Het Verloop van de wetgeving van God

1. God geeft de wet: Alle moordenaars zullen ter dood gebracht worden door de naaste bloedverwant.

2. Alle moordenaars kunnen vluchten naar de vrijsteden en genieten van de oorspronkelijke aanbieding van genade. 3. Er ontstaat echter een onderzoek.

4. Er wordt beslist:

a. Was het een moord met voorbedachte rade. Dan wordt de moordenaar buiten het kamp gestenigd door de naaste bloedverwanten. God zegt geen medelijden te hebben met opzettelijke wetteloosheid. De naaste bloedverwant gooit de eerste steen. Als Jezus komt in glorie, komt de Vader met Hem mede. Denk eraan dat de zevende plaag, als Jezus met de Vader komt, dat deze plaag een vlaag van grote zware hagelstenen is. De Vader, de naaste verwant van Jezus, stenigt de moordenaars. De wet zegt dat de naaste bloedverwant het bloed wreekt. Want deze, die dan leven zullen gepoogd hebben Jezus te doden. De Bijbel zegt in Openbaring 17:14 dat zij oorlog voeren tegen het Lam. Zij pogen opzettelijk het Lam doden. Zij zouden het doen, want zij staan onder de leiding van Satan. Maar de Vader stenigt ze. Hij is de naaste verwante van de Zoon.

b. Die toevallig een moord begaan heeft kan in leven blijven in de vrij stad tot de hogepriester sterft. De schuld van deze moordenaar wordt

overgedragen op de hogepriester tot zijn dood. Zo is de wet voldaan.

Dit betekent dat de toerekenbaarheid voor het leven ongeschonden blijft. God vraagt een oplossing voor ieder geval van moord. God vraagt dat de mens gerechtigheid zou toepassen. Wees niet

toegeefijk in geval van opzettelijke moord.

Barmhartigheid maakt de wet niet zonder uitwerking. Eerder de wet blijft de dood opeisen. Maar genade biedt een mogelijkheid om de eisen van de wet tegemoet te komen en om een mens schuldig

aan een toevallige moord te laten leven.

1Johannes 5:17

17. Alle ongerechtigheid is zonde, en er bestaat zonde niet tot de dood.

De schuld kon overgedragen worden op de hogepriester. God aanvaardt zijn dood om aan de eisen van de wet te voldoen.

Wij hebben gezien dat gerechtigheid en barmhartigheid als broeders en zusters zijn. Ze zijn bevat in het karakter van God en zijn onafscheidbaar. De ene verdringt noch overtreft de andere. Mensen zouden graag God gans genade maken of gans gerechtigheid. Noch het een noch het andere kan kloppen. De twee moeten bij elkander gebracht worden daar dit Gods liefde uitmaakt