De val van Babylon, de boodschap van de 2de engel

“En een andere, een tweede engel, volgde, zeggende: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht zijner hoererij alle volken heeft doen drinken.” Openbaring 14: 8.

Deze boodschap wordt herhaald met de woorden:
“En hij riep met sterke stem, zeggende: Gevallen, gevallen is de grote stad Babylon en zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte, omdat van de wijn van de hartstocht harer hoererij al de volken gedronken hebben en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid.” Openbaring 18: 2, 3.
Net als met de boodschap van de eerste engel gaat het hier om het einde van de genadetijd. De eerste engel kondigt het oordeel aan. Ieder geval wordt beslist. En de beslissing als gevolg van onderzoek is onherroepelijk. Er is geen hogere instantie dan de goddelijke rechtbank.
De tweede engel volgt en laat het vonnis horen. Babylon is gevallen! Het gaat hier om kerken en gemeenschappen die eerst stonden, maar die nu gevallen zijn. En als deze boodschap aanzwelt tot een luide roep (en hij riep met sterke stem), worden Gods kinderen aangesproken, “gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen. Want haar zonden hebben zich opgehoopt tot aan de hemel, en God heeft aan haar ongerechtigheid gedacht.”Openbaring 18: 4-6.
De maat is vol. Gods kinderen die zich daar nog bevinden worden nu opgeroepen om haar te verlaten. Haar wordt vergelding aangezegd. Haar plagen komen op één dag. Dat drukt twee dingen uit: het is plotseling en het is van korte duur, één dag. Profetisch gezien zou dat één jaar zijn.
De boodschap om haar te verlaten is ook de laatste boodschap. Als deze weerklonken heeft, dan volgt er geen tweede. De profeet zegt:
“En geen lamplicht zal meer in u schijnen, en geen stem van bruidegom en bruid zal meer in u gehoord worden.. .“Openbaring 18: 23. Nu is de boodschap: “En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.” Openbaring 22: 17. Maar dan is het dat de boodschap niet meer gehoord wordt.
Hoererij en een bruiloft
Over Babylon wordt gezegd dat zij een hoer is:
• De wijn van de hartstocht zijner hoererij (Openbaring 14: 8)

• Het grote Babylon, moeder van de hoeren (Openbaring 17: 5)
• De wijn van de hartstocht harer hoererij (Openbaring 18: 3)
• Die de aarde met haar hoererij verdierf (Openbaring 19: 2)

Over de gemeente van Christus wordt gezegd dat het huwelijk voltrokken wordt:
• De Almachtige heeft het Koningschap aanvaard (Openbaring 19: 6)
• Want de bruiloft der Lams is gekomen (Openbaring 19: 7)
Babylon de hoer ontvangt macht door haar hoererijen:
• Één uur ontvangen zij macht als koningen, met het beest (Openbaring 17: 12)
• De vrouw die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde (Openbaring 17: 18)
• En de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben ( Openbaring 18: 3)
• Zij zegt in haar hart ‘ik troon als koningin” (Openbaring 18: 7)
Zo wordt van de bruiloft gezegd:
• De Here onze God, de Almachtige heeft het Koningschap aanvaard... want de bruiloft des Lams is gekomen (Openbaring 19: 6-8)

Wat is hoererij

Babylon is een kerk, een afvallige kerk. Gods kinderen wordt aangezegd Babylon te verlaten: “Gaat uit van haar mijn volk.” En het zijn de koningen der aarde die met haar gehoereerd hebben. Hoererij betekent dus dat de kerk met de wereld en met de staat een verbinding aangaat. Zich wendt tot de staat en zich afwendt van Christus. Net voor de wederkomst zal dat een wereldwijde toestand zijn. De kerk die heersen wil in de staat, of zoals de profetie zegt: “Babylon heeft het koningschap over de koningen der aarde.” Openbaring 17: 18. Dat betekent dus dat de verbinding van kerk en staat daarin bestaat dat de kerk de macht in de staat heeft en dat kerkelijk recht, recht wordt in de staat. Er worden kerkelijke wetten uitgevaardigd. Dat is precies wat de profetie zegt. De wetgeving zal gaan over de aanbidding, dat is dus godsdienstige wetgeving.
• En het bewerkt dat de aarde en die daarop wonen, het eerste beest zullen aanbidden (Openbaring 13: 12)
• Allen die het beest aanbaden (Openbaring 13: 15)
• Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt (Openbaring 14: 9)

• Die het beest en zijn beeld aanbidt (Openbaring 14: 9)

• Die zijn beeld aanbaden (Openbaring 16: 2)

De gevolgen van kerkelijke wetgeving via de staat
In Openbaring 18: 2, 3 worden ons de gevolgen beschreven die een verbinding van kerk en staat heeft. Babylon, de afvallige kerken zijn daardoor geworden “een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten, en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte.” Openbaring 18: 2.
Het woord dat hier vertaald wordt met schuilplaats en in de Statenvertaling met bewaarplaats, moet eigenlijk vertaald worden met gevangenis. De King James Bijbel vertaalt hier “hold” dat is een gevangeniscel en “cage” dat is een vogelkooi. Wat betekent dat eigenlijk? De eigenlijke betekenis is dat door een verbinding van kerk en staat de gehele wereld één grote gevangenis wordt. Net als in de Middeleeuwen, je hebt een ander geloof en dat is niet het geloof dat de staat aangeeft; dan ben je vogelvrij verklaard.
Een voorbeeld uit het hedendaagse leven; je bent in Saudi-Arabië, en je wilt daar de christen zijn uitleven zoals in Nederland. Dat is een riskante zaak, want daar staat de doodstraf op. Al die mensen die daar wonen en die zich daaraan onderwerpen zitten in de gevangenis. Normaal merken zij daar niets van. Maar op het moment dat je van geloof veranderen wilt, merk je plotseling dat je in de gevangenis zit. Dat is de dagelijkse praktijk in de islamitische landen. Daar is de Islam voorgeschreven. Daar heerst de Sharia, het islamitische recht.
Maar hetzelfde gebeurt als men het christendom tot staatsgodsdienst verheft. Dat maakt de wereld tot een gevangenis. Op het moment dat op kerkelijke aandrang de staat zich vereenzelvigt met de godsdienst of een kerk, gaat de gevangenis open en moet er gekozen worden. Zelfs als je eigen godsdienst met de staat verbonden wordt, wordt je een gevangene. Dat merk je op het moment dat je van godsdienst wilt veranderen.
Op het moment dat de staat en de godsdienst zich in de wetgeving met elkaar verenigen gaan de gevangenis open. En wij zullen zien dat deze gevangenis dezelfde is als in de Middeleeuwen en als in de islamitische staten. Iedereen moet zich dan gedragen alsof men een christen is.
Dat betekent dat huichelarij noodzakelijk wordt. En dat niet vrijwillig, maar gedrongen door de staat. Nationale afval zal uitlopen op nationaal verderf. De hele maatschappij wordt dan één grote leugen.

Alexander Vinet heeft het als volgt onder woorden gebracht:
“Als de staat als zodanig een godsdienst bezitten kan, dan beweren wij dat het individu er vanaf dat moment geen bezitten kan, en dat de minste graad van godsdienstvrijheid een asociale dwaling is. Wij weigeren iets aan de staat toe te staan, tenzij alles wordt toegestaan, of iets te weigeren tenzij alles wordt geweigerd...
Die staat die mij van mijn godsdienst wil beroven, alarmeert mij veel minder dan de staat die een godsdienst voor zichzelf wil bezitten. Een grondwet die de staat godsdienstig maakt, maakt het individu ongodsdienstig, voor zover hij zo’n godsdienst toestaat. Tevergeefs zal hij uitvaren tegen huichelarij en leugen. Er zit in het politieke systeem dat hij aanhangt een elementaire leugen, waaraan hij op grond van zijn goedkeuring, deel heeft. Bovendien zal deze leugen zich niet beperken tot de theorie. Zij heeft praktische gevolgen. Zij brengt een lange rij van huichelarijen voort. Hij die dit aanvaardt, aanvaardt de burgerlijke macht als een verantwoordelijk heerser over zijn geweten, en verplicht de staat om voor hem in een godsdienst te voorzien...
Als de kerk toegeeft aan de ideefixe van een staatsgodsdienst, dan heeft zij tot op zekere hoogte het bewustzijn voor haar eigen realiteit verloren, en dit bewustzijn heeft de neiging om steeds zwakker te worden.”
Prof. Alexander Vinet, The conscience of the State, blz. 12-14.

Het geloof
“Houd gij het geloof, dat gij hebt bij uzelf voor het aangezicht Gods.” Romeinen 14: 22.
“Wie zijt gij dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan.” Romeinen 14: 4. De Staten Vertaling zegt het iets anders: “Hebt gij geloof? Hebt dat voor uzelven voor God.” Romeinen 14: 22.
Het is volgens de Schrift een individuele zaak. De kerk kan niet geloven en de staat ook niet. De kerk kan belijden maar de kerk kan niet geloven. Het geloof is zo persoonlijk dat het alleen staat voor de rechtbank van God.
“Wij zullen allen voor de rechterstoel van Christus gebracht worden.” Romeinen 14: 10. “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden.” 2 Korintiërs 5: 10.
God neemt ons aan als wij aanspraak maken op zijn beloften en aan de voorwaarden voldoen. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en waarachtig dat Hij onze zonden vergeeft. God neem ons niet aan omdat wij bij een ken zijn. Nog veel minder neemt Hij ons aan als wij bij een staat horen Een staat kan niet geloven en ook niet belijden. De staat heeft ook niets met godsdienst te maken. Jezus heeft deze waarheden heel duidelijk aangegeven:
• “En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, wan Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. Wie Mij verwerpt, en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord dat Ik heb gesproken, dat zal hen oordelen tenjongsten dage.” Johannes 12: 47, 48.
Uit deze woorden komt duidelijk naar voren dat niemand het recht heeft iemand omwille van zijn geloof te veroordelen. Het oordelen daarover is door Christus gesteld op de jongste dag.
• “Geef de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.” Mattheüs 22: 21
Wat van God is wordt hier gescheiden van dat wat van de keizer is. Iets is niet van God en van de keizer tegelijkertijd. Het is óf van keizer óf van God. Aanbidding van God. God en de keizer, kerk staat moeten gescheiden zijn. Aanbidding valt niet onder de keizer evenmin de dag van aanbidding. Het gaat in de Bijbel om het individu, met een eigen geloof, niet het geloof van de gemeenschap, het kerk, hetzij staat.
Het geloof is het geloof in Christus. En op de jongste dag komt ieder individueel voor de Rechter. Dan het geloof openbaar. Daarom moeten nu kerk en staat gescheiden zijn
Of zoals Vinet zegt: Als de staat godsdienstig wordt, wordt het individu ongodsdienstig.
Als dus op wereldwijde schaal het christendom aangenomen wordt als de godsdienst van de staat, dan is de hele wereld ongodsdienstig. Dan hoopt de zonde zich op tot de hemel en is de val van de kerken (Babylon) volkomen. Dat sluit de genadetijd af.
Het huwelijk van de gemeente en het Koningschap van Christus
De laatste ervaringen van de afvallige kerken en de ervaring van Gods laatste kinderen, loopt gelijk op. Als de verbinding van kerk en staat vaste vormen aanneemt en Babylon de macht ontvangt over de koningen der gehele wereld, dan gebeurt er ook iets met de ware gemeente Gods.
“En de vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde.”Openbaring 17: 18.
De koningen der aarde “geven hun koningschap aan het beest.” Openbaring 17: 17.
Hoererj betekent dus machtsovername door de kerken.
Dat is ook het geval bij het huwelijk van de gemeente van Christus. Het huwelijk betekent machtsovername door Christus. Let op wat de stem zegt:
“Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard. Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt, en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.” Openbaring 19: 6-8.
“En hij zeide tot mij: Schrijft, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams.” Openbaring 19: 9.
Jezus zelf wordt de Koning van gemeente. Hij was de profeet, Hij nu de Hogepriester, maar dan word Hij Koning. De Psalmist zegt daar over:
“De Here is Koning..... vast staat nu de wereld, zij wankelt niet.” Psalm 93: 1.
“Zegt onder de volken: De Here Koning, vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt.” Psalm 96: 1 Als Jezus het koningschap aanvaardt, dan is zijn volk onbeweeglijk. Onder de leiding van Jezus als Koning begint de kerk van Christus aan haar laatste etappe.