25 De zeven laatste plagen

De tijd van benauwdheid.

1. Als het werk van het onderzoekend oordeel voorbij is, welk een dekreet wordt dan uitgevaardigd? Op. 22 : 11. Nota 1.

2. Zal de wereld weten wanneer deze gebeurtenis plaats grijpt? Matth. 24 : 37 - 39. Nota 2.

3. Wat wordt aan Gods volk aangeraden te doen, vooraleer dit dekreet uitgaat? Zef. 2 : 1 - 3.

4. Welk een gebeurtenis grijpt er plaats, die innauw verband staat met het uitvaardigen van dit dekreet? Dan. 12
: 1; 7 : 13, 14. Nota 3.

5. Wat betekent deze tijd van benauwdheid voor de naties? Op. 15 : 1; 16 : 2.

6. Hoeveel tijd zal er in beslag genomen worden voor het uitgieten van de plagen? Op. 18 : 8.

7. Welk tweevoudig doel heeft God altijd gehad in het uitstorten van oordelen over de aarde? Ps. 119 : 67, 71, 75; Ex. 7 : 5, 17. (Jes. 26 : 9, 11; Ps. 9 : 16; Ex. 8 : 22, 23) Nota 4.

8. Wat zal de bevinding zijn van de dwaze maagden in deze periode? Matth. 25 : 11, 12; 7 : 21, 23.

9. Wat zal het resultaat zijn van het feit, dat zij het woord Gods niet onderhouden hebben, als zij het nog hadden? Amos 8 : 11, 12

10. Waarbij zullen zij steeds zweren? Wat zal het resultaat zijn? Amos 8 : 13, 14. Nota 5.

11. Hoe wordt de tijd van benauwdheid genoemd voor Gods volk? Wat zal tenlaatste het resultaat zijn? Jer. 30 : 59.

12. Als de profeet Habakuk deze tijd van benauwdheid zag, wat begeerde hij dan? Hab. 3 : 13 - 16. 13. Wat wordt er gezegd van hen, die sterven in deze tijd juist vóór deze tijd? Op 14 : 13.

14. Wat veroorzaakt deze tijd van benauwdheid voor Gods volk? Op. 13 : 15 - 17. 15. Tot wat zal dit de heiligen leiden te doen? Lukas 18 : 7, 8.

16. Waar zullen zij heengaan om veilig te zijn? Welke beloften zullen hun doen stand houden? Jes. 33 : 16, 17 : 41 17 - 18.
17. Welke woorden van geloof zullen zij uiten? Hab. 3 : 17 - 19.

NOTAS

Lees "Grote Strijd" Hoofdstuk 39; Eerste Geschr. of Spir. Gifts.
1. Het sluiten van de deur van genade is geen willekeurige daad van de kant van God, maar IEDERE ZIEL SLUIT ZIJN EIGEN PROEFTIJD AF DOOR VOLHOUDEND TE WEIGEREN VAN NAAR DE STEM VAN DE GEEST TE LUISTEREN. Als de Geest tenlaatste verworpen is, kan God niets meer doen voor deze ziel. "Ik heb u niet verlaten, zegt de Heer, maar gij hebt Mij verlaten". Als de laatste ziel dit zal gedaan hebben, kondigt God dit feit aan het hemelse heir door te zeggen: "Het is geschied". "Die onrecht doe .... " Gr. Str. 567.

2. De dag, waarop Noah in de ark binnenging werd de deur gesloten. Noah was veilig. De boze wereld was uitgesloten; maar zij beseften het niet totdat de vloed kwam, zeven dagen later. Er was een korte tijd na het dekreet uitgevaardigd werd vooraleer de bozentotaal uitgeroeid werden, "alzoo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen". Matth. 24 : 37.

3. "Opstaan" betekent regeren. Dan. 11 : 2, 20. De koninkrijken van de aarde worden aan Christus gegeven op het einde van Zijn werk in het heiligdom, en Hij wordt gekroond als "Koning der koningen en Heer der Heren".

4. Het uitstorten van de wraak van God was, zegt Johannes, een groot en wonderbaar iets. Jesaja spreekt ervan op dezelfde wijze ( Jes. 28 : 21 ). Voor onze liefhebbende Vader is het feit van te straffen een vreemd werk, niettemin wordt het karakter van God hierdoor verheven in het zicht van het hemelse universum, zoals dit bewezen wordt door de woorden van de engel in Op. 16 : 5 - 7. Gods doel van oordelen op de aarde te brengen is eerstens, van alles te redden, wat kan gered worden, of van deze te overtuigen die nooit gevallen zijn, en deze, die tenlaatste zullen vernietigd worden, dat de Heer God is, en dat Zijn wegen rechtvaardig zijn. Als de zeven laatste plagen uitgegoten worden weet God dat niemand meer zich naar Hem zal keren, toch zal Hij de wereld niet teisteren met Zijn oordelen zolang het gehele universum niet overtuigd is, dat Hij God is en dat Zijn wegen recht zijn. Als Zijn "goedertierenheid" Ps. 117 : 2 en "goedgunstigheid" de mens niet tot Hem trekken is Hij verplicht van Zijn hand op te heffen tot oordeel als een laatste remedie en het feit, dat de ongerechtigen zich dan niet bekeren en Hem geen glorie geven. ( Op. 16 : 9 - 11 ) is een positieve klaarblijkelijkheid, dat God niets meer voor hen kan doen. Als dit feit door allen gezien wordt, wordt de stem van God opnieuw gehoord, niet alleen in de hemel, maar ook op deze aarde, die zegt: "Het is geschied". Op. 16 : 17 - 21. Hebr. 12 : 26. Dan wordt aan het grote Babylon "den drinkbeker van den wijn des toorns zijner gramschap gegeven" Op. 16 : 19, in de zevende plaag, die universeel is. De andere zijn niet universeel. Deze manifestatie van Gods onvermengde wraak tegen de zonde is maar een andere manifestatie van Zijn onvermengde 1 iefde voor deze, die de zonde zoekt te vernietigen.

5. De zonde van Samaria was Baal, of aanbidding der zon ( 1 Kon. 16 : 31, 32) waarvan de Zondag steeds een teken is. De God van Dan werd voorgesteld door twee gouden kalven, die Jeroboam opstelde. 2 Kron. 13 : 8; 1 Kon. 12 28 - 30. In deze afgodendienst werd aan al de geboden van God verzaakt. 2 Kon. 17 : 16. Zo zullen gedurende deze tijd, het belijdende volk van God Zijn wet verzaakt hebben en het teken van Baal of de aanbidding der zon verheerlijken, en zweren, dat het van de Heer is, en terzelvertijde zullen zij zoeken naar het woord van de Heer. Maar nu zal God de gedenkenis van Baal en deze, die zweren bij valse goden, afsnijden. Zef. 1 : 2 - 6