04 Israëls voorbereiding tot dienst

Het eerste Pascha

Als voorbereiding voor de aanvang van het heilige werk, om de tabernakel te bouwen, leidde God de Israëlieten door ervaringen die bedoeld waren om hun geloof te versterken en hen beter voor te bereiden op hun taak. Een van de voornaamste was de bevrijding uit de egyptische slavernij en afgoderij. Toen de juiste tijd daar was ontblootte de Here Zijn arm om hen te bevrijden. Om deze gebeurtenis te markeren, moest ieder huisgezin in gehoorzaamheid aan Zijn gebod een éénjarig lam uitkiezen zonder gebrek of smet. Op de veertiende dag van de maand Abid, werd het tussen “de twee avonden” geslacht; dat is tussen drie uur ‘s middags en zonsondergang. Het bloed werd gesprenkeld op de deurposten van ieder huis waarbinnen een Israëlitisch gezin woonde. Daarna werd het met vuur geroosterd in de nacht van de 15de Abib. Het werd gegeten met ongezuurd brood en bittere kruiden (Ex.12:1-9 SV).
De bittere kruiden waren een blijvende herinnering aan hun ervaring in de bittere slavernij. Het ongezuurde brood was brood der droefheid, want het was haastig gemaakt. Het was ongedesemd. (Deut.16:3; Ex.12:33,39). Het geroosterde lam stelde de vreselijke beproeving voor van het Lam Gods, Dat werd gewond om onze overtredingen, onderdrukt en gekweld (Jes.53:4-12). Het bloed op de deurposten gesmeerd, was een bescherming voor de bewoners, een symbool van het bloed van Christus, vergoten voor hen om hen tegen de zondemacht te beschermen. Deze dienst werd het Pascha genoemd omdat, toen de Heer alle eerstgeborenen van Egypte sloeg, Hij aan de huizen van de Israëlieten voorbij ging (“passeerde”) vanwege het bloed op de posten. Het was een gedenkteken, dat werd gevierd als herinnering aan hun bevrijding. Het was een instelling voor altijd (Ex.12:14). En zij, wier zonden zijn afgewassen door het bloed van Christus, zullen het in eeuwigheid vieren als hun grote bevrijding. Het Pascha werd niet in de woestijn gevierd (PP 406,485E; PP 369,437N; Ex.12:25; Jozua 5:10).
Hierover zei de Here tot Mozes: “Wanneer gij in het land komt dat de Here u wil geven, dan zult gij deze dienst van jaar tot jaar houden. En wanneer uw kinderen u zullen vragen, wat betekent deze dienst? Verklaar dan aan hen de goddelijke betekenis, die zelfs kinderen kunnen begrijpen.” Ex.12:25-27; 13:10. Als wij vandaag deze dingen aan onze kinderen verklaren, laat ons dan duidelijk maken dat de plagen, aan Egypte gezonden, niet tegen het volk maar tegen hun afgoden gericht waren (Ex.12:12). Zij ware bedoeld om de Egyptenaren de macht van de ware God te doen kennen, en de totale hulpeloosheid van al hun valse afgoden, welke zelfs niet de eerstgeborenen van Egypte konden beschermen, hoewel zij aan de afgoden waren gewijd (Ex.11:4,5).

Bevrijding te middernacht

Het was te middernacht dat alle eerstgeborenen van Egypte werden gedood. Er was geen huis waar geen dode te betreuren viel. Onmiddellijk werd heel Egypte opgeroepen en de koning zond aan Mozes een dringend bevel het land met haast te verlaten, opdat zij niet allen werden als doden (Ex.12:29-33). Op dat moment waren alle voorbereidingen voor hun vertrek reeds getroffen. Het volk was verdeeld in groepen onder aangewezen leiders. Iedere man en vrouw had de Egyptenaren bezocht en loon geëist voor hun onbetaalde arbeid. De Here gaf hen zo’n gunst bij de Egytenaren, dat hen werd gegeven alles wat ze maar vroegen, zilver, juwelen en goud. De bijeengebrachte hoeveelheid was enorm, «zo beroofden zij de Egytenaren.» Ex.11:2,3; 12:35,36; PP 281E; Ed 37; K 34. Het Pascha werd waargenomen met de lendenen omgord, schoenen aan de voeten en de staf in de hand (Ex.12:11). Zo gebeurde het dat, toen Farao zijn bevel uitvaardigde, de slaven onmiddellijk na middernacht vertrokken, beladen met de buit van hun onderdrukkers. God voerde hen uit met zilver en goud, Egypte was blij toen ze vertrokken (PP 281E; PP 245N; Psalm 105:37,38). Dit vervulde de profetie dat ze aan het einde der 400 jaren van verdrukking met grote have zouden uittrekken (Gen.15:14,15). Israël ‘vertrok van Raämses op de 15e van de eerste maand’ (Num.33:3). Zij gingen weg ‘te middernacht’; zij vertrokken ‘met haast’, want het bevel was ‘dringend’! (Deut.16:1; Ex.12:33). Zij werden ‘verdreven’ (Ex.12:39). Maar hoewel in haast uitgetrokken, vertrokken zij niet in wanorde. ‘Israël vertrok toegerust’ (in ordelijke rijen, Moffatt) ... uit Egypte (Ex.13:18).

Uit Egypte dezelfde dag

Wij moeten duidelijk verstaan, dat de uitdrukking “op de dag af” niet alleen wordt toegepast op de 430 jaar van hun omzwerving (Ex.12:40) maar ook op de vierhonderd jaar van hun slavernij (Gen.15:13). Beide perioden eindigden op dezelfde dag. Op de aangewezen dag ontblootte de Here Zijn machtige arm om Zijn belofte te vervullen. Hij bracht hen uit Egypte “met een sterke hand”. Ex.13:14. God is “een wonderbare Teller.” Dan.8:14. Volgens de kanttekening van de King James Version: Hij weet iedere gebeurtenis van te voren en de exacte tijd wanneer het zal geschieden. Hij maakt geen fouten in Zijn plan.
Te Sukkoth aangekomen bakten zij ongezuurde broden van het deeg dat zij hadden meegebracht, want omdat zij waren “verdreven”, hadden zij voor zichzelf geen teerkost bereid (Ex.12:39). Vanaf Sukkoth, inplaats van oostwaarts te gaan, leidde de wolk hen zuidwaarts naar de rand van de woestijn Etham (Ex.13:20). Dit bracht Farao tot de conclusie dat zij in het land verdwaald waren. Van hier werden zij geleid naar Pi-Hachiroth om zich daar te legeren bij de zee. De plaatsen langs de Rode Zee, aan de oostelijke grens van Egypte, waren vestingsteden bezet door wachten die naderend gevaar moesten signaleren. Nadat de Hebreeën enige dagreizen uit Egypte waren vertrokken (I SP 1870, 206), zonden deze wachten een boodschap naar Farao dat het volk, inplaats van God te dienen in de woestijn, zoals Mozes geëist had, gevlucht was (Ex.14:5). Onmiddellijk volgde het leger van de koning in wilde achtervolging, met het plan een deel van de buit terug te veroveren en indien nodig enigen van hen te doden.
Zij overvielen Israël bij de zee (Ex.14:3-9; 15:9). De derde nacht nadat Israël Raämses verlaten had, werden zij door bergketens ingesloten terwijl de Rode Zee voor hen lag (4T 21).
Met voor zich onoverkomelijke moeilijkheden, luidde het bevel van de Here: “Trek op.” Ex.14:15. Om dit mogelijk te maken werd een nieuw wonder gewrocht. De wolkkolom plaatste zich tussen de legers en vormde voor Farao een pilaar van duisternis, maar was licht aan de kant van Israël gedurende de gehele nacht (Ex.14:21). God stolde de wateren van de zee zodat Israël over het droge kon gaan (Ex.15:8). “In de morgenwake”, dat is vlak voor zonsopgang, poogde het leger van Farao te volgen maar zij werden door de zee verzwolgen (Ex.14:10-31).

Het lied van Mozes

Ter herinnering aan deze gebeurtenis schreef Mozes onder de inspiratie van de Heilige Geest een van de opmerkelijkste liederen, een lied dat nu nog zijn naam draagt, “Het lied van Mozes.” Toen beval hij het te gedenken en het te leren aan de kinderen en kindskinderen. Het moest niet vergeten worden, want het was een getuige tegen hen als zij van God zouden afdwalen (Deut.31:19-22; PP 467-468E; PP 423N; Ed 39; K 38). Het lied drukte dankbaarheid uit aan God voor Zijn bevrijding, maar het wees ook voorwaarts; niet alleen naar het aardse maar ook naar het hemelse heiligdom (Ex.15:17,18).

Ik zal de Here zingen
Want Hij is hoog verheven
Hij heeft de wagens en
zijn leger in de zee geworpen,
en de keur van zijn hooflieden
zijn verdronken in de Schelfzee,
De Here... is mij tot heil geweest...
daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken
(Het aardse heiligdom)
Ex.15:1,4,2 SV.

Die zult Gij inbrengen,
en hen planten op de berg van uw erfenis,
ter plaatse welke Gij, o Here!
gemaakt hebt tot uw woning;
het heiligdom hetwelk uw handen gesticht hebben,
o Here!
(Het hemels heiligdom)
Ex.15:17 SV.

Alle vrouwen namen deel aan dit grote koor onder leiding van Miriam (Ex.15:20,21). Over de woestijn en de zee klonk het vreugdevolle refrein. Het schijnt, dat Israël een groot deel van deze wonderlijke dag besteedde aan het zingen van dit onsterfelijke lied. Het was een dag van grote vreugde. Het tegenbeeld van dit lied “Het lied van Mozes en van het Lam” (Openb.14:2,3), zal gezongen worden rond de eeuwige troon wanneer alle vijanden van Gods volk vernietigd zijn en Zijn eeuwig heiligdom is gevestigd (PP 467-468E). Dat zal een dag zijn van nog grotere vreugde (PP 423N).

Aankomst bij de berg

Israël bereikte de berg Sinaï in de derde maand op de derde dag van de maand (Ex.19:2). Hier legerden zij zich tegenover de berg (Ex.19:2), en bleven er ongeveer een jaar. Nadat zij het kamp hadden opgeslagen, brachten zij de eerste twee dagen door met het wassen van hun kleren en van zichzelf (Ex.19:10,14). Dit was de noodzakelijke lichamelijke en geestelijke voorbereiding om de Here te ontmoeten, die op de derde dag van de maand Sivan bij hun aankomst was verschenen in een dikke wolk op de Sinaï en aldaar Zijn wet uitsprak (Ex.19:9; Deut.10:4-10,13). De wetgeving vond dus plaats op de vijfde van de derde maand.

Het eerste Pinksterfeest

Het hebreeuwse woord voor Pinksteren betekent vijftigste. Het werd zo genoemd, omdat deze verordening op de vijftigste dag gevierd moest worden, vanaf de morgen na de dag dat het Paaslam gegeten was. Het werd ook het wekenfeest genoemd, omdat het zeven complete Sabbatten waren (Lev.23:15-16). Dit eerste Pinksterfeest viel op de vijfde Sivan; de derde dag na Israëls aankomst bij de Sinaï. (Ex.19.16). Op de morgen van deze dag bracht Mozes het volk buiten het kamp om God te ontmoeten. Zij namen hun plaats in aan de voet van de berg, buiten de afzetting welke God aan Mozes had opgedragen uit te zetten (Ex.19:12). Op de berg rustte een dikke wolk en op de top de heerlijkheid van God, gelijk een verterend vuur (Ex.19:9; 24:17). Hier waren de Vader en de Zoon aanwezig omringd door een menigte engelen, om zich tot het volk te richten (PP 304,339E; PP 269,304N). “Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, duizenden bij duizenden” zegt de psalmist later (Psalm 68:18). De scene later beschrijvende zegt Mozes: “Hij kwam uit het midden van heilige tienduizenden.” Deut.33:2. David in zijn poëtische stijl schreef: “Hij neigde de hemel en daalde neder.” Psalm 18:10. Uit de wolk bliksemde het en de donder rolde en de berg Sinaï stond geheel in rook, omdat de Here daarop neerdaalde in vuur. De rook ervan steeg op als de rook van een oven en de hele berg schudde zeer en de echo’s duurden lang en werden luider en luider, zodat het volk beefde (Ex.19:17-19). Deze manifestatie van goddelijke kracht en heerlijkheid duidde aan, dat God iets van groot gewicht tot het volk te zeggen had.

God spreekt Zijn wet uit

Uit de wolk werd een stem gelijk een trompet gehoord (Ex.19:16). Christus en de Vader stonden zij aan zij en verkondigden de wet van God, de tien geboden (HS 231; Ex.20:1-7). Vanwege de vurige scene rondom de wolk, verklaarde Mozes zeer juist; Van Zijn rechterhand ging een vurige wet uit (Deut.33:2). De aanblik was zo vrees aanjagend en zo ontzagwekkend was de stem van God, dat zelfs Mozes zei: “Ik ben enkel vrees en beving.” Hebr.12:21. Sinds de stem van de Eeuwige die werelden schiep, was er nooit zo’n verheven schouwspel geweest. De tien geboden, gesproken met Gods eigen stem vanaf de Sinaï (Ex.19;9; Ex.20:22), was de grondwet van Jehova de constitutie voor de regering van het volk en de kerk die God toen organiseerde (PP 303E; PP 268N). Dit is de enige keer, dat God met hoorbare stem zich tot Zijn vergaderd volk op aarde richtte, een gebeurtenis die bedoeld was om de mensen een indruk te geven van de plechtigheid en de heiligheid van Gods wet; Zijn eeuwige wet die het hele universum regeert. Het Pascha was een herdenking en een zinnebeeld. Het wees niet alleen terug naar de bevrijding uit de Eyptische slavernij, maar het wees ook vooruit naar de grotere bevrijding welke Christus zou volbrengen, door Zijn volk te verlossen uit de slavernij van de zonde (PP 277E; PP 241N). Zo is ook het Pinksterfeest een terugblik en een vooruitzien. ‘Als een herinnering’, zegt Webster: «Het werd ingesteld om een herinnering te zijn van de gave der wet, op de vijftigste dag na Israëls vertrek uit Egypte.» Daarmee stemmen overeen Fausset’s Bible Encyclopedia, Smith’s Bible Dictionairy, Clark’s Commentary en de meeste van de latere joodse schrijvers. Van die tijd af was het Pinksterfeest een jaarlijkse herinnering van Israëls verbond met God, om Zijn wet te gehoorzamen... (Ex.19:8; 24:7), en een geheiligde verplichting haar aan alle volken te leren. Zinnebeeldig wees het vooruit naar de tijd waarop Christus’ vertegenwoordiger, de Heilige Geest, de christelijke kerk zou heiligen om de wet aan de wereld uit te dragen, en deze aan iedere natie onder de hemel te doen kennen als door Jezus Christus de Maker van de wet vervuld (Hand.2:5-13; Matt.5:17). Het gehele volk was aanwezig; God zelf was de spreker. Zijn predikatie kort en nadrukkelijk. Het onderwerp was de wet der tien geboden (Ex.19:9; 20:22). Het nam voor God niet veel tijd in beslag die tien geboden uit te spreken. De “Tien Woorden” worden ze genoemd (Deut.4:13). In het hebreeuws doet men er, als men ze luid langzaam en met toepasselijke nadruk voorleest, minder dan tien minuten over. Maar de ontzagwekkende vertoning op de berg de rollende donder en de majesteit van Gods stem verschrikte het volk van God zo zeer, dat zij Mozes dringend verzochten: “Spreekt gij met ons en wij zullen horen, opdat God niet spreekt en wij sterven zullen.” Ex.20:19. God verhoorde hun roepen, en hoewel Hij meer te zeggen had, die morgen, luisterde Hij naar hun verzoek en in Zijn medelijden en tedere genade, berispte Hij hen niet om hun vrees. Hij begreep hun moeite, zoals Hij altijd onze moeilijkheden begrijpt. God wees hun smeking niet af en inplaats van direct tot hen te spreken riep Hij Mozes tot Zich. Na hen speciale aanwijzingen te hebben gegeven voor het bouwen van een altaar, zei Hij tot Mozes: “Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: Dit zijn de verordeningen die gij hun zult voorhouden.” Ex.20:22; 21:1.

Mozes ontving de verordeningen en las ze aan Israël voor

God droeg Mozes op de verordeningen in een boek te schrijven. Ze zijn weergegeven in de hoofdstukken 21,22,23. Deze burgerlijke wetten werden verordeningen genoemd om Israël een gids te geven over het recht betreffende hun onderlinge relatie. Mozes las deze verordeningen voor aan de meest invloedrijken van het volk en die beloofden of verbonden zich daaraan te houden. Zo eindigde deze onvergetelijke dag (Ex.24:3-7).

Op de berg bij God

Vroeg in de morgen van de zesde Sivan werd een altaar onderaan de berg gebouwd, in overeenstemming met de aanwijzingen die God aan Mozes had gegeven. Daarop werden offers gebracht en het verbond op gepaste wijze bekrachtigd (Ex.20:24-25; 24:4-8). De heerlijkheid van God, die de aanblik had als van een verterend vuur, rustte nog op de top van de berg en zes dagen lang bleef de wolk daar hangen (Ex.24:16,17). Gedurende deze tijd ging Mozes met zeventig oudsten, en een paar anderen die door God aangewezen waren, de wolk binnen waar zij een tijd doorbrachten met zelfonderzoek, meditatie en gebed. Voor Mozes was deze tijd een voorbereiding voor nauwere omgang met God (Ex.24:9). Terwijl al het volk de heerlijkheid van God zag, werd aan deze uitverkorenen een nader inzicht gegeven. De God van Israël was boven hen. Onder Zijn voeten zagen zij als het ware een plaveisel van saffierstenen als de hemel zelf in klaarheid (Ex.24:1,3,10).
Aan het einde van de zes dagen, op de zevende dag, op de Sabbat (PP 313E; PP 277N), ging Mozes op goddelijk bevel alleen de wolk binnen waar God was. Mozes bleef op de berg, veertig dagen en veertig nachten (Ex.24:18). Gedurende die tijd ontving hij de tafels van steen en voltooide de complete aanwijzingen voor het maken van het heiligdom; de aardse woonplaats voor God.

Het voorbeeld aan Mozes gegeven

Het aardse heiligdom moest een afbeelding zijn van de dingen in de hemel (Hebr.9:23). Een zinnebeeld van de grotere en meer volmaaktere tabernakel, niet met mensenhanden gemaakt (Hebr.9:9-11). Het moest een miniatuur-presentatie zijn. God gaf ook aan Mozes gedetailleerde instructies voor de bouw van het heiligdom. Mozes schreef alle aanwijzingen in een boek en las het aan de meest invloedrijken van het volk voor (1SP 269). Ons ter lezing zijn ze weergegeven in het boek Exodus, de hoofdstukken 25 t/m 31. God presenteerde aan Mozes een miniatuurmodel, een beeld van het hemelse heiligdom en beval hem alle dingen te maken volgens het voorbeeld dat hem op de berg getoond is (1SP 269). Dit toont overduidelijk, toen Mozes op de berg was, God hem een miniatuurmodel toonde (een schaduw van het hemels heiligdom) en instructies dicteerde die Mozes in een boek schreef, als een leidraad bij de bouw van het aardse heiligdom.
God gaf Mozes een volledig gedetailleerde beschrijving. Zoals reeds opgemerkt symboliseerden de verschillende delen van het gebouw zelf ook het verlossingswerk. Als dit niet waar is waarom besteedde de goddelijke architect dan zo veel ruimte in het geïnspireerde woord, om zo’n minutieuze beschrijving te geven van elk afzonderlijk deel van deze geïnspireerde les? Waarom eiste Hij zo’n nauwkeurigheid van elk detail, zo’n vakmanschap zo’n wijsheid en volmaaktheid in de uitvoering van Zijn plan? Waarom was Hij zo nadrukkelijk in Zijn vermaning aan Mozes en herhaalde het dikwijls in Zijn gebod “zie toe, dat alles gemaakt wordt naar het model zoals Ik het u op de berg toonde.” Ex.25:9,40; Hebr.8:5. Achttien keer wordt in Ex. 39 en 40 verklaard, dat de details van het heiligdom werden gemaakt “zoals de Here Mozes geboden had”. Niet alleen de diensten van het heiligdom, maar ook het heiligdom zelf, moest dienen als voorbeeld en schaduw van hemelse dingen (Hebr.8:5; PP 351E; PP 315N). Daarom gaf de Here door Mozes de meest precieze instructie betreffende ieder onderdeel. Het Jamieson, Fausset en Brown commentaar verklaart het op deze wijze: «Het is onmogelijk om rekenschap af te leggen voor de omstandigheid van Gods afdaling in zulke precieze details, uitgezonderd de veronderstelling dat de tabernakel van een zinnebeeldig karakter zijn moest.» Om de nadruk te leggen op de volheid van de geestelijke betekenis zegt A.T. Pierson, een vooraanstaand Bijbelonderzoeker: «De beschrijving van het ritueel en de inhoud van de tabernakel neemt meer plaats in in de Bijbel, dan enig ander onderwerp in het Oude en ook in het Nieuwe Testament; en daar moet een reden voor zijn. Ieder onderdeel van de tabernakel wordt beschreven en zeven maal wordt er een verwijzing gemaakt naar het op de berg getoonde model om te benadrukken, dat in geen enkel onderdeel hoe klein ook van het voorbeeld mocht worden afgeweken (Ex.25:9,40; 26:30; 27:8; Num.8:4; Hand.7:44; Hebr.8:5; 1 Kron.28:11,12,18,19).» Gods Living Oracles, blz.130.
Wat betekent dit alles? Is het niet, dat God het belang van deze studie wilde benadrukken, temeer daar vele dingen ook nog herhaald werden? Zeker is dat God niet zonder oorzaak zoveel woorden gebruikt. “Alle woord Gods is gelouterd.” Spreuken 30:5. “De woorden des Heren Zijn zuivere woorden, gedegen zilver, in een smeltoven in de aarde zevenvoudig gelouterd.” Psalm 12:7. Waarom dan deze herhaling? Waarom herhaalde God aan Farao de droom over de jaren van overvloed en de jaren van hongersnood? Dat die droom aan Farao tweemaal werd herhaald, wordt ons verteld: “Omdat de zaak bij God vaststaat.” Gen.41:32. De droom bevatte informatie die belangrijk was voor het lichamelijk en tijdelijk welzijn van de koning. En het volk en het heiligdom bevat waarheden die belangrijk zijn voor ons geestelijk en eeuwig leven. Door te herhalen wil God tonen dat deze dingen onwankelbaar zijn. Om deze reden moet de student graven en diep graven om de schatten te vinden die in het heiligdom verborgen zijn.

Een schaduw van de dingen die komen zullen

Het heiligdom is zeer treffend een silhouet van Christus genoemd. Paulus spreekt daarvan als een schaduw van de dingen die komen, maar de werkelijkheid is van Christus (Col.2:17). Christus is inderdaad de sleutel tot de zinnebeelden, gelijk Hij de sleutel is op de gehele Bijbel. Met deze sleutel in de hand des geloofs, zal onze studie rijk beloond worden! Het heiligdom beeldt niet alleen het werk van Christus uit; het is ook een uitbeelding van het werk van de Vader, de Heilige Geest en de engelen om ons te redden. Het is ook een voorstelling van de ervaring van iedere ware gelovige, evenals van de kerk in al haar perioden. Alle gelovigen tezamen vormen een goed ineensluitende tempel heilig in de Here, een woonstede Gods in de Geest (Ef.2:21,22). “Een woonplaats van God, van de Heilige Geest.” 1 Cor.6:19.

Gods laatste woord aan Mozes

Gedurende de veertig dagen dat Mozes op de berg was, werd niets betreffende het bouwen van het heiligdom aan zijn verbeelding of eigen inzicht overgelaten. Ieder detail werd door God gedicteerd. Aan het einde van deze veertig dagen zou hij naar het volk terugkeren en hen de instructie meedelen. Maar, heb even geduld! God heeft een laatste woord van groot belang - een gebod - dat leven of dood inhoudt voor Zijn volk. In hun ijver aan de bouw van de tabernakel zouden zij iets kunnen vergeten... Daarom zond Hij een waarschuwing, dat niets van het zo heilig werk als het bouwen van een huis voor God, op Sabbat gedaan mocht worden. Zeker, zo benadrukte Hij “Mijn Sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u van geslacht tot geslacht zodat gij weet dat Ik de Here ben die u heiligt. Gij zult de Sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u; wie hem ontheiligt zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop enig werk verricht zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten.” Ex.31:13-14. Dit was het hoogtepunt van het lange en zeer belangrijke onderhoud tussen Mozes en God.

Zijn wet gebeiteld in tafelen van steen

Hoewel Israël de heerlijkheid had gezien die op de berg rustte en Zijn stem gehoord had, toen Hij Zijn wet uitsprak, vertrouwde God Zijn wet niet toe aan het geheugen van het volk, dat zo lichtvaardig zijn eisen vergat, maar schreef ze op tafelen van steen (PP 364E). Toen Hij geëindigd had met Mozes te spreken op de berg, gaf Hij hem twee stenen tafelen der getuigenis, beschreven door de vinger Gods (Ex.31:18). Dit “getuigenis” waren de tien geboden (Ex.34:28). De tafelen waren het werk van God en het schrift was het schrift van God (Ex.32:15,16). Gegrift, dat is gebeiteld, in een ingezonken patroon, diep ingedrukt of onuitwisbaar gelijk aan het graveerwerk waardoor de chinese kunstenaars zo beroemd zijn geworden.
Wat een prachtige illustratie is dat onuitwisbare handschrift van het nooit veranderende karakter van Gods wet. Het kan niet worden uitgewist, het kan niet veranderd worden, het is door God Zelf geschreven.
En Mozes keerde terug van de berg en de twee tafelen der getuigenis waren in zijn hand (Ex.32:15). Toen door de afval van Israël de tafelen gebroken waren, heeft Mozes op bevel van God twee andere tafelen uitgehouwen gelijk aan de vorige. Toen ging hij vroeg in de morgen de berg op en God schreef de woorden opnieuw, gelijk die waren op de eerste tafelen (Ex.34:1,2,4). Is dit niet een wonderbaarlijke demonstratie van Gods geduld en genade voor degenen die Zijn wet breken?
(Uit het boek “HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)