Vertrouwen en Gehoorzamen 1

De tegenstander kent geen rust,
Wanneer hij Gods kinderen sust,
Hij plant elk denkbare leugen,
Ja, heel diep in het geheugen.

Toch moet ik nagaan om te zien,
Waarom en wie ik waarlijk dien,
Daar, aanbidding, lof en eer,
Behoren toe aan, God de Heer.

Zo is het goed te overwegen,
Welk waarde ik hecht aan Gods zegen,
Daar elk genade vrij gegeven,
Vrucht hoort te dragen in dit leven.

Word ik onaangenaam verrast,
En ook met tegenspoed belast,
Dan vraag ik niet: “Heer waarom”?
Maar richt mijn ziel naar het heiligdom.

Yvette

Zoeken naar

Algemeen