13 Rechtvaardige vergelding

Rechtvaardige Vergelding

1 Hoe heeft God de mensen voorheen vergolden? Hebreeen 2: 2, 3
2
Want als het door engelen gesproken woord al vast–en–zeker is gebleken,
en elke overtreding en ongehoorzaamheid een rechtvaardige vergelding
heeft moeten aannemen,
3 hoe zullen wij dan ontkomen wanneer we ons niet bekommeren om een zo groot heil?–
dat aanvankelijk is uitgesproken door de Heer, en door wie het hebben gehoord aan ons bevestigd is,

2 Hoe zullen wij in het oordeel beloond worden? 2 Korintiers 5: 10 ; Romeinen 5: 6 ; Galaten 6: 7
10
Want wij moeten allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat elk ontvange naardat hij gedaan heeft in het lichaam, hetzij goed, hetzij kwaad.
6 Welke een iegelijk vergelden zal naar zijn werken;
7 Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien.

3 Wat zal het loon van de kwaaddoener zijn? Galaten 6: 8 ; Romeinen 2: 9
8
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien.
9 verdrukking en benauwing over alle mensenziel van wie het kwade bedrijft, Judeeër allereerst, maar ook Helleen,

4 Wat zal het loon der rechtvaardigen zijn? Galaten 6: 8 ; Romeinen 2: 10
8
wie in zijn eigen vlees zaait, die zal van het vlees de verderfenis oogsten; maar wie in de Geest zaait, die zal van de Geest het eeuwige leven oogsten.
10 maar heerlijkheid en eer en vrede voor al degenen die goeddoen, eerst voor de Joden, en ook voor de Grieken.

5 Welke algemene regel van vergelding wordt er in de Bijbel gegeven? Matteus 7: 1, 2 ; Psalm 18: 25, 26
1
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.
2 Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden.
25 Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij U oprecht.
26 Bij den reine houdt Gij U rein, maar bij den verkeerde bewijst Gij U een Worstelaar.

6 Wat worden wij, met het oog hierop, gewaarschuwd niet te doen? 1 Petrus 3: 9
9
Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegening zoudt beerven.

7 Wat wordt er gezegd van hen, die kwaad voor goed vergelden? Spreuken 17: 13
13
Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken.

8 Welk beginsel van rechtvaardigheid moet onze handelingen beheersen? Spreuken 3: 27
27
Onthoud uwe gave niet aan wie ze noodig heeft, wanneer geven in uw macht staat;

9 Waar zullen allen vergolden worden? Spreuken 11: 31
31
Zie, de rechtvaardige ontvangt op aarde vergelding, hoeveel te meer de goddelooze en de zondaar!

10 Waar kunnen wij zeker van zijn, dat God doen zal, wanneer Hij ten laatste vergelding schenkt? Genesis 18: 25 ; Psalm 89: 15
25
Het zij verre van u zoo te doen, en den rechtvaardige met den goddelooze tezamen te dooden, zoodat het den rechtvaardige vergaat als den goddelooze. Dat zij verre van u l Zou de rechter der gansche aarde geen recht doen?
15 Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen.