lammeren en de olie als beweegoffer voor de Heer. Dan slachtte hij het lam, nam iets van het bloed, en deed dit “aan de rechter oorlel” van degene, die gereinigd moest worden. En ook op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van de rechtervoet (Leviticus 14:10–14). De priester wijdde zijn oren, zodat hij alleen die dingen zou horen, die hem rein zouden houden. Hij wijdde zijn handen voor de dienst aan God. En hij wijdde zijn voeten, zodat die alleen op de weg van de geboden van de Heer zouden gaan.
Daarna nam de priester de log olie. Hij sprenkelde een deel voor het aangezicht van de Heer. En een deel deed hij aan de rechter oorlel van degene, die gereinigd moest worden. En ook op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van zijn rechtervoet. Vervolgens zalfde hij zijn hoofd met de olie die nog over was (Leviticus 14:15–18).
Deze dienst was geen lege vorm, maar een beeld van een gezegend origineel. Dit wordt vervuld in het leven van iedere christen, die zichzelf aanmeldt voor de dienst aan de Heer, wanneer de Heer zijn zonden vergeeft en hem rein verklaart. Jezus zei van Maria: “Haar zonden, die veel waren, zijn haar vergeven, want zij heeft veel liefgehad; maar aan wie weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief” (Lukas 7:47). Een melaatse, die van die walgelijke, levende dood, gereinigd was, voelde zich zó dankbaar tegenover God vanwege die vrijheid en reiniging, dat hij zijn leven wijdde aan het dienen van de Heer. De olie is een teken van de Heilige Geest, die een christen voorbereidt op zijn of haar dienst. Met deze olie werd niet alleen het oor, de hand en de voet aangeraakt. Maar ze werd over zijn hoofd uitgegoten. Dit was een teken van de volledige overgave, met heel je wezen, aan het dienen van zijn Meester, die hem heeft verlost. De boeken in de hemel bevatten veel namen van mensen, die deze prachtige, werkelijke reiniging hebben vervuld. Zij hebben hun hele wezen overgegeven aan het dienen van hun Verlosser.

De wet voor de Levieten voorzag ook in de reiniging van huizen en kleren, die door melaatsheid waren aangetast. Als een huiseigenaar verschijnselen zag, die op melaatsheid wezen, moest hij dit aan de priester melden. Die kwam meteen om het huis te onderzoeken. Eerst moest het huis worden leeggehaald. Wanneer de priester “groenachtige of roodachtige” plekken op de muur zag, werd het huis voor zeven dagen afgesloten. Als deze uitslag na zeven dagen nog steeds op de muren zat, moesten die eraf worden gekrabd. De aangetaste stenen moesten uit de muur worden gehaald, en het huis moest grondig worden opgeknapt. Als de plekken terug kwamen, toonde dit aan, dat de melaatsheid niet afkomstig was van een lek, of een scheur in de muur. De plaats waarop het huis stond was vochtig en ongezond. Dan moest het huis worden afgebroken (Leviticus 14:34–45).

Als de gezondheidswetten van vandaag net zo waakzaam zouden zijn over de huizen van de mensen als die oude Levitische wetten, dan zou die gevreesde ziekte, tuberculose, minder vaak voorkomen.

De wetten voor kleding die door melaatsheid waren aangetast, waren erg streng ( Leviticus 13:47–59). Als de plaag van de melaatsheid zó diep in het kledingstuk was doorgedrongen, dat die door wassen niet verwijderd kon worden, dan moest dat kledingstuk met vuur verbrand worden. Er schuilt een diepe geestelijke les in dit voorschrift. God heeft heel duidelijke aanwijzingen gegeven voor de kleding van Zijn volgelingen (I Petrus 3:3–4; I Timotheüs 2:9). Het is nooit Zijn bedoeling geweest, dat Zijn volk de dwaze modes van de wereld zou volgen (Jesaja 3:16–26). Er moet duidelijk onderscheid zijn tussen de kleding van christenen en die van wereldse mensen (Numeri 15:38–39). Mensen voeren misschien aan, dat zij hun trots hebben overwonnen. Als zij modieuze kleren dragen en zich kleden als de wereld, schaadt het hen niet. Dat beweren zij tenminste; omdat zij hun trots overwonnen hebben. Als dat waar was, zou iemand, die net van de pokken genezen is, ook de kleren kunnen dragen, die door de ziekte besmet zijn. Men redeneert, dat als je de ziekte eenmaal hebt gehad, en hersteld bent, je de ziekte niet voor de tweede keer kunt krijgen. Daarom zou er geen gevaar in de kleding schuilen. Maar overal waar je gaat, strooi je de ziektekiemen om je heen. Zo is het ook voor een christen, die nalaat om de aanwijzingen van de Heer op het punt van kleding op te volgen. Je geeft een verkeerde voorstelling van wie de Heer is. En je zaait het zaad van trots en ijdelheid in de harten van gemeenteleden, die zwakker zijn dan jij. Het is beter, de aanwijzingen op te volgen, die in de dienst van de Levieten gegeven worden, en kleding, die besmet is met trots en ijdelheid, te verbranden. Want zelfs door onze kleding kunnen we een verkeerd beeld van onze Heer en Meester oproepen.

“Het hele systeem van het Jodendom is het evangelie in sluiers gehuld.”

Schaduw
Leviticus 14:6–7: Er werd bloed gesprenkeld op degene die gereinigd moest worden.
Werkelijkheid

I Petrus 1:2: Besprenkeling met het bloed van Jezus reinigt ons van zonde.


Schaduw
Leviticus 14:6: Cederhout, scharlaken en hysop werden in het bloed gedoopt.
I Koningen 4:33: Ceder en hysop liggen in het plantenrijk het ver uit elkaar.
Werkelijkheid
Johannes 19:29: Hysop wordt daar in verbinding gebracht met de Heiland. En het kruis werd gemaakt van een boom uit het woud.

Schaduw
Leviticus 14:5: De vogel werd gedood en het bloed werd in een aarden pot opgevangen. Werkelijkheid
Lukas 22:44. Jezus’ bloed drupte op de aarde.


Schaduw
Leviticus 14:6–7: De vogel die in het bloed werd gedoopt, werd vrijgelaten om door de lucht te vliegen. Jeremia 9:21: de lucht is onrein.
Werkelijkheid
Openbaring 21:1: Er zal, als gevolg van de dood van Christus, een nieuwe hemel komen (een schone atmosfeer). Vanaf het kruis druppelde Zijn bloed door de lucht.


Schaduw
Leviticus 14:14, 17: De rechter oorlel werd met het bloed en de olie aangeraakt.
Werkelijkheid
Jesaja 42:18 – 20: Dienaren van God zijn doof voor dingen, die ze niet moeten horen.

Schaduw
Leviticus 14:14, 17: De duim van de rechterhand werd met het bloed en de olie aangeraakt.
Werkelijkheid
Psalm 119:48: “Ik strek mijn handen uit naar Uw geboden, die ik liefheb.”

Schaduw
Leviticus 14:14, 17: De grote teen van de rechtervoet werd met het bloed en de olie aangeraakt.
Werkelijkheid
Genesis 17:1: “Ik ben God, de Almachtige. Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.”