15 De plicht van bemoedigen

De plicht van bemoedigen

1 .Toen de tien verkenners een kwaad gerucht van het land Kanaan brachten, wat zei Kaleb toen? Num. 13: 30
30
Daarop trachtte Kaleb het volk tot bedaren te brengen tegenover Mozes en zeide: Laat ons gerust optrekken en het in bezit nemen, want wij zullen het zeker kunnen vermeesteren.

2 .Wat zeiden de tien verkenners? Nummmerie 13: 31
31
Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tegen dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.

3 .Welke invloed had dit kwade gerucht op het volk? Num. 14: 1-4
1 Toen verhief de gehele vergadering haar stem en het volk weende in die nacht.
2 Al de Israëlieten morden tegen Mozes en Aaron; en de gehele vergadering zeide tot hen: Och, waren wij in het land Egypte gestorven, of waren wij in deze woestijn gestorven!
3 Waarom toch brengt ons de HERE naar dit land, opdat wij door het zwaard vallen, onze vrouwen en kinderen ten buit worden? Zou het voor ons niet beter zijn naar Egypte terug te keren?
4 En zij zeiden tot elkaar: Laat ons een hoofd aanstellen en naar Egypte terugkeren.

4 .In welke bewoordingen trachtte Mozes Jozua te bemoedigen? Deut. 31: 7,8
7
Toen riep Mozes Jozua en zeide tot hem in tegenwoordigheid van geheel Israël: Wees sterk en moedig, want gij zult met dit volk komen in het land, waarvan de HERE hun vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou, en gij zult het hen doen beërven.
8 Want de HERE zelf zal voor u uit trekken, Hij zelf zal met u zijn, Hij zal u niet begeven en u niet verlaten; vrees niet en word niet verschrikt.

5 .Wat zei Mozes voor God sprekende, in zijn laatste opdracht aan Jozua tot hen? Deut. 31: 23
23
En Hij gebood Jozua, de zoon van Nun: Wees sterk en moedig, want gij zult de Israëlieten brengen in het land, dat Ik hun onder ede beloofd heb, en Ik zal met u zijn

6 .Hoe bemoedigde de Heer Jozua na de dood van Mozes? Jozua 1: 1-6
1
Het geschiedde na de dood van Mozes, de knecht des HEREN, dat de HERE tot Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, zeide:
2 Mijn knecht Mozes is gestorven; welnu, maak u gereed, trek over de Jordaan hier, gij en dit gehele volk, naar het land, dat Ik hun, de Israëlieten, geven zal.
3 Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden, zoals Ik tot Mozes gesproken heb.
4 Van de woestijn en de Libanon ginds tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, het gehele land der Hethieten, en tot aan de Grote Zee in het westen zal uw gebied zijn.
5 Niemand zal voor u standhouden al de dagen van uw leven; zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven en u niet verlaten.
6
Wees sterk en moedig, want gij zult dit volk het land doen beërven, dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te zullen geven.

7 .Wat zei Koning Hiskia tot Israël, toen Sanherib, de koning van Assyrië, tegen Jeruzalem optrok? 2 Kronieken. 32: 7,8
7 Wees sterk en moedig, vreest niet en wordt niet verschrikt voor de koning van Assur en de gehele menigte die met hem is, want met ons is meer dan met hem.
8 Met hem is een vleselijke arm, maar met ons is de HERE, onze God, die ons helpt en onze oorlogen voert. En het volk steunde op de woorden van Jechizkia, de koning van Juda.

8 .Welke uitwerking hadden deze woorden op het volk? 2 Kronieken 32: 8
8
Met hem is een vleselijke arm, maar met ons is de HERE, onze God, die ons helpt en onze oorlogen voert. En het volk steunde op de woorden van Jechizkia, de koning van Juda.

9 .Hoe trachtte Josia de dienst van God te bevorderen? 2 Kronieken. 35: 2
2
Hij wees de priesters hun taak aan en wekte hen op tot de dienst van het huis des HEREN.

10. Door welke boodschap trachtte God het volk aan te moedigen om de tempel te herbouwen? Haggai 2: 4
4
Maar nu, wees sterk, Zerubbabel, luidt het woord des HEREN, en wees sterk, Jozua, zoon van Josadak, hogepriester, en wees sterk, al gij volk des lands luidt het woord des HEREN, en gaat aan het werk, want Ik ben met u, luidt het woord van de HERE der heerscharen,

11. Welke boodschap heeft Christus ons achtergelaten? Johannes 16: 33
33
Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.