8. Appendix

Appendix 1

In het jaar 476 was het Romeinse Rijk uiteengevallen in 10 rijken.
De geschiedschrijver Machiavelli geeft, zonder een enkele verwijzing naar deze profetie, de volgende lijst van naties, die het gebied van het West Romeinse Rijk, ten tijde van Romulus Augustus (476), de laatste keizer van Rome, bezetten:
de Lombarden, Franken, Bourgondiërs, Oostgothen, Westgothen, Vandalen, Herulen, Sueven, Hunnen, en Saksen, in totaal 10 volken.
“En die verdeling is nu nog even duidelijk als ooit. Op de kaart van Europa wordt de scepticus geconfronteerd met het zwijgende maar onweerlegbare getuigenis over de vervulling van deze grote profetie. Wie kan iets wijzigen of toevoegen aan deze lijst van 10 koninkrijken, die nu het gebied van het oude Rome beslaan? Italië, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Nederland, België, Spanje en Portugal - 10, niet meer en niet minder.”
The Divine Program of the World’s History, door H. Gratten Guenness, p. 318-321.

Appendix 1a.

Het “Beest” met de kleine horen.
1. De kleine horen heeft ‘mensenogen’. Dan.7:8. “Het beest heeft het getal van een mens.” Openb.13:18.
2. De ‘kleine horen’ vervolgt de heiligen des Allerhoogsten. Dan.7:25. Het ‘beest’ voert ook krijg tegen de heiligen. Openb.13:7.
3. ‘De kleine horen’ spreekt woorden tegen de Allerhoogste. Dan.7:25. ‘Het beest’ opende zijn mond tot lastering tegen God. Openb.13:6.
4. De ‘kleine horen’ komt op tussen de 10 horens (10 delen van Rome) Dan.7:8. Het ‘beest’ ontvangt zijn troon, zijn kracht en grote macht van Rome (na de deling in 10 rijken) Openb.13:2.

Appendix 2

De 1260-jarige regering van het Beest
De 7 teksten die de periode van 1260 jaar noemen, spreken alle van dezelfde macht die Gods volk vervolgt. Het zijn de volgende teksten: Openb.13:5; 11:2; Dan.7:25; Openb.12:14; 11:3; 12:6 en Dan.12:7.
De sleutel voor het ontsluiten van de tijdsprofetieën is het beginsel, te vinden in Ezech.4:6 en Num.14:34. Deze verzen maken duidelijk dat in de profetie één dag gelijk is aan één letterlijk jaar. Daarom moeten alle tijdsprofetieën eerst in dagen worden omgerekend. Als we deze bijbelse ‘sleutel’ gebruiken, worden tijdsprofetieën duidelijk en gemakkelijk te begrijpen.
In de bijbelse tijdrekening telt een maand 30 dagen. Een jaar telt 360 dagen. Deze regel geldt voor het verstaan van bijbelse tijdrekening.
In Openb. 12:14; Dan. 7:25 en Dan. 12:7 wordt gesproken van ‘een tijd, tijden en een halve tijd’. Dit is gelijk aan 3 1/2 tijd. Uit Dan.4 weten we dat een “tijd” gelijk is aan een letterlijk jaar. In dat hoofdstuk leest u hoe koning Nebukadnessar zijn verstand verloor, zoals Daniël had voorzegd, en ‘zeven tijden’ in het veld dwaalde. Hij bleef 7 letterlijke jaren in die toestand. Dus is 3 1/2 tijd gelijk aan 3 1/2 jaar (en 3 1/2 jaar bevat 1260 dagen).Openb.11:3 en 12:6 noemen zonder meer 1260 dagen (waarin het beest Gods volk zou vervolgen).Bij het gebruik van dit beginsel (1 dag = 1 jaar) uit Ezech.4:6 en Num.14:34 ontdekken we dat deze macht 1260 jaar zou heersen, alvorens een ‘dodelijke wonde te ontvangen’. Als we een blik werpen op deze macht, zien we dat dit letterlijk is gebeurd. Als God deze tijdsperiode 7 maal herhaalt, toont dit aan hoe belangrijk Hij deze gegevens acht. Hier deze verzen opeenvolgend: Openbaring 11:2 en 13:5 zeggen dat deze macht 42 maanden heerst (42 maanden van 30 dagen zijn gelijk aan 1260 dagen). Dan. 7:25, Dan. 12:7 en Openb. 12:14 zeggen dat het beest 3 1/2 ‘tijd’ of jaar heerst (3 1/2 profetische jaren bevatten ook 1260 dagen).
Ook Openb. 11:3 en 12:6 zeggen dat deze vervolgende macht 1260 profetische dagen of wel 1260 letterlijke jaren zou heersen.

Appendix 3

De volgende uittreksels zijn uit gezaghebbende werken van katholieke hoogwaardigheidsbekleders betreffende de titel en de positie van hun leider.
“Alle namen die in de Schrift aan Christus worden gegeven, waaruit Zijn oppermacht over de Kerk blijkt, worden ook toegeschreven aan de Paus.” Bellarminius, On the Authority of Councils, bk.2, ch.17.
“Want gij zijt de herder, gij zijt de heelmeester, gij zijt de leider, gij zijt de man, ja, gij zijt een tweede God op aarde.” Labbe en Gossart, History of the Councils, Vol.XIV, Col.109.
Zie voor de benaming “Onze Here God de Paus” Extravagantes of Pope John XXII, title 14, ch.4, Decretalis.
“Daarom wordt de Paus gekroond met een drievoudige kroon, als koning van hemel, aarde en vagevuur.” Prompta Bibliotheca, Feraris, Vol.VI, p.26, art. ‘Papa.’
Paus Innocentius III zegt in een uitspraak over het pausschap dat de bisschop van Rome “de stedehouder is op aarde, niet van een gewoon mens, maar van God zelf”; in een commentaar hierop wordt verduidelijkt dat dit het geval is omdat hij de stedehouder is van Christus, ‘Die waarlijk God en waarlijk mens’ is. Decretalis Domini Gregorii Papae IX, liberi de translatione Episcoporum, title 7, ch.3; Corp. Jur. Can., Col.99, tom.2, Decretalis, col.205.


ONFEILBAARHEID

Onder de 27 stellingen, bekend als de Dictaten van Hildebrand (onder de naam van paus Gregorius VII) komen de volgende voor:
2. Dat alleen de bisschop van Rome terecht universeel genoemd wordt.
6. Dat niemand... mag wonen onder hetzelfde dak met iemand, die door de paus is geëxcommuniceerd.
9. Dat alle vorsten alleen zijn voeten moeten kussen.
19. Dan niemand hem kan oordelen.
22. Dat de Roomse Kerk nooit heeft gedwaald, en, volgens de Schrift, ook nooit zal dwalen.
27. Dat hij onderdanen kan ontslaan van hun trouw aan onrechtvaardige heersers.
In Clark’s commentaar op Dan.7:25 staat:
“Zij hebben aanspraak gemaakt op onfeilbaarheid, die alleen aan God toebehoort. Ze geven voor zonden te vergeven, iets wat God alleen kan doen.”

Appendix 4

DE BIJBEL VERBODEN
Tijdens het Concilie van Toulouse bepaalden de kerkelijke leiders:
“Wij verbieden aan leken het in bezit hebben van het Oude en het Nieuwe Testament.. Wij verbieden hen ten strengste bovengenoemde boeken in de landstaal te hebben.”
“De bestuurders van de districten zullen met zorg de ketters opsporen in huizen, schuilplaatsen en bossen, en zelfs hun ondergrondse toevluchtsoorden zullen volledig worden uitgeroeid.” Concil Tolosanum, Paus Gregorius IX, Anno Chr.1229.
Het kerkelijke Concilie van Tarragona bepaalde:
“Niemand mag de boeken van het Oude en het Nieuwe Testament bezitten in de Romaanse taal, en als iemand ze in bezit heeft, moet hij ze inleveren bij de plaatselijke bisschop, en wel binnen acht dagen na de uitvaardiging van dit besluit, opdat ze verbrand kunnen worden.” D. Lortsch, Histoire de la Bible en France, 1910, p.14.
Nadat de Bijbelgenootschappen waren gesticht, werden ze in een verbazingwekkend besluit op één lijn gesteld met het communisme. Op 8 Dec. 1866 deed Paus Pius IX in zijn encycliek Quanta Cura de volgende uitspraak: “Socialisme, communisme, clandestiene genootschappen, Bijbelgenootschappen... pesten van deze soort moeten op alle mogelijke manieren worden uitgeroeid.”

Appendix 5

“HIJ VOERDE KRIJG TEGEN DE HEILIGEN”
“Onder deze bloedige stelregels vonden die vervolgingen plaats van de elfde en twaalfde eeuw tot bijna in deze tijd (geschreven in 1845) en ze nemen een belangrijke plaats in de geschiedenis in. Nadat het sein tot openlijk martelaarschap in de canons van Orleans was gegeven, volgden de uitroeiing van de Albigenzen in de vorm van een kruistocht, de instelling van de Inquisitie, de wrede pogingen om de Waldenzen uit te roeien, het martelaarschap van de Lollarden, de wrede oorlogen om de Bohemers uit te roeien, het verbranden van Hus en Hieronymus, en tal van andere belijders... de uitroeiing te vuur en te zwaard van de Reformatie in Spanje en Italië, door bedrog en openlijke vervolging in Polen en de bloedbruiloft van Parijs... naast de langzame en geheime moorden door het heilig tribunaal van de Inquisitie.” T.R. Birks, The First two Visions of Daniël (London, 1845) p.285,259.
“Het getal van de slachtoffers van de Inquisitie in Spanje, zoals dit wordt genoemd in ‘The History of the Inquisition in Spain’, door Llorente (een gewezen secretaris van de Inquisitie) pp.206-208. Deze autoriteit erkende dat er meer dan 300.000 alleen in SPANJE werden vervolgd, waarvan 31912 op de brandstapel stierven. Miljoenen anderen werden om hun geloof in heel Europa gedood.” Bible Readings for the Home, R&H Assn, 1942, p.221.
“De kerk heeft vervolgd. Alleen een leek in de kerkgeschiedenis zal dit loochenen... 150 jaar na Constantijn werden de Donatisten vervolgd en soms ter dood gebracht... Protestanten werden vervolgd in Frankrijk en Spanje met de volledige goedkeuring van de kerkelijke autoriteiten... Als ze meent dat het goed is lichamelijk geweld te gebruiken, zal ze dit geweld gebruiken.” The Western Watchmen, (R.Kath.) uit St. Louis.

Appendix 6

HET EDICT TEGEN DE WALDENZEN
“Een belangrijk deel van de tekst van de pauselijke bul, in 1487 door Innocentius VIII tegen de Waldenzen uitgevaardigd (waarvan het origineel zich bevindt in de bibliotheek van de Universiteit van Cambridge), is in een Engelse vertaling te vinden in John Dowling’s History of Romanisme (ed.1871) boek 6, ch.5, sec.62.

Appendix 7
BEELDEN
Het tweede concilie van Nicea in het jaar 787 werd samengeroepen om het vereren van beelden in de kerk te sanctioneren. Het verslag van dit concilie staat in Ecclesiastical Annals, door Baronius, deel 9, pp.319-407 (Antwerpen 1612); en Charles Hefele, A History of the Councils of the Church from the Original Documents, boek 18, ch.1, secs.332,333; Ch.2, secs,345-352. (T. en T. Clark ed.1896) vol.5, pp.260-304, en 342-372.
J. Mendham zegt in The Seventh General Council, the second of Nicea Intr. pp. 111-vi: “De verering van beelden... was één van de misbruiken van het christendom, die geleidelijk en bijna ongemerkt de kerk binnenslopen. Deze corruptie ontwikkelde zich niet, zoals andere ketterijen, ineens, want in dat geval zou er beslist censuur en bestraffing op gevolgd zijn.”
“Beelden werden eerst in de kerk gebracht, niet om ze te aanbidden, maar in de plaats van boeken om onderricht te geven aan hen die niet konden lezen, of devotie te wekken in het denken van anderen... maar men merkte dat beelden, binnen de kerk gebracht, het denken van de onwetenden eerder verduisterde dan verlichtte - eerder naar beneden haalde dan de devotie van de aanbidder verhief.

Appendix 8
HET VERANDEREN VAN GODS WET
“Hoewel de tien geboden te vinden zijn in de katholieke versies van de Bijbel, worden de getrouwen onderricht vanuit de catechismussen van de kerk en niet rechtstreeks vanuit de Bijbel. Zoals in deze catechismussen blijkt, is de wet van God veranderd en in feite in nieuwe vorm door het Pausdom ingevoerd.
Het tweede gebod, waarin het maken van beelden en het zich daarvoor neerbuigen wordt verboden, wordt weggelaten in de Katholieke catechismussen, en het tiende gebod, waarin begeren wordt verboden, is in tweeën gedeeld." Bible Readings for the Home, Washington, R&H Publ. Assn. 1942, p.221.
In Exodus 20:3-17 vinden we Gods wet, zoals Hijzelf deze heeft gegeven.
In de Roomse Catechismus wordt de wet als volgt weergegeven:

I.. Ik ben de Here uw God: gij zult geen vreemde goden voor mijn aangezicht hebben.

II. Gij zult de naam van de Here uw God niet ijdel gebruiken.

III. Gedenk de sabbatdag dat gij die heiligt.

IV. Eert uw vader en uw moeder.

V. Gij zult niet doden.

VI. Gij zult geen overspel bedrijven.

VII. Gij zult niet stelen.

VIII. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

IX. Gij zult de vrouw van uw naaste niet begeren.

X. Gij zult uws naasten bezit niet begeren.

Appendix 9

DE EERSTE ZONDAGSWET
“De vroegste waarneming van de viering van de zondag als een wettige verplichting is een wet van Constantijn in het jaar 321, waarin werd geboden dat alle gerechtshoven, stadsbewoners en winkels op zondag (venerabili die Solis) in rust moeten zijn, met uitzondering van degenen, die zich bezighouden met de landbouw.” Enc. Brit, 9e ed. art. Sunday.
Het latijnse origineel bevindt zich in de Codex Justiniani (lib.3, title 12, lex.3).
In Latijn en Engels staat deze wet in Ph. Schaff’s History of the Christian Church, vol.3, 3rd. period, ch.7, sec.75. p.380. Ook in Leroy E. Froom, The Prophetic Faith of our Fathers, vol 1, pp.376-381. (Wash. DC. R&H Publ Assn, 1950.)

Appendix 10

BIJBELTEKSTEN OVER DE EERSTE DAG
Miljoenen oprechte christenen gaan elke zondag, de eerste dag van de week, naar de kerk. Ze doen dat omdat ze geloven dat iemand ergens de dag voor de eredienst heeft gewijzigd. Het is ook mogelijk dat ze zich niet bewust zijn dat God de zevende dag der week als Zijn heilige dag heeft afgezonderd.
Het is zo, dat er een verandering heeft plaats gevonden. Maar door wie?
We hebben ontdekt dat God de Sabbat heeft ingesteld tijdens de eerste week van de geschiedenis van deze aarde. Hij heeft deze afgezonderd als een wekelijkse afspraak tussen de mens en Zichzelf - als een zegen, een verfrissing, een afspraak tussen twee geliefden, bij wijze van spreken (God en de mens).
Maar zou God het niet hebben vermeld in de Bijbel, als Hij van gedachten was veranderd betreffende deze bijzondere dag van afspraak met ons? Wij hebben al gezien dat de macht, voorgesteld door het beest, aanspraak maakt op het feit dat het deze verandering tot stand heeft gebracht, maar wat zegt de Bijbel hierover?
Er staan 8 teksten in het Nieuwe Testament die de eerste dag der week noemen. Laten we ze eens onder de loep nemen.
Matt.28:1
Mark.16:1,2
Mark.16:9
Luk.24:1
Joh.20:1
Joh.20:19
Hand.20:7,8
1 Kor.16:1,2.
De eerste 5 teksten zeggen alleen maar, dat de vrouwen vroeg op de opstandingsmorgen naar het graf kwamen, en dat Jezus opstond uit het graf.
Zoek nu eens Joh.20:19 op in uw Bijbel. Daar staat dat Jezus aan de discipelen verscheen, later op de opstandingsdag. Er wordt gezegd dat ze bijeen waren ‘uit vrees voor de Joden.’
Ze waren bang. Niemand kon weten wanneer de Joden hen zouden gevangen nemen en hen het lot van hun Meester zouden doen ondergaan. Ze verborgen zich.
Ze hadden gezien hoe hun geliefde Meester op vrijdag stierf. Ze keerden terug en bereidden specerijen en oliën; en op Sabbat rustten zij naar het gebod. Luk.23:56. En nu verbergen ze zich achter gesloten deuren ‘uit vrees voor de Joden.’ Joh.20:19.
Over een verandering wordt hier niet gesproken.
De zevende tekst staat in Hand.20:7,8. “En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht. En er waren verscheidene lampen in de bovenzaal, waar wij vergaderd waren.”
Dit was een avondvergadering - in het duistere deel van de eerste dag der week. Volgens de bijbelse tijdrekening komt het donkere deel van de dag vóór het lichte deel. “En God noemde het licht dag, en het duistere noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag.” Gen.1:5. Het donkere deel komt eerst.
De Bijbel rekent de dag van zonsondergang tot zonsondergang. De zevende dag begint op vrijdagavond als de zon ondergaat. De eerste dag van de week begint op zaterdagavond bij zonsondergang.
Paulus is met zijn vrienden bijeen op het donkere deel van de eerste dag der week - op zaterdagavond. - Dit is een afscheidsvergadering. Hij sprak tot middernacht, toen de arme Eutychus uit het raam viel.
U kunt zich voorstellen hoe opgelucht ze waren bij de ontdekking, dat God zijn leven gespaard had. In vs.11 staat dat ze met elkaar spraken tot de morgenstond. Toen vertrok Paulus. In vs.13 lezen wij dat Paulus de hele zondag onderweg was naar Assus. Ook hier staat niets over een verandering van de Sabbat.
De laatste tekst waarin over de eerste dag der week wordt gesproken, staat in 1 Kor.16:1,2. “Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb: elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg,en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden.” In vs.3 staat dat hij die gaven naar Jeruzalem zal brengen.
Paulus vroeg, net zoals hij in Galatië had gedaan, aan de leden in Korinthe om te zorgen dat de inzameling gereed was als hij zou komen om deze mee te nemen naar de arme gelovigen in Jeruzalem. In deze tekst staat niets over een kerkdienst, maar iedereen moet “thuis iets wegleggen.” De eerste dag van de week was de beste tijd voor de mensen om wat geld opzij te leggen, omdat het later in de week zou worden uitgegeven. Dat geldt ook nu nog! Paulus vroeg dit, ‘opdat er geen inzameling gehouden moet worden als ik kom.’ 1 Kor.16:2.
In die tijd leden de christenen in Jeruzalem gebrek en Paulus ging langs de gemeenten om een inzameling voor hen te houden. (We zouden in onze tijd zo attent moeten zijn).
Ook in deze tekst staat niets over een verandering van Gods Sabbat naar de zondag. Wat was Paulus’ gewoonte aangaande de eredienst? Let op: “En Paulus ging, zoals hij gewoon was, daar binnen en behandelde drie sabbatten achtereen met hen gedeelten uit de Schriften.” Hand.17:2.
Jezus, ons grote voorbeeld, was ook gewoon om op zaterdag, de zevende dag, de kerkdienst te bezoeken. Luk.4:16.

Appendix 11

DE CEREMONIELE WET EN DE TWEE VERBONDEN
Het onderscheid tussen de Zedenwet van God (de tien geboden), en de ceremoniële wet is duidelijk. Let eens op het verschil tussen beide. De een met dierenoffers werd aan het kruis genageld, de andere blijft eeuwig.

De Tien Geboden

1. Is “de koninklijke wet.” Jak.2:8.
2. Werd door God gesproken. Deut.4:12,13.
3. Geschreven met Gods vinger. Ex.31:18.
4. Werd in de ark gelegd. Hebr.9:4.
5. Blijft voor eeuwig. Ps.111:7,8.
6. Door Christus niet weggedaan. Matt.5:17,18.

De Ceremoniële Wet

1. Wordt genoemd “de wet, in inzettingen bestaande.” Ef.2:15.
2. Werd door Mozes gesproken. Lev.1:1-3.
3. Door Mozes te boek gesteld. 2 Kron.35:12.
4. Werd naast de ark gelegd. Deut.31:24-26.
5. Werd aan het kruis genageld. Kol.2:14.
6. Werd door Christus weggedaan. Ef.2:15.

De twee grote geboden zijn: “De Here uw God zult gij liefhebben met heel uw hart en heel uw ziel en heel uw kracht.”Het tweede grote gebod luidt: “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.”Gods tien geboden hangen aan deze twee geboden. De eerste vier op de eerste tafel zeggen ons hoe we God met heel ons hart moeten liefhebben. (Geen andere goden, geen beelden aanbidden, Gods naam niet ijdel gebruiken, de Sabbat heiligen). De laatste zes op de tweede tafel hebben te maken met het liefhebben van onze naaste als onszelf. Onze ouders eren, niet doden, geen overspel bedrijven, niet stelen, niet liegen, niet begeren.)

HET OUDE EN HET NIEUWE VERBOND
Het oude verbond werd met bloed van dieren bekrachtigd (Ex.24:5-8) en was gebaseerd op de beloften van het volk dat zij Gods wet zouden onderhouden.
Het nieuwe verbond is gebaseerd op Gods belofte om Zijn wet in ons hart te schrijven; dit verbond werd bekrachtigd met het bloed van Christus (Hebr.8:10 en Jer.31:33,34).
“Want dit is het verbond, waarmee Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal Mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun hart schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.” Hebr.8;10.

Appendix 12

GEEN TIJD VERLOREN GEGAAN
De aarde draait in precies 365 dagen, 5 uur, 48 minuten en 47,8 seconden rond de zon.
Er is echter geen enkele manier om dat zó vast te leggen in een kalender, zodat onze kalender steeds bijgesteld moet worden. Daarom hebben wij een schrikkeljaar. In 1582 ontdekte men dat het jaar iets langer duurt dan 365 dagen, en de sterrenkundigen voegden er 10 dagen aan toe om de maand aan te passen, maar de wekelijkse kringloop werd niet veranderd. Donderdag, de 14e werd gevolgd door Vrijdag de 15e. De kalender werd aangepast zonder de wekelijkse kringloop ook maar in het minst te wijzigen.

Natuurlijk zijn de dagen van de week door de eeuwen heen niet veranderd, en zelfs geen minuut is verloren gegaan, al zijn er steeds schrikkeljaren geweest.
Er zijn heel wat oude kalenders geweest. De eerste moderne kalender zoals we die nu kennen, werd in het jaar 45 v.Chr. door Julius Ceasar in gebruik genomen. De namen van de weekdagen zoals wij die nu kennen, werden toen ook al gebruikt.

Omdat de Babyloniërs de planeten vereerden, begonnen de mensen vroeger de weekdagen naar de planeten te noemen. Dat hebben de Hebreeën en de Schrijvers van de Bijbel nooit gedaan. Hoewel de namen van de dagen, zoals wij die nu kennen als zondag, maandag, enz. in de tijd van Christus reeds bestonden, hebben de schrijvers van de Bijbel ze nooit genoemd, omdat ze van heidense oorsprong waren. De oude Mithras cultus uit de tijd van Babylon en Perzië leidde ertoe om de dagen van de week naar de planeten te noemen.

Zoroaster maakte de god Mithra in Perzië omstreeks 630 v.Chr. populair. Omdat men Mithra zag als een dappere god, werden de Romeinse soldaten vereerders van deze god. Op hun tochten introduceerden zij het idee van het noemen van de weekdagen naar de planeten, bij de stammen van de Teutonen, wat we nu kennen als Duitsland. De Teutonen noemden enkele dagen van de week naar hun eigen goden in plaats van naar de planeten. (Dit was nog voor de komst van Christus).
De namen bleven hangen zoals wij ze nu nog kennen. Hier volgt een lijst van Germaanse goden en de dagen van onze week.

De namen van de Germaanse goden waren:
Zon - zondag
Maan - maandag
Tius - dinsdag
Wodan - woensdag
Donar - donderdag
Frija - vrijdag
Saturnus - zaterdag.

Hoewel de kalender steeds wordt bijgewerkt om de extra uren en minuten te verwerken, is de week van 7 dagen nooit gewijzigd. Geschiedschrijvers zelfs vóór de tijd van Christus spreken van de “dag der zon” en de “dag van Saturnus.”
Dr. W.W. Campbell, Directeur van de Lick Sterrenwacht op Mount Hamilton, verzekert ons:
“De week van zeven dagen is in gebruik geweest sedert de tijd van Mozes, en we hebben geen aanleiding te veronderstellen dat er onregelmatigheden hebben bestaan in de opeenvolging van de weken en weekdagen van die tijd af tot nu toe.” D.W. Cross, Your Amazing Calendar, pp. 6,7. (Taunton 1972).
De tijd kan tot op de seconde nauwkeurig worden nagespoord via de stand van de sterren. Ik schreef naar het Pentagon in Washington DC, naar het Departement van Sterrenkunde. En ik kreeg een keurig antwoord. Ze lichtten me in dat uit de stand der sterren, ieder tijdstip is bijgehouden van vóór 500 v.Chr.
Dr. J.B. Dimbleby, de eerste chronoloog van het Britse Chronologische en Astronomische Genootschap, verzekert na jaren van zorgvuldige observatie: “Als de mensen hadden geweigerd zich te houden aan de weken, en de tijdsbepaling zou vergeten zijn, zou de dag van de week kunnen worden herontdekt door de overgangen van de planeten, of de verduisteringen van zon en maan na te gaan. Deze grote wachters van de hemel houden zich met wetenschappelijke accuratesse aan de week van zeven dagen, en laten met donderend geluid de zeven dagen die staan gegrift in het geïnspireerde Woord horen.” All Past time, p.10.

Het is interessant op te merken dat Dr. G.E. Hale, een bekend astronoom naar wie de grote Palomar Telescoop is genoemd, deze waarheid onder woorden heeft gebracht in de volgende krachtige bewoording:
“Er is geen tijd verloren gegaan.”