14 Een grote vervolgende macht

Een Grote Vervolgende Macht 14

Wat is het eerste symbool van Openbaring 13?
Openbaring 12:17/ 13:1
17
En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben

1 en hij bleef staan op het zand der zee. En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering
Noot: zoals uit de studie van het boek Daniël blijkt, stelt een beest in de profetie een of ander grote aardse macht of koninkrijk voor. Een hoofd stelt een heersende macht voor. Hoornen stellen een aantal koninkrijken voor. Gekroonde hoofden of hoornen stellen politieke heerschappijen voor. Wateren stellen volken, scharen en natiën voor. (Openbaring 17: 15)

Hoe wordt dit beest verder omschreven? Openbaring 13:2
2
En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.
Noot: Dit beest had de karakteristieken van de drie dieren van Daniël 7, de leeuw, de beer en de luipaard die respectievelijk voorstelden Babylon, Medo-Perzië en Griekenland. Het vierde dier van Daniël 7 had tien hoornen en stelde het Romeinse rijk voor.

Wat gaf de draak aan dit beest? Openbaring `13:2
2
En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.
Noot: Het is een onbetwistbaar geschiedkundig feit, dat de godsdienst van de Romeinse regering onder de latere Romeinse keizers, beginnende met Konstantijn, veranderd werd van de heidense in de pauselijke. Toen Konstantijn in 330 n.C de zetel van zijn keizerrijk van Rome naar konstantinopel overplaatste, de stad Rome overgegeven werd aan de Bisschop van Rome, die van Konstantijn en de opvolgende keizers rijke geschenken en groot gezag ontving.
De bisschop van Rome werd na de val van Rome in 476 n.C de heersende macht in het westen. Op 15 maart 533 werd een dekreet van Justinianus uitgevaardigd die de bisschop van Rome tot het hoofd van al de heilige kerken verklaarde en in een brief, gedagtekend in hetzelfde jaar, werd hij de “corrector van de ketters genoemd. Op die wijze werd het heidense Rome het pauselijke Rome; de zetel van het heidense Rome werd het pauselijke Rome. Kerk en staat werden verenigd, en de vervolgende macht van de draak werd gegeven aan het belijdende hoofd van de “kerk van Christus” of het pauselijke Rome
De macht van de Caesars leefde opnieuw in de algemene heerschappij van de pausen

Hoe worden het karakter, het werk, en het tijdperk van oppergezag en grote macht van het beest omschreven? Openbaring 13:5-7
5
En hem werd een mond gegeven, die grote woorden en godslasteringen spreekt; en hem werd macht gegeven dit tweeënveertig maanden lang te doen.
6 En het beest opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de hemel wonen.
7 En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk.
Aan al deze4 specificaties is door het pausdom ten volle voldaan en zij tonen aan dat dit beest dezelfde macht vertegenwoordigt als die, welke door de kleine hoorn van het vierde beest van Daniël 7 en de kleine hoorn van Daniël 8, wordt voorgesteld in zijn voornaamste kenmerken en werk.
Zie Daniël 7: 25; 8: 11, 12, 24, 25 en vorige studie over Het rijk en de werkzaamheid van de antichrist en de De stedehouder van Christus.

Wat zou er aan een van de hoofden van dit beest toegebracht worden? Openbaring 13:3
3
En ik zag een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna,
De wond werd aan het Pauselijk hoofd toegebracht, toen de Fransen in 1798 Rome binnentrokken en de Paus gevangen namen en voor een tijd het pausdom afschaften. Maar in 1800 werd er een andere Paus op de pauselijke troon geplaatst en de dodelijke wond begon te genezen. Het tijdelijke gezag werd in 1870 aan de Paus ontnomen, maar zijn macht en invloed onder de volken zijn sinds die tijd toegenomen. In dat jaar, zegt de heer Guinness in zijn werk “Romanism and the Reformation”, bladzijde 156, “nam het Pausdom het hoogste standpunt in, waar het naar kon streven, dat van onfeilbaarheid.”
Het Pausdom zal eindelijk een plaats innemen, waar het zulk een invloed over de volken hebben zal, dat het zeggen zal: “Ik zit als een koningin en ben geen weduwe en zal geen rauw zien,” en dit zal juist voor zijn volkomen ondergang en uitdelging zijn. Openbaring 18: 7; 17: 18 en Jesaja 47: 7 - 15

Wat wordt er omtrent de gevangenschap en de ondergang van het Pausdom gezegd?Openbaring 13:10/ Openbaring 16:4-6 /109:17 / Psalm 18:25,26/ Jeremia 50:29 /
10 Indien iemand in gevangenschap voert, dan gaat hij in gevangenschap; indien iemand met het zwaard zal doden, dan moet hij zelf met het zwaard gedood worden.
Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen.

4 En de derde goot zijn schaal uit in de rivieren en in de waterbronnen, en het water werd bloed.
5 En ik hoorde de engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld.
6 Omdat zij het bloed der heiligen en der profeten vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij hebben het verdiend!

25 Ten opzichte van de getrouwe toont Gij U getrouw, tegen de onberispelijke toont Gij U onberispelijk,
26 ten opzichte van de reine toont Gij U rein, maar ten opzichte van de verkeerde toont Gij U een tegenstander

Welke vraag, door zijn aanbidders gedaan, toont de hoge standplaats aan, welke deze beestmacht bereiken zou? Openbaring 13:4
4
en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? En: Wie kan er oorlog tegen voeren?

Hoe algemeen zal de aanbidding van deze macht worden? Openbaring 13:8
8
En allen, die op de aarde wonen, zullen het beest aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is sinds de grondlegging der wereld.

Wat zei Johannes dat het einde van dit beest zou zijn? Openbaring 19:20 zie Jesaja 47:7-15 2Thessalonicensen 2:3-8 / Openbaring 17:16,17 / 18:4-8
20
En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt.
Jesaja 47
7
En gij zeide: Ik blijf eeuwig gebiedster, terwijl gij deze dingen niet ter harte nam noch aan de afloop daarvan dacht.
8 Nu dan, hoor dit, wellustige, die zo onbezorgd woont; die bij uzelf zegt: Ik ben het en niemand anders; ik zal niet als weduwe neerzitten en geen beroving van kinderen kennen.
9 Maar deze beide zullen u overkomen, plotseling, op een dag: beroving van kinderen en weduwschap; in volle omvang zullen zij u overkomen, ondanks uw vele toverijen en zeer krachtige bezweringen.
10 Gij vertrouwde op uw boosheid; gij zeide: Niemand ziet mij. Uw wijsheid en uw kennis zijn het, die u verleid hebben, zodat gij bij uzelf zeide: Ik ben het en niemand anders.
11 Maar u overkomt een onheil, dat gij niet weet te bezweren; u overvalt een verderf, dat gij niet vermoogt te verzoenen; u overkomt plotseling een verwoesting, waarvan gij geen vermoeden had.
12 Houd maar aan met uw bezweringen en met de talrijke toverijen waarmede gij u van jongs af hebt afgetobd; misschien kunt gij iets bereiken, misschien jaagt gij schrik aan.
13 Gij hebt u afgesloofd met uw vele plannen; laten nu opstaan en u redden, zij die de hemel indelen, die de sterren waarnemen, die maand voor maand doen weten wat u overkomen zal.
14 Zie, zij zijn als stoppelen, die het vuur verbrandt, zij kunnen hun leven niet redden uit de macht der vlammen; het is geen kolengloed om zich te warmen, geen vuur om daarbij te zitten.
15 Dat hebt gij nu aan hen om wie gij u hebt afgetobd, met wie gij van jongs af handel hebt gedreven; ieder van hen dwaalt zijn eigen kant uit, zonder dat iemand u redt.
2Thessalonizensen
3
Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs,
4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.
5
Herinnert u u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb?
6 En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd.
7 Want het geheimenis der wetteloosheid is al in werking; wacht slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is.
8 Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here Jezus doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.

Openbaring 17
16
En de tien horens, die gij zaagt, en het beest, dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden.
17 Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn.

Openbaring18
4
En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.
5 Want haar zonden hebben zich opgehoopt tot aan de hemel en God heeft aan haar ongerechtigheid gedacht.
6 Vergeldt haar, gelijk ook zij vergolden heeft, en geeft haar dubbel naar haar werken; mengt haar het dubbele in de beker, die zij gemengd heeft;
7 geeft haar zoveel pijniging en rouw, als zij heerlijkheid en weelde genoten heeft. Want zij zegt in haar hart: Ik troon als koningin, ik ben geen weduwe en geen rouw zal ik zien.
8 Daarom zullen haar plagen op een dag komen: dood en rouw en hongersnood, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Here God, die haar geoordeeld heeft.



In welke gelijkluidende taal wordt het lot van het vierde beest van Daniel 7 beschreven?
Daniel 7:11
11
Toen keek ik toe vanwege het geluid der grote woorden welke de horen sprak; terwijl ik bleef toekijken, werd het dier gedood, zijn lichaam werd vernietigd en prijsgegeven aan de brand van het vuur.