Plichten van de Gemeente op Grote Verzoendag

Plichten van de Gemeente op Grote Verzoendag

God verwachtte van Zijn oude volk, dat het Hem elke dag van het jaar trouw zou dienen. En Hij nam hun dienst ook aan. Maar als Grote Verzoendag aanbrak, golden er speciale verplichtingen, die ze op deze dag moesten nakomen. Als ze zich hieraan niet hielden, werden ze uit hun volksgenoten uitgeroeid. God heeft de dienst van Zijn volk de eeuwen door aangenomen. Maar nu is de ware Grote Verzoendag aangebroken. En het gerechtelijk vooronderzoek in de hemel (het onderzoekend oordeel). is begonnen. En nu verwacht God, dat de ware gemeente op aarde net zo trouw voldoet aan de originele gestalte van de gemeente – als Christus, onze Hogepriester, Zijn taak in de hemel uitvoert.

Vroeger werd de gemeente niet in haar geheel aangenomen. Dat was telkens een individuele beslissing (Leviticus 23:29–30). Zo is het ook vandaag: ieder is voor zichzelf verantwoordelijk tegenover God. We mogen ons niet tevreden stellen met te doen wat onze voorvaderen deden. Zij zijn gestorven, voordat het oordeel in de hemelse rechtszaal begon. God verlangt van Zijn volk, dat zij Hem nu op een speciale manier dienen. Zij moeten leven, terwijl hun rechtszaak in de hemel beslist wordt. De satan stort over de laatste generatie, die lichamelijk zwakker zijn dan alle voorgaande generaties, alle vernuft uit, die hij in zesduizend jaar oorlogvoeren verzameld heeft. De mensen die in het onderzoekend oordeel waardig worden bevonden, zullen een tijdlang zonder Middelaar leven. Zij zullen andere ervaringen hebben, dan welke andere gemeenschap ook, die ooit op aarde geleefd heeft. Er zijn veel redenen, waarom God in Zijn oneindige genade speciale plichten aan de laatste generatie heeft opgedragen. Zo zijn ze sterker tegen de aanvallen van de vijand. En ze worden niet door zijn listen ten val gebracht.

Wanneer in de vroegere dienst iemand Grote Verzoendag niet hield zoals God had bepaald, werden zijn zonden door de hogepriester niet boven de zondebok beleden. Hij werd uit het volk van God uitgeroeid (Leviticus 23:28–30). Zo gaat het ook met de werkelijke Grote Verzoendag, ofwel het onderzoekend oordeel. Iemand kan denken, dat Christus voor hem pleit, terwijl hijzelf het werk laat liggen, dat God aan de werkelijke gemeente heeft opgedragen. Zo iemand zal uiteindelijk tot de ontdekking komen, dat zijn naam uit het boek van het leven is uitgewist. Wij worden gered via het geloof in onze Hogepriester. Maar geloof zonder werken is dood (Jakobus 2:17). Wanneer we een levend geloof hebben, zullen we graag doen wat de Heer zegt.

Grote Verzoendag is de periode van vierentwintig uur, waarin de schaduwdienst van de verzoening werd verricht. Het is “een afbeelding en schaduw” van de werkelijke verzoening (Hebreeën 8:5). Op Grote Verzoendag worden van ieder individu van het volk

Israël vier dingen geëist:
1. "U moet een heilige samenkomst houden”
2. “U moet uzelf dan verootmoedigen”
3. “en de HEERE een vuuroffer aanbieden”
4. “Op diezelfde dag mag u geen enkel werk doen” (Leviticus 23:27–28)

1. Men moet op deze dag een heilige samenkomst houden. Het volk moet bijeenkomen om te aanbidden. Paulus spreekt over personen, die, in de tijd waarin onze Hogepriester spoedig uit het hemels heiligdom naar buiten zal komen, de onderlinge bijeenkomsten verzuimen: “omdat wij een grote Priester hebben over het huis van God, laten wij dan toegaan met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water. … Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet verzuimen, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar elkaar opwekken en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen” (Hebreeën 10:21–25).

Iemand, die het niet fijn vindt om met medegelovigen samen te komen om God te aanbidden, heeft een “slecht geweten.” Die heeft het geloof verloren in de spoedige komst van onze Hogepriester vanuit het heiligdom in de hemel. Er ligt een speciale zegen in het samen met anderen aanbidden. God belooft, dat waar zelfs maar twee of drie in Zijn naam zijn samengekomen, Hij in hun midden zal zijn (Mattheüs 18:20). Deze eerste eis is een geestelijke thermometer, waarmee iedere christen zijn geestelijke toestand kan meten. Als iemand wegblijft bij de aanbidding van God, omdat hij er geen plezier aan beleeft, is zijn geestelijk peil erg laag.

2. Iedereen moet zich “verootmoedigen.” Dat betekent: je hart onderzoeken, alle zonde wegdoen, veel tijd in gebed doorbrengen. Daarmee verbonden is ook het je onthouden van voedsel. Dit is zo krachtig ingeprent in de geest van het oude Israël, dat de Joden ook nu nog vasten op de tiende dag van de zevende maand.

Iemand, die beseft, dat op dit moment het oordeel in het hemels heiligdom plaatsvindt – en die weet, dat zijn of haar naam ook zeker voor dit grote tribunaal ter sprake zal worden gebracht – zal het eigen hart onderzoeken, en ernstig bidden, dat God hem of haar zal aannemen. Wij moeten vaak nadenken over het werk van onze Hogepriester in het hemels heiligdom. Want anders, als we onze geest vullen met aardse gedachten, zullen we net als de dwaze maagden ontdekken, dat de bruidegom gekomen is, en de deur gesloten. Dan is Zijn werk voltooid, en hebben wij er geen deel aan.

In de schaduwdienst luisterde de gemeente in de voorhof naar het tinkelen van de gouden belletjes aan het gewaad van de hogepriester. Op die manier konden zij hem in zijn werk volgen. Onze Hogepriester heeft tekens aan de hemel gegeven. Maar ook op aarde, en onder de volken. Daaraan kunnen wij de voortgang van Zijn werk zien. Hij heeft gezegd, dat wanneer we deze tekens in vervulling zagen gaan, wij mogen weten dat Hij dichtbij is, voor de deur (Lukas 21:25–33; Mattheüs 24:29–35).

De ware Grote Verzoendag beslaat een periode van jaren. In de schaduwdienst was een vasten van vierentwintig uur vereist. Op deze dag moet men zijn eetlust volledig beheersen. Het is een afbeelding van de zelfbeheersing, die men tijdens de periode van de ware Grote Verzoendag moet tonen. Het is Gods bedoeling, dat Zijn volk de baas zal zijn over de eetlust, en het lichaam dienstbaar zal maken (I Korinthe 9:27). De satan zou onze eetlust wel de vrije teugel willen geven, en die over de persoon willen laten heersen.
Een leger trouwe werkers doet alles wat in zijn vermogen ligt, om de stormvloed van onmatigheid te keren. Maar ondanks dit feit werkt de satan met zoveel macht, dat dronkenschap en misdaad op deze aarde alarmerend toenemen. In 1844, toen het onderzoekend oordeel in de hemel begon, waren uitsluitend mannen en een paar vrouwen aan de tabak verslaafd. Maar op dit moment gaan er duizenden kinderen aan kapot. En ook veel vrouwen zijn aan deze smerige gewoonte verslaafd. Het aantal wijnmakerijen en brouwerijen neemt in ons land toe. En in duizenden gezinnen wordt bedwelmende drank geschonken.

God roept Zijn volk op om hun eetlust meester te zijn, in plaats van eraan verslaafd te zijn. Want dan kan hun verstand helderder zijn, zodat ze Gods waarheid kunnen inzien, en het werk van hun Hogepriester in het hemels heiligdom kunnen volgen.
Wat zijn er maar weinig mensen, die bereid zijn zich de dingen te ontzeggen, waar hun eetlust naar verlangt. Zelfs al weten ze, wat God van hun vraagt! De profeet Jesaja, die door de eeuwen heen in de toekomst keek, beschrijft de situatie zó: “De Heere, de HEERE van de legermachten, zal op die dag oproepen om te wenen en een rouwklacht aan te heffen, om u kaal te scheren en te omgorden met een rouwgewaad. Maar zie, er is vreugde en blijdschap, men doodt runderen en slacht schapen, men eet vlees en drinkt wijn” (Jesaja 22:12-13). Wat een beeldende beschrijving van hoe de wereld van vandaag eruit ziet! God roept Zijn volk op om zich te verootmoedigen, om de eetlust te beheersen, om voedsel te eten dat het bloed gezond maakt, en het verstand helder, zodat wij geestelijke waarheden kunnen onderscheiden. Maar in plaats van te gehoorzamen, is men bezig met het eten van vlees en het drinken van wijn. De profeet heeft ook beschreven, wat het uiteindelijke gevolg van deze manier van doen is: “Maar de HEERE van de legermachten heeft Zich aan mij persoonlijk geopenbaard: Voorwaar, deze zonde wordt u niet verzoend, totdat u sterft” (Jesaja 22:14)

De Heiland waarschuwde speciaal tegen dit grote kwaad: uw eetlust de vrije teugel geven. En dat juist in een tijd, dat de levensverslagen van mensen worden onderzocht – en personen individueel waardig of onwaardig geacht worden voor het eeuwige leven. “Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door roes en dronkenschap en door bezorgdheid om de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overvalt. … Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen” (Lukas 21:34–36). Er wordt gewaarschuwd tegen “roes” – te veel tot je nemen; en tegen “dronkenschap” – tot je nemen wat schadelijk is. Met andere woorden: het is de bedoeling van onze Heiland, dat Zijn volk tijdens de werkelijke Grote Verzoendag zowel zal letten op de kwantiteit als op de kwaliteit van hun voedsel. Je kunt je verstand benevelen, en je gezondheid ruïneren, door te veel te eten van het allerbeste voedsel. De gulzigaard en de dronkenlap worden over één kam geschoren: “Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters; Want een zuiper en vraat zal arm worden” (Spreuken 23:20–21 SV).

Onze eerste voorouders zijn ten val gekomen, toen hun eetlust op de proef gesteld werd (Genesis 3:1–6). Maar waar zij faalden, triomfeerde Christus (Mattheüs 4:3–4). En voor een christen is het mogelijk, wanneer Christus in ons hart woont, de eetlust volkomen de baas te zijn. We kunnen ons dan van alle schadelijk voedsel onthouden: hoe onze natuurlijke eetlust er ook naar verlangt. En we zijn dan in staat om ons niet te overeten, ook niet aan gezond voedsel.

Toen Hij aan Zijn bediening op aarde begon, werd onze Heiland niet alleen op het punt van de eetlust op de proef gesteld. Vanaf Zijn kindertijd werd Hem geleerd, om Zijn verlangens te beheersen. Jesaja spreekt over Zijn kindertijd: “Boter en honing zal Hij eten,
totdat Hij in staat is het kwade te verwerpen en het goede te kiezen” (Jesaja 7:14–15). Door Zijn manier van eten ontwikkelde Hij de geestelijke kracht om tussen goed en kwaad te kunnen onderscheiden. Er zijn heel veel mensen in een dronkenmansgraf terechtgekomen, die “boter en honing” gegeten hebben. Maar Jezus at daar zó van, dat Hij er geestelijke kracht door ontwikkelde. Hij at in overeenstemming met de Bijbelse regels. Er zijn drie teksten, die samen genomen een regel voor het eten van honing bevatten. En die zelfde regel is toepasselijk voor alle voedsel wat goed is. Die teksten luiden als volgt: “Eet honig, mijn zoon, want dat is goed” (Spreuken 24:13 NBG). “Hebt gij honig gevonden, eet zoveel als u voldoende is, opdat gij er niet te veel van krijgt en het uitspuwt” (Spreuken 25:16 NBG). “Veel honig eten is niet goed” (Spreuken 25:27 NBG). Iemand, die deze aanwijzingen opvolgt, en niets anders eet dan goed voedsel – en alleen zoveel als u voldoende is – zal genieten van een goede gezondheid en een helder verstand. God wil, dat Zijn volk gezond is, en dat hun ziel vrij is van veroordeling” (III Johannes, vers 2). De satan vindt het heerlijk om ons verstand te benevelen en onze gezondheid te verwoesten. Iedereen, die aan het origineel van Grote Verzoendag zal voldoen, zal zijn of haar eetlust de baas zijn. Zo kunnen zij zich erop voorbereiden, hun Heiland tegemoet te gaan, wanneer Hij naar de aarde komt als Koning der koningen en Heere der heren.

3. De derde verplichting, die op Grote Verzoendag aan de afschaduwing van de gemeente werd opgelegd, was het brengen van een vuuroffer aan de Heer. Vuuroffers werden op het altaar volledig verteerd. Nu het beeld van de gemeente tot werkelijkheid aan het worden is, brengen we geen brandoffers meer van stieren en rammen. Maar God verwacht wel, dat wij het ware offer op het altaar laten verteren. Hij verlangt van ons, dat “geest, ziel en lichaam in hun geheel onberispelijk bewaard worden tot de komst van onze Heere Jezus Christus” (I Thessalonicenzen 5:23). Hij verwacht, dat het hele leven van een christen op het altaar wordt gelegd, gereed om zó gebruikt te worden als de Heer aangeeft. Niemand is hiertoe in staat, wanneer je niet dagelijks Christus als jouw Zondoffer aanneemt. Je moet weten wat het is, dat God ons “begenadigd heeft in de Geliefde” (Efeze 1:6).

Grote Verzoendag werd door de vroegere gemeente gehouden als feestdag: een jaarlijkse sabbat (Leviticus 23:31). Alle werk werd opzij gelegd. En alle aandacht was gericht op het God zoeken en Hem dienen. De hele dag was Gods werk het voornaamste waaraan men dacht. Zo was het in de schaduwdienst. Maar daaruit volgt nog niet, dat op de ware Grote Verzoendag niemand voor persoonlijke zaken hoeft te zorgen. Want het is nooit Gods bedoeling geweest, dat Zijn volk hun inzet zouden laten verslappen (Romeinen 12:11). Hij belooft ons, dat Hij ons in tijdelijke dingen zal zegenen, als wij de ware Grote Verzoendag houden. Dat betekent: in de eerste plaats letten op het werk en het dienen van God, en onze tijdelijke belangen op de tweede plaats stellen (Mattheüs 6:31–33). Dit kunnen we zo mooi leren uit de woorden van onze Heiland: “Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door … bezorgdheid om de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overvalt” (Lukas 21:34).

De satan is er schuld aan, dat méér goedbedoelende mensen in deze valstrik trappen, dan door welke andere misleiding ook. Vaak overtuigt hij goede mensen ervan, dat de dagelijkse zorgen voor het gezin zó belangrijk zijn, dat ze geen tijd hebben om Gods Woord te bestuderen en te bidden. En dat gaat door tot het moment, dat ze door gebrek aan geestelijk voedsel en aan gemeenschap met God geestelijk zó zwak geworden zijn, dat ze de twijfels en het ongeloof gaan overnemen, die de vijand hun voortdurend voorhoudt. Als er dan eindelijk tijd komt, waarin ze denken gelegenheid te hebben om hun Bijbel te bestuderen, komen ze erachter, dat Gods Woord voor hen alle aantrekkingskracht verloren heeft.

God stelt de grote ware gemeente op de proef. Wie zal werkelijk deel uitmaken van deze ware gemeente, en de onderlinge bijeenkomst van Gods volk niet verzuimen? Wie zal een helder verstand houden, door de eetlust te bedwingen? Wie zal een zuiver hart bewaren, door gebed en diepgaand zelfonderzoek? Wie zal al zijn belangen op Gods altaar leggen, om ze tot Zijn eer te laten gebruiken? En wie zal nooit toestaan, dat de “bezorgdheid om de alledaagse dingen” het werk voor God en het bestuderen van Zijn Woord zal verdringen? Over zulke mensen zal onze Hogepriester zeggen: “Wie rechtvaardig is, moet nog meer gerechtigheid doen. En wie heilig is, moet toenemen in heiligheid” (Openbaring 22:11).



Schaduw
Leviticus 23:27: “U moet een heilige samenkomst houden” Iedereen moest bijeen komen om te aanbidden.
Leviticus 23:27: “U moet een heilige samenkomst houden” Iedereen moest bijeen komen om te aanbidden.
Werkelijkheid
Hebreeën 10:25: Gods volk mag de onderlinge bijeenkomst niet verzuimen, nu wij het einde naderbij zien komen.

Schaduw
Leviticus 23:27, 29: In de schaduwdienst moest iedereen zich verootmoedigen. Men moest de dag doorbrengen met “gebed, vasten en diepgaand zelfonderzoek.”
Werkelijkheid
Lukas 21:34–36:Jesaja 22:12–14: Wij worden vermaand om steeds te blijven waken en bidden; en om vraatzucht en dronkenschap te vermijden.

Schaduw
Leviticus 23:27: U moet “de HEERE een vuuroffer brengen,” als teken van volkomen toewijding.
Werkelijkheid
I Thessalonicenzen 5:23; Romeinen 12:1: Wij moeten ons met geest, ziel en lichaam volkomen aan God wijden.

Schaduw
Leviticus 23:30: Op Grote Verzoendag moest alle werk voor eigen belangen stilgelegd worden.
Werkelijkheid
Lukas 21:34–36; Mattheüs 6:32–33: