01 De bewerker van vrijheid

De Bewerker der Vrijheid. 1

1 .Hoe wordt de dienstbaarheid van Israël in Egypte beschreven? Exodus 2: 23. Vergelijk met Jakobus 5:1-4.
23
In de loop van deze vele jaren was de koning van Egypte gestorven. Maar de Israëlieten zuchtten nog steeds onder hun dwangarbeid en zij klaagden luid. Vanuit hun slavenbestaan drong hun gejammer door tot God,

1 Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen die u zullen overkomen.
2 Uw rijkdom is verrot, uw klederen zijn door de mot aangevreten,
3 uw goud en zilver zijn verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.
4 Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.
5
Gij hebt op aarde weelderig geleefd en u te goed gedaan, gij hebt uw hart vetgemest in de slachttijd.

2 .Wie hoorde het gekerm? Exodus 2: 24.
24
en God luisterde naar hun klagen; Hij was zijn verbond met Abraham, Isaak en Jacob indachtig.

3 .Wat zei God tot Mozes? Exodus 3: 9,10.
9 En nu, zie, het gejammer der Israëlieten is tot Mij doorgedrongen; ook heb Ik gezien, hoezeer de Egyptenaren hen verdrukken.
10 Nu dan, ga, Ik zend u tot Farao, om mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte te leiden.

4 .Wat zei God over Zichzelf, toen Hij Israël Zijn wet gaf? Exodus 20: 2.
2 Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.

5 .Welke voorziening maakte God tegen slavernij en onderdrukking? Exodus 22:21 / Deuteronomium 15: 12-15 Zie 2Korintiers 1: 3,4.
21 Een vreemdeling zult gij niet onderdrukken, noch hem benauwen, want gij zijt vreemdelingen geweest in het land Egypte.

12 Wanneer uw broeder, een Hebreeër of een Hebreeïne, aan u verkocht zal zijn, zo zal hij u zes jaren dienen; maar in het zevende jaar zult gij hem vrij van u laten gaan.
13
En als gij hem vrij van u gaan laat, zo zult gij hem niet leeg laten gaan:
14 Gij zult hem rijkelijk opleggen van uw kudde, en van uw dorsvloer, en van uw wijnpers; waarin u de HERE, uw God, gezegend heeft, daarvan zult gij hem geven.
15 En gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt, en dat u de HERE, uw God, verlost heeft; daarom gebied ik u heden deze zaak.

3 Gelooft zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting,
4 die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden.

6 .Wat was een reden, die aangegeven werd, waarom Israël de Sabbat moest houden? Deuteronomium 5: 15.
15
want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de HERE, uw God, u van daar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de HERE, uw God, geboden de sabbatdag te houden.
Noot: Dit laat ons denken, dat zij gedurende hun dienstbaarheid en onderdrukking in Egypte moeilijk hadden gehad met het houden van de sabbat, het geen een feit is. Uit de beschuldiging, die door Farao ingebracht werd tegen Mozes en Aaron, zoals opgetekend staat in Exodus 5: 5, “Verder zeide Farao: Ziet, het volk des lands is al te veel; en zoudt gijlieden hen doen rusten(Hebreeuws, Shabbath) van hun lasten?” blijkt duidelijk dat de sabbat hen afgenomen was; dat zij hadden moeten werken op de sabbat; en dat Mozes en Aaron hen leerden, de sabbat te houden. Waar het recht van het individu en godsdienstige vrijheid erkend worden, wordt het houden van de Sabbat niet door de burgerlijke wet geweigerd en evenmin geëist.

7 .Welke bekendmaking moest ieder vijftigste jaar door het ganse land van Israël gedaan worden? Leviticus 25: 10.
10
Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren.

8 .Wat deed God, omdat Israël naliet dit te doen, begon te onderdrukken, de Sabbat niet achtte, en er een verkeerd gebruik van maakte? Jeremia 34: 17. Zie ook Jeremia 17: 24-27 en 2Kronieken 36: 19-21.
17 Daarom zegt de HERE aldus: Gij hebt niet naar Mij gehoord om een vrijlating af te kondigen, een ieder voor zijn broeder en een ieder voor zijn naaste. Zie, Ik kondig voor u een vrijlating af, luidt het woord des HEREN, aan het zwaard, de pest en de honger, en Ik zal u tot een schrikbeeld maken voor alle koninkrijken der aarde.

24
Het zal dan geschieden, indien gij vlijtiglijk naar Mij zult horen, spreekt de HERE, dat gij geen last door de poorten dezer stad op den sabbatdag inbrengt, en gij den sabbatdag heiligt, dat gij geen werk daarop doet;
25
Zo zullen door de poorten dezer stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van David, rijdende op wagens en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid.
26 En zij zullen komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen rondom Jeruzalem, en uit het land van Benjamin, en uit de laagte, en van het gebergte, en van het zuiden, aanbrengende brandoffer, en slachtoffer, en spijsoffer, en wierook, en aanbrengende lofoffer, ten huize des HEREN.
27 Maar indien gij naar Mij niet zult horen, om den sabbatdag te heiligen, en om geen last te dragen als gij op den sabbatdag door de poorten van Jeruzalem ingaat; zo zal Ik een vuur in haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren, en niet worden uitgeblust.

9 .Wat vond God verkeerd in de wijze, waarop Israël zijn vasten en eredienst hield? Jesaja 58: 3,4.
3
Waarom vasten wij, als Gij er toch niet op let: verootmoedigen wij ons, als Gij er toch geen acht op slaat? Zie, op uw vastendag doet gij zaken en drijft gij al uw arbeiders aan.
4
Zie, tot twist en tot strijd vast gij en om te slaan met snode vuist; gij vast heden niet om uw stem in den hoge te doen horen.

10.Wat zei God is het vasten, dat hij verkiest? Jesaja 58: 6,7.
6
Is dit niet het vasten dat Ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken?
7
Is het niet, dat gij voor de hongerige uw brood breekt en arme zwervelingen in uw huis brengt, ja, als gij een naakte ziet, dat gij hem bekleedt en u niet onttrekt aan uw eigen vlees en bloed?

11.Wat betekent Christus zending naar deze wereld? Lukas 4: 18,19.
18
De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden
19 om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.

12.In welke toestand bevinden zij zich die zonde doen? Johannes 8: 34.
34
Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een iegelijk, die de zonde doet, is een dienstknecht der zonde.

13.Waarom moest Christus de naam Jezus dragen? Mattheus 1: 21.
21
Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden.

14.Wat vormt de drijfveer tot alle zonde? Jakobus 1:15 en Romeinen 7: 7.
15
Daarna, als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.

7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren.

15.Door welke tekst in de Bijbel wordt de gelijkheid van rechten duidelijk aangetoond? Leviticus 19: 18.
18 Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de HERE.

16.Welke gedragslijn heeft Christus aangegeven in overeenstemming met dit gebod? Mattheus 7: 12.
12
Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten.

17.Wie allen kan de harten der mensen reinigen van zelfzucht? Handelingen 4: 12/ 1Johannes 1: 9
12
En de zaligheid is in geen andere(Christus); want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden?

9 Indien wij onze zonden belijden, Hij(Christus) is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeeft, en ons reinigt van alle ongerechtigheid.

18.Wie alleen kan dan wezenlijk vrijheid gegeven aan de mens? Johannes 8: 36.
36
Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn

19.Wat is de houding, die Christus tegenover ongelovigen inneemt? Johannes 12: 47.
47 En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet,
want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden.

20.Welke geest, zei Christus, moet Zijn discipelen bezielen? Markus 10: 42-45.
42
En Jezus riep hen tot Zich en zeide tot hen: Gij weet, dat zij, die regeerders der volken heten, heerschappij over hen voeren, en hun rijksgroten oefenen macht over hen.
43 Zo is het echter onder u niet. Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn;
44 en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn.
45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.

21.Wat is aanwezig, waar de Geest des Heren is? 2Korintiers 3: 17.
17 De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid.

22.Welke soort van eredienst is alleen Gode welgevallig? Johannes 4: 23,24.
23 Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem zo aanbidden.
24 God is een Geest, en die Hem aanbidden, moet Hem aanbidden in geest en waarheid.