Aan de kleine kudde

Dierbare geloofsgenoten.

De Heer gaf mij een gezicht op 26 januari 1850 en dat wil ik met u delen. Ik zag dat sommigen van het volk van God dwaas en slapende waren. En aldus half wakker, hadden zij geen besef van de tijd waarin wij nu leven en dat de “man” met de “bezem” reeds binnengekomen was en dat sommigen op het punt stonden om weggevaagd te worden. Ik smeekte Jezus om hen te redden, om hen nog een korte tijd te sparen en hen te laten zien in welk gevaar zij zich bevonden, dat zij zich gereed zouden maken voordat het voor eeuwig te laat zou zijn. De engel zei: “De verwoesting komt eraan als een machtige tornado.” Ik smeekte de engel om medelijden en om hen te sparen die van de wereld hielden en vastgeketend waren aan hun bezittingen en niet bereid waren om zichzelf ervan te bevrijden om meer haast te kunnen maken met het sturen van boodschappers naar de hongerige schapen, om hen te voeden, die verloren gingen door gebrek aan geestelijk voedsel.

Toen ik toekeek hoe arme zielen doodgingen door gebrek aan de tegenwoordige waarheid en hoe sommigen die belijden de waarheid te geloven hen lieten doodgaan door de noodzakelijke middelen te weerhouden aan het werk van God, was de aanblik te pijnlijk voor mij en ik smeekte de engel om het gezicht te doen ophouden. Ik zag dat wanneer de zaak van God van sommigen vroeg om hun bezit op te geven, net als de rijke jongeling die bij Jezus kwam (Mattheus 19: 16-22), zij verdrietig weggingen. Ik zag dat spoedig de overstromende ramspoed over hen heen zou gaan en al hun bezittingen wegvagen en dan zal het te laat zijn om aardse goederen op te offeren en schatten te bewaren in de hemel.

Ik zag toen de glorieuze Verlosser, schoon en lieflijk, die de Koninklijke heerlijkheid verliet en naar deze donkere en eenzame wereld kwam om Zijn kostbare leven te geven en te sterven, de rechtvaardige voor de onrechtvaardigen. Hij verdroeg gruwelijke spot en mishandeling en droeg een doornenkroon en zweette grote druppels bloed in de hof, door de last van de zonden van de wereld die op Hem rustte. De engel vroeg: “Waarom?” O, ik zag en wist dat het voor ons was; voor onze zonden heeft Hij dit alles geleden, zodat Hij door Zijn kostbare bloed ons kon verzoenen met God.

En weer kwamen hen mij voor ogen die niet bereid waren om de goederen van deze wereld weg te doen om verloren zielen te redden, door hen de waarheid te zenden, terwijl Jezus bij de Vader stond, pleitend op Zijn bloed, Zijn lijden en Zijn dood voor hen. En Gods boodschappers wachten, staan gereed om hen de reddende waarheid te brengen, zodat zij verzegeld mogen worden met het zegel van de levende God. Het was te moeilijk voor sommigen die belijden de tegenwoordige waarheid te geloven, om zelfs het weinige te doen om de boodschappers Gods eigen geld te overhandigen, dat Hij hen had geleend om voor Hem te beheren.

Toen richtte ik mijn blik weer op Jezus, die Zijn grote offer en liefde en Zijn leven voor hen gegeven heeft. En op de levens van hen die belijden dat zij volgelingen van Hem zijn, die aardse goederen hadden, maar het te moeilijk vonden om mee te helpen in het werk van verlossing. De engel zei: “Kunnen zulken in de hemel komen?” Een ander engel antwoordde: “Nee, nooit, nooit, nooit. Zij die niet geïnteresseerd zijn in de zaak van God op aarde, kunnen nooit het lied van verlossende liefde hierboven zingen.”

Ik zag dat het snelle werk dat God deed op aarde, spoedig afgesneden zou worden in gerechtigheid en dat de snelle boodschappers hun snelheid moesten opvoeren op zoek naar de verstrooide kudde. Een engel zei: “Zijn allen boodschappers? Nee, nee, Gods boodschappers hebben een boodschap.”

Ik zag dat de zaak van God gehinderd en oneer aangedaan was door sommigen die op reis waren gegaan zonder de boodschap van God. Zulken zullen verantwoording moeten afleggen voor al het kleingeld dat zijn hebben gebruikt voor een reis, waar het niet hun plicht was om te gaan. Want dat geld had gebruikt kunnen worden voor de zaak van God en door hun nalatigheid hebben zielen honger geleden en zijn zielen gestorven door gebrek aan geestelijk voedsel, dat aan hen gegeven had kunnen worden door de geroepenen en uitverkoren boodschappers als zij de middelen tot hun beschikking hadden gehad.

De machtige schudding vond plaats en zal voortduren en iedereen, die niet bereid is om zich stevig en onwankelbaar vast te houden aan de waarheid en zich op te offeren voor God en Zijn zaak, zal geschud worden. De engel zei: “Denkt u dat iemand gedwongen zal worden om zich op te offeren? Nee, nee. Het moet een vrijwillige opoffering zijn. Het kost alles om de akker te kopen.” Ik riep tot God om Zijn volk te sparen, sommigen waren zwak en stervende.

Ik zag dat zij die kracht hebben om te arbeiden met hun handen en zo mee te helpen aan de zaak, verantwoordelijk waren voor die kracht, en weer anderen voor hun bezit.

Ik zag dat de oordelen van de Almachtige God haastig op ons afkomen. Ik smeekte de engel om in zijn taal tot het volk te spreken. Hij zei: “Alle donderslagen en bliksemschichten van de berg Sinaï zouden hen niet in beweging brengen als zij niet bewogen worden door de eenvoudige waarheid van het woord van God; noch zal de boodschap van een engel hen wakker maken.”

Ik zag toen de schoonheid en de lieflijkheid van Jezus. Zijn kleed was witter dan het witste wit. Geen taal is in staat om Zijn heerlijkheid en verheven lieflijkheid te beschrijven. Iedereen, iedereen die de geboden Gods bewaart, zal door de poorten de Stad binnengaan en recht hebben te eten van de boom des levens en om voor altijd in de nabijheid van de lieflijke Jezus te zijn, wiens aangezicht feller schijnt dat de middagzon.

Toen werd mijn aandacht gericht op Adam en Eva in Eden. Zij namen van de verboden boom en toen werd een vlammend zwaard om de boom des levens geplaatst en zij werden uit de hof verdreven, zodat zij niet zouden eten van de boom des levens en onsterfelijke zondaren worden.
De boom des levens verlengd onsterfelijkheid. Ik hoorde een engel vragen: “Wie van de familie van Adam is in staat geweest voorbij het vlammend zwaard te gaan en te nemen van de boom des levens?” Een andere engel antwoordde: “Niet een van de familie van Adam heeft het zwaard kunnen passeren en heeft genomen van die boom. Daarom zijn er geen onsterfelijke zondaars. De ziel die zondigt, zal een eeuwige dood sterven; een dood die voor altijd duurt, waar er geen hoop meer is op opstanding en de toorn van God zal verzoend zijn.”

Ik zag dat de heiligen zullen rusten in de Heilige Stad en als koningen en priesters heersen voor 1.000 jaren. Daarna zal Jezus met de heiligen nederdalen op de Olijfberg en de berg zal uiteengaan en tot een grote vlakte worden waar het Paradijs van God op zal rusten. De rest van de aarde zal niet gereinigd worden voordat de slechte doden zullen opstaan (na de 1.000 jaren) en zich verzamelen rondom de stad. Want de voeten van de onrechtvaardigen zullen de nieuwe aarde niet ontheiligen. Dan zal vuur van God nederdalen uit de hemel en hen vernietigen en hen verbranden met wortel en tak. Hetzelfde vuur dat de onrechtvaardigen zal vernietigen, zal ook de aarde reinigen.

In de hoop op onsterfelijkheid bij de verschijning van Jezus,
(Review and Harald 1850-04-01 - E.G. White)