04 De verzoening

Zijn wij ons er wel diep van doordrongen welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, welk Offer er voor ons gebracht is geworden op Golgotha? Jezus, Gods Zoon, verliet de hemelse heerlijkheid, om aan de mensen gelijk te worden. Hij verliet de tegenwoordigheid van Zijn heilige Vader en van de heilige engelen, om te vertoeven temidden van een ontaard en verkeerd geslacht. En waarom? Omdat de mens aan God ongehoorzaam was geworden en niet bij machte was om verder te leven naar de wil van God, en daarom de dood schuldig was geworden.
Maar God had de mens lief; ja, zelfs zeer lief. Hij wilde niet dat de mens voor eeuwig de dood zou sterven. Daarom heeft Hij Zijn Zoon gezonden. Jezus kwam op deze aarde om de wil van God te volbrengen, (Hebr. 10:5-10), omdat wij daartoe niet in staat waren vanwege onze zondige karakters. Maar Hij is niet alleen gekomen om de wil van Zijn Vader te volbrengen, maar ook om verder onze plaats in te nemen, ja, om zelfs onze schuld te betalen; daarom is Hij aan het kruishout genageld geworden, vanwege onze zonden, opdat wij door Hem, in het geloof, weer met de Vader verzoend zouden worden, en het eeuwige leven weer ons deel zou zijn.
Maar Hij is niet alleen gestorven; Hij is ook weer opgestaan en weer ten hemel gevaren, waar Hij Zijn plaats heeft ingenomen aan de rechterhand des Vaders, als Hogepriester in het hemels Heiligdom, d.w.z. als Middelaar tussen God en de mens, om behoevend op te treden voor allen die in het geloof door Hem tot de Vader zullen gaan. Dit verzoeningswerk zal doorgaan zolang de genadetijd nog niet zal zijn verstreken; tot zolang zal Christus bij de Vader Zijn pleit voeren ten gunste van de mens, en wel op grond van Zijn dierbaar bloed, welke Hij vergoten heeft voor de redding van de mens. (Fil. 2:5-11; 1 Tim. 2:5-6; Hand. 4:12; Rom. 8:34b; Hebr. 8:1-2; 9:24; 7:25; 2 Cor.5:17-19, 21).

En hoe staan wij hier tegenover? Zouden wij deze liefdesdaad van Jezus onbeantwoord laten? De liefde kan niet van één kant komen. Wij moeten ook Hem liefhebben, en die liefde openbaart zich in het gehoorzamen aan Gods Woord. Jezus zei dan ook: “Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in Mijn liefde.” En Hij zegt er gelijk bij hoe wij in Zijn liefde kunnen blijven. Hij zegt:
“Indien gij Mijn geboden bewaart, zult gij in Mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb en blijf in Zijn liefde.” Joh. 15:9-10. Verdere uitspraken van Jezus zijn: “Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij Mijn geboden bewaren. Wie Mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft. Wie Mij niet liefheeft, bewaart Mijn woorden niet.” Joh. 14:15,21a en 24a.

Bedenk dat wij niet van onszelf zijn, maar dat wij van Jezus Christus zijn. Hij heeft ons gekocht en betaald met Zijn dierbaar bloed. (1 Cor.5:6-8; 6:20; 1 Petr.1:13-19; Openb.5:5,9-10). Hij is het waard dat wij ons leven aan Hem geven; ja, Hij heeft er zelfs recht op. Laat daarom onze levenswandel geheiligd mogen zijn, geheiligd in de waarheid, geheiligd in Gods Woord, want Gods Woord is immers de waarheid. (Joh.17:17).
Jezus zegt: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.” Matth.11:28. Zouden wij dan niet tot Hem komen? Ja, tot Hem, Die Zijn leven heeft gegeven tot een losprijs voor onze levens? Besef wel dat wij alleen door Hem met de Vader verzoend kunnen worden, en alleen door Hem het eeuwige leven kunnen verkrijgen. Van Hem zijn wij volledig afhankelijk. De Bijbel zegt dan ook: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toom Gods blijft op hem.” Joh.3:36.

Geloven in het verzoenend offer van Jezus Christus aan het kruis op Golgotha, en gehoorzaam zijn aan het Woord van God, zijn dus twee dingen die nimmer gescheiden kunnen worden. Door het Woord van God en door het bloed van Christus worden wij gereinigd en geheiligd. De apostel Johannes zei: “Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. En dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren.” 1 Joh.4:19; 5:3; 2 Joh.:6. Johannes zegt dan ook verder: hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij Zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie Zijn Woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf z te wandelen, als Hij gewandeld heeft.” 1 Joh.2:5-6.

Degenen die dan ook zeggen dat zij geloven, maar niet gehoorzaam zijn aan het Woord van God, geven daarmee dus te kennen dat zij in het bezit zijn van een dood geloof. Alleen geloof dat gepaard zal gaan met gehoorzaamheid aan Gods Woord, is een levend geloof, en alleen dat geloof voert ten eeuwigen leven; geloof dat met Godsvrucht gepaard gaat. Maar laat bij deze laatste woorden nu niemand gaan denken dat hij de zaligheid zelf kan gaan verdienen, hoe rechtvaardig hij dan ook moge zijn. Het enige wat de mens echt verdiend heeft, is de dood, en al wat daar boven verheven is, is enkel en alleen genade. Genade wil zeggen dat men iets krijgt, - waar men totaal geen recht op heeft, want anders zou genade immers geen genade meer zijn. (Rom.11:6).
Maar laat ook niemand gaan denken, dat, wanneer hij Jezus Christus heeft aangenomen, dat hij dan geen rekening meer zal behoeven te houden met het Woord van God, maar dat zal juist een reden te meer moeten zijn om juist wél te gehoorzamen. Wie zegt, dat hij zich heeft bekeerd, moet natuurlijk ook vrucht voortbrengen die aan de bekering beantwoordt, (Matth.5:8,10), want waaraan zou men anders kunnen weten dat hij zich bekeert heeft.

Zo is dan ook gehoorzaamheid één der vruchten van de bekering en vooral géén middel om zalig te worden. Indien de mens door goede werken zalig zou kunnen worden, dan zou Christus daarmee tevergeefs Zijn leven hebben gegeven. (Gal.2:15-21; Efez.2:4-10).

Maar wel is het zo dat door het waarachtig geloof het karakter van de mens door de Heilige Geest gevormd zal worden tot gehoorzaamheid aan Gods Woord. Het geloofsleven is daarom dan ook een groeiproces tot een geheiligd leven, en overal waar dit groeiproces ontbreekt, daar kan men dan ook niet meer spreken van een levend - geloof, maar daar moet men helaas spreken van een dood - geloof. Of met de woorden van de apostel Jacobus te spreken, dat zoals het lichaam zonder geest dood is, zo ook het geloof zonder de werken dood is. Hij houdt er dan ook de volgende stelregel er op na. Hij zegt:
“Indien iemand tegen mij zou zeggen: Gij hebt geloof en ik de werken, dan zal ik tegen zo iemand zeggen: toon mij dan eens uw geloof zonder de werken en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken.” Geloof zonder Godsvrucht is dus een dood geloof en het zal dan ook onherroepelijk leiden tot de dood Zelf. (Jac.
2:14-26).

Ook zijn er wel mensen die de kerk beschouwen als een Organisatie waardoor zij de hemel binnen zullen kunnen komen. Maar er is geen enkele kerk op aarde die zijn leden de hemel binnen zal kunnen brengen. Ook het lidmaatschap zelf is nog geen toegangsbewijs voor de hemel. Een zaligmakende kerk bestaat er eenvoudigweg niet. Toch is het goed dat er een kerk is, ja, zelfs moet zijn, terwille van de opbouw van het lichaam van Christus, dat is Zijn gemeente, (Efez.4:11-13; 1:22-23), maar dan natuurlijk wel in waarheid. (Jer.23:28; Joh.4:23-24).

Maar hoe het verder ook zij, het is en blijft, zoals de apostel Paulus zegt: “Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!” Rom.7:24-25. En zoals Jezus Zelf zegt: “Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Joh.14:6.

Allen, die in Christus zijn, zijn volmaakt; d.w.z. niet volnaakt van zichzelf, naar volmaakt in Christus, want God zal hen dan aanzien in Zijn Zoon. En waarom? Omdat alleen Zijn Zoon volmaakt is. Zijn gerechtigheid zal ons dus worden toegerekend als onze gerechtigheid, indien wij in Zijn Offer geloven, en Hem zullen aannemen als onze Persoonlijke Zaligmaker en Verlosser. (Hebr.7:28; 10:14; Hand.13:38-39; Rom.3:21-26; 5:1-2,8-11,18-19; 6:23; 10:4; 2 Cor.5:17-19,21; 1 Joh.3:l; 4:7-16). En zo worden wij dus gerechtvaardigd door het geloof. En dat alles is uit en door genade: Want, “om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden!” Jes.53:5. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad,dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.” Joh.3:16.